ECLI:NL:GHAMS:2023:24

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
23-001427-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling tijdens een demonstratie met geslaagd beroep op noodweerexces

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in Rotterdam. De verdachte, geboren in 1996, was beschuldigd van mishandeling van een onbekend gebleven vrouw tijdens een demonstratie op 16 oktober 2019 in Rotterdam. De tenlastelegging omvatte het meermalen slaan en aan de haren trekken van het slachtoffer. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die eerder had geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 december 2022 heeft het hof de verklaringen van de verdachte, de raadsvrouw en de advocaat-generaal gehoord. De advocaat-generaal stelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de raadsvrouw pleitte voor vrijspraak op basis van het ontbreken van letsel bij het slachtoffer en een geslaagd beroep op noodweer. Het hof heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk het slachtoffer heeft mishandeld, wat pijn heeft veroorzaakt.

Het hof heeft echter ook het beroep op noodweerexces van de verdachte overwogen. De verdachte verklaarde dat zij zichzelf en een zwangere vrouw uit haar groep verdedigde tegen een aanval van de groep van het slachtoffer. Het hof oordeelde dat er sprake was van een onmiddellijke, wederrechtelijke aanranding, maar dat de grenzen van noodzakelijke verdediging waren overschreden toen de verdachte boven op het slachtoffer ging zitten en haar sloeg. Desondanks oordeelde het hof dat de verdachte niet strafbaar was vanwege de hevige gemoedsbeweging die haar handelen had veroorzaakt. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001427-21
datum uitspraak: 5 januari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 27 juli 2020 in de strafzaak onder parketnummer 10-250032-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 16 oktober 2019 te Rotterdam een onbekend gebleven vrouw heeft mishandeld door haar meermalen te slaan en/of aan de haren te trekken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, en dat aan de verdachte geen geslaagd beroep op noodweer(exces) toekomt.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij, kort samengevat, aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat bij het slachtoffer pijn of letsel is opgetreden. De onbekend gebleven vrouw heeft desgevraagd bij de politiemedewerker kenbaar gemaakt dat zij niet door de verdachte is mishandeld en de politie heeft geen letsel bij de onbekend gebleven vrouw waargenomen.
Het hof verwerpt dit verweer. Daartoe is het volgende redengevend.
Uit de verklaring van de verbalisant [verbalisant], als getuige, afgelegd op de terechtzitting in eerste aanleg van 27 juli 2020, volgt dat de verdachte boven op het slachtoffer zat en dat zij met haar vuist insloeg op het lichaam en het hoofd van dat slachtoffer. Dat de verdachte boven op het slachtoffer zat wordt bevestigd door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] van 18 oktober 2020, waarin zij verklaart dat de verdachte boven op de vrouw zat, die naast medeverdachte [medeverdachte] op de grond lag. Daarbij komt dat de verdachte zelf op 18 oktober 2020 bij de politie heeft verklaard dat zij de onbekend gebleven vrouw aan haar haren heeft getrokken en twee klappen heeft gegeven. Het hof gaat er aldus vanuit dat sprake is geweest van slaan, terwijl de verdachte boven op het slachtoffer zat, en aan de haren trekken van het slachtoffer door de verdachte. Het trekken aan haren en slaan tegen het lichaam en in het gezicht levert, naar algemene ervaringsregels pijn op. Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft mishandeld, waardoor zij pijn heeft ervaren.
De raadsvrouw heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat haar een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaring van de verdachte dat zij zichzelf en de zwangere vrouw uit haar groep verdedigde, steun vindt in de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en in de verklaring van getuige [getuige], afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg. De verdachte kon zich niet aan het geweld onttrekken en de verdediging tegen het geweld van de onbekend gebleven vrouw was geboden en proportioneel, aldus de raadsvrouw. Subsidiair heeft de raadsvrouw namens de verdachte een beroep op noodweerexces gedaan.
Deze laatste verweren zullen worden besproken bij de strafbaarheid van de verdachte.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 16 oktober 2019 te Rotterdam een onbekend gebleven vrouw heeft mishandeld door haar meermalen te slaan en aan de haren te trekken;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake is van noodzakelijke verdediging tegen een onmiddellijke, wederrechtelijke aanranding van het eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, of - onder omstandigheden- een dreigend gevaar voor een dergelijke aanranding en dat het uitgeoefende geweld binnen aanvaardbare grenzen is gebleven (dus proportioneel was). De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat de groep van het slachtoffer de groep van de verdachte wilde aanvallen en dat de zwangere vrouw uit de groep van de verdachte tussen de beide groepen in stond. Toen de verdachte zag dat een ander meisje werd geslagen heeft zij ingegrepen door het slachtoffer aan haar haren weg te trekken. Het werd de verdachte op een bepaald moment zwart voor de ogen, omdat het slachtoffer zich bleef opdringen, de situatie hectisch was en er een zwangere vrouw bij was.
Bovenstaande lezing van de verdachte wordt bevestigd door de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte], inhoudende dat zij door iemand uit de groep van het slachtoffer in haar gezicht is geslagen en de verklaring van de getuige [getuige], dat de groep met Turkse dames waarvan het slachtoffer onderdeel uitmaakte, de eerste klappen uitdeelde. Aldus is naar het oordeel van het hof aannemelijk geworden dat sprake was van een onmiddellijke, wederrechtelijke aanranding van andermans lijf waartegen (ook) verdachte zich mocht verdedigen. De groep van het slachtoffer heeft immers als eerste de confrontatie gezocht, onder meer door de medeverdachte [medeverdachte] te slaan.
Het daaropvolgende geweld van de zijde van de verdachte, te weten het aan de haren vastpakken en wegtrekken van het slachtoffer, is als proportioneel aan te merken tot het moment waarop het slachtoffer op de grond lag. Het hof is echter van oordeel dat de grenzen van de geboden en noodzakelijke verdediging zijn overschreden vanaf dat moment. In die situatie was er immers niet langer sprake van een situatie die noopte tot enige verdediging. Het op dat moment op het slachtoffer door de verdachte uitgeoefende geweld, boven op het slachtoffer zitten en tegen haar lichaam en in het gezicht slaan, kan niet worden aangemerkt als een noodzakelijke en geboden verdediging.
De raadsvrouw heeft het in eerste aanleg gedane beroep op noodweerexces gehandhaafd en verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Zoals hiervoor overwogen, acht het hof de grenzen van de geboden en noodzakelijke verdediging overschreden vanaf het moment dat de verdachte boven op het slachtoffer is gaan zitten en op haar in sloeg. Vanwege de sterke emoties die door het gedrag van het slachtoffer bij de verdachte zijn opgewekt, is het hof echter van oordeel dat dit handelen van de verdachte kennelijk het gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging. Uit de verklaring van de verdachte blijkt immers dat zij de belager erop had gewezen dat er een zwangere vrouw bij was en dat het de verdachte, toen deze belager doorging met haar aanvallende gedrag, zwart voor de ogen werd.
Aldus slaagt het beroep op noodweerexces, is de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde niet strafbaar en dient zij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. R.D. van Heffen en mr. J. Steenbrink, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 januari 2023.
Mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg en mr. J. Steenbrink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]