ECLI:NL:GHAMS:2023:2381

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
200.330.139/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geschil ouders over inschrijving kind in de Basisregistratie Personen en op school

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin een geschil tussen de ouders over de inschrijving van hun minderjarige kind in de Basisregistratie Personen (BRP) en op school aan de orde is. De vader is op 19 juli 2023 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 29 juni 2023, waarin de moeder toestemming kreeg om hun kind in te schrijven op basisschool [basisschool 1] te [plaats B] en om met het kind naar Polen te reizen. De vader verzoekt het hof om de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het bestreden vonnis te schorsen en om de vorderingen van de moeder af te wijzen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 september 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De vader stelt dat hij de hoofdopvoeder is van het kind en dat de moeder onterecht de toestemming heeft gekregen om het kind in te schrijven op de school in [plaats B]. De moeder betwist dit en stelt dat zij altijd de hoofdverzorger is geweest en dat het in het belang van het kind is om op de school in [plaats B] ingeschreven te blijven. Het hof heeft overwogen dat het belang van het kind voorop staat en dat er momenteel onvoldoende redenen zijn om de inschrijving van het kind op de basisschool te wijzigen.

Het hof heeft de grieven van de vader afgewezen en het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het hof heeft in zijn beslissing benadrukt dat de ouders zich moeten inspannen om de communicatie te verbeteren en het vertrouwen in elkaar te herstellen, in het belang van hun kind.

Uitspraak

__________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.330.139/01 SKG
zaak-/rolnummer rechtbank: C/15/340034 / KG ZA 23-258
arrest van de meervoudige kamer van 3 oktober 2023
in de zaak van
[de vader],
wonende te [plaats A] ,
appellant,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M. Thieme te Zaandam,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. S. Toughza te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Partijen worden hierna respectievelijk de vader en de moeder genoemd.
1.2
De vader is bij dagvaarding van 19 juli 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) van 29 juni 2023, in kort geding gewezen tussen de moeder als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, en de vader als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie. De appeldagvaarding bevat de grieven.
De vader heeft in de appeldagvaarding tevens schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring verzocht.
1.3
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- de memorie van antwoord, tevens de memorie van grieven in incidenteel appel, met wijziging c.q. vermeerdering van eis, van 15 augustus 2023 van de zijde van de moeder, met producties, tevens verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties;
- een akte van de zijde van de moeder van 31 augustus 2023 met productie;
- een akte van de zijde van de moeder van 4 september 2023, met producties;
- een akte van de zijde van de moeder van 5 september 2023;
- een akte van de zijde van de vader van 6 september 2023, met producties.
1.4
De vader heeft geconcludeerd dat het hof:
I. zal schorsen de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het bestreden vonnis onder 6.4, 6.5 en 6.6;
II. het bestreden vonnis zal vernietigen, en, opnieuw rechtdoende:
III. a. de vordering van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen om met [minderjarige ] naar Polen te reizen en aldaar te verblijven alsnog zal afwijzen;
b. de vordering van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen om [minderjarige ] op basisschool [basisschool 1] te [plaats B] te doen inschrijven alsnog zal afwijzen;
c. de vordering van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen om [minderjarige ] in te schrijven op het adres [A-straat] te [plaats B] alsnog zal afwijzen;
d. de vordering van de vader om [minderjarige ] in te schrijven op het adres van de vader aan de [B-straat] te [plaats A] alsnog zal toewijzen en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren;
e. de vader vervangende toestemming zal verlenen om [minderjarige ] te (her)inschrijven op de basisschool [basisschool 2] te [plaats A] en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren;
1.5
De moeder heeft in het principaal hoger beroep geconcludeerd dat het hof de vader niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vorderingen, dan wel alle vorderingen van de vader zal afwijzen en het bestreden vonnis zal bekrachtigen, voor zover het betreft de punten 6.1, 6.2, 6.4, 6.5, 6.6 en 6.7. van het dictum.
De moeder heeft in het incidenteel hoger beroep geconcludeerd dat het hof, voor zover het vonnis geheel dan wel gedeeltelijk wordt vernietigd:
A. de moeder vervangende toestemming zal verlenen om met [minderjarige ] te verhuizen naar de [A-straat] te [plaats B] ;
B. de moeder vervangende toestemming zal verlenen om [minderjarige ] in te schrijven op het adres [A-straat] te [plaats B] ;
C. de moeder vervangende toestemming zal verlenen om [minderjarige ] definitief in te schrijven op de basisschool [basisschool 1] te [plaats B] ;
D. de moeder vervangende toestemming zal verlenen om van 6 augustus tot en met 23 augustus 2023 met [minderjarige ] naar Polen af te reizen en daar ook te verblijven;
E. de vordering van de vader om vervangende toestemming te verlenen voor de vakantie naar Spanje van 26 augustus tot en met 2 september 2023 alsnog zal afwijzen.
Verder heeft de moeder geconcludeerd dat het hof de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het bestreden vonnis zal schorsen, voor zover het betreft punt 6.3 van het dictum.
Tot slot heeft de moeder geconcludeerd tot veroordeling van de vader in de proceskosten.
1.6
De vader heeft in het incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de moeder dan wel afwijzing van haar vorderingen.
1.7
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 11 september 2023, waar partijen zijn verschenen met hun advocaten.
1.8
Ter zitting heeft het hof meegedeeld dat de akte van de zijde van de moeder van 5 september 2023 niet zal worden meegenomen bij de beoordeling door het hof, omdat deze in strijd komt met de in hoger beroep geldende tweeconclusieregel.
1.9
Ter zitting zijn partijen een voorlopige regeling overeengekomen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [minderjarige ] met ieder der ouders. Daarvan is een proces-verbaal van schikking opgemaakt dat is ondertekend door de ouders.
1.1
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

2.1
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2.1 tot en met 2.3. de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
2.2
Partijen zijn [in] 2019 te [plaats A] met elkaar gehuwd. De vader heeft de Nederlandse nationaliteit. De moeder heeft de Poolse nationaliteit.
2.3
Uit het huwelijk van partijen is geboren:
- [minderjarige ] , geboren [in] 2019 te [plaats C] .
2.4
Na het uiteengaan van partijen is de moeder in januari 2023 in [plaats D] gaan wonen en sinds 15 mei 2023 in [plaats B] . De echtelijke woning van partijen is op 30 juni 2023 aan een derde geleverd. De vader heeft een huurwoning in [plaats A] betrokken.
2.5
Tussen partijen is een echtscheidingsprocedure aanhangig bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, met zaak-/rekestnummer C/15/339783 / FA RK 23-2229 en zij zijn op 14 juni 2023 door de rechtbank verwezen naar een hulptraject.

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg heeft de moeder in conventie, voor zover thans van belang, gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
- aan haar vervangende toestemming zal worden verleend om [minderjarige ] definitief in te schrijven op basisschool [basisschool 1] te [plaats B] ;
- aan haar vervangende toestemming zal worden verleend om van 13 augustus tot en met 2 september 2023 met [minderjarige ] naar Polen af te reizen en aldaar te verblijven.
Zij heeft aanvullend gevorderd te bepalen dat aan haar vervangende toestemming zal worden verleend om [minderjarige ] in te schrijven op het adres [A-straat] te [plaats B] .
De vader heeft in eerste aanleg in reconventie, voor zover thans van belang, gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
- aan hem vervangende toestemming zal worden verleend om [minderjarige ] in te schrijven op het nieuwe adres van de vader aan de [B-straat] te [plaats A] ;
- aan hem vervangende toestemming zal worden verleend om met [minderjarige ] uit te reizen uit en in te reizen in Nederland en in te reizen in en uit te reizen uit Spanje, inclusief de doortocht van Nederland naar Spanje, middels het overgaan van de landsgrenzen van België en Frankrijk, en van 26 augustus tot en met 2 september 2023 in Spanje te verblijven, en te bepalen dat deze toestemming in de plaats treedt van de van de moeder benodigde toestemming.
3.2
De voorzieningenrechter heeft bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, voor zover thans van belang, de vader, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de moeder, toestemming verleend om met [minderjarige ] uit- en in te reizen van en naar Spanje, inclusief de doortocht van Nederland naar Spanje, middels het overgaan van de landsgrenzen van België en Frankrijk, alsook van 26 augustus 2023 tot en met 2 september 2023 in Spanje te verblijven (6.3). De moeder is, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vader, toestemming verleend om met [minderjarige ] van 13 augustus 2023, dan wel een week eerder, tot 24 augustus 2023, naar Polen af te reizen en aldaar te verblijven (6.4). Voorts is de vader veroordeeld om alle nodige medewerking te verlenen om [minderjarige ] in te schrijven in de basisregistratie personen op het adres van de moeder in [plaats B] (6.5) en is de moeder, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vader, toestemming verleend om [minderjarige ] in te schrijven op basisschool [basisschool 1] te [plaats B] (6.6). Het meer of anders gevorderde is afgewezen (6.9).
3.3
Zowel de vader als de moeder komen in hoger beroep op tegen een deel van het vonnis van de voorzieningenrechter. Het hof zal de grieven zoveel mogelijk gezamenlijk behandelen.
3.4
Ter zitting hebben partijen hun grieven tegen het oordeel van de voorzieningenrechter onder 6.3 en 6.4 (grotendeels, zie hierna onder 3.5) ingetrokken, zodat deze in zoverre geen behandeling meer behoeven. Tevens hebben partijen hun verzoeken tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het bestreden vonnis ingetrokken voor zover het de vakanties betreft.
Reis van de moeder en [minderjarige ] naar Polen
3.5
De vader heeft zijn grieven I tot en met III tegen het oordeel van de voorzieningenrechter onder 6.4 gehandhaafd, voor zover is geoordeeld dat de moeder toestemming krijgt een week eerder naar Polen te gaan dan 13 augustus 2023. De moeder had dit niet verzocht en de voorzieningenrechter is dus buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden, aldus de vader. Het hof overweegt als volgt. Nog afgezien van het standpunt van de moeder dat zij ter zitting in eerste aanleg de bereidheid heeft getoond haar vakantie met een week te vervroegen, is de vakantieperiode voorbij en heeft de vader in het kader van dit spoed kortgeding geen belang meer bij een beoordeling van zijn grief.
Inschrijving [minderjarige ] in de basisregistratie personen
3.6
De grieven III tot en met VI van de vader betreffen de veroordeling van de vader alle nodige medewerking te verlenen om [minderjarige ] in te schrijven in de basisregistratie personen op het adres van de moeder in [plaats B] (punt 6.5 dictum) en de afwijzing van het verzoek van de vader om [minderjarige ] op het adres van de vader in te schrijven (punt 6.9 dictum). Samengevat voert de vader daartoe het volgende aan. Onjuist is dat de moeder de hoofdopvoeder is van [minderjarige ] . Voor [minderjarige ] geldt al geruime tijd een co-ouderschapsregeling, waarbij hij gedurende een deel van de week bij de moeder verblijft en gedurende het andere deel bij de vader. Partijen hebben altijd een co-ouderschap voor ogen gehad, waarbij [minderjarige ] in de omgeving van [plaats A] zou blijven wonen. [minderjarige ] stond al ingeschreven bij basisschool [basisschool 2] in [plaats A] . De moeder is op 20 januari 2023 uit de echtelijke woning vertrokken. Zij is in [plaats D] gaan wonen en vervolgens in [plaats B] , waarin de vader niet is gekend. [minderjarige ] stond ingeschreven op het adres van de voormalige echtelijke woning. De moeder heeft eigenhandig getracht de feitelijke inschrijving van [minderjarige ] naar haar adres in [plaats D] te laten wijzigen, wat de vader ongedaan heeft gemaakt omdat hij hiervoor geen toestemming had verleend. Zij heeft hetzelfde gedaan ten aanzien van haar verhuizing naar [plaats B] . Onder die omstandigheden kan ervan worden uitgegaan dat [minderjarige ] nog altijd met instemming van beide partijen ingeschreven stond in [plaats A] en aldus daar zijn feitelijk hoofdverblijf heeft, dus bij de vader. Een andersluidende voorziening ontbreekt. De moeder, die fulltime werkt, heeft gedurende het huwelijk haar carrière voor laten gaan op de verzorging van [minderjarige ] . De vader werkte voorheen fulltime en inmiddels parttime. Aan het begin van dit jaar is de vader werkloos geworden, zodat hij volledig beschikbaar is geweest voor [minderjarige ] . Hij betwist dat hij toen zwart heeft gewerkt. Hij is nu bezig met het opstarten van een eigen onderneming, is flexibel in zijn werktijden en werkt momenteel aanzienlijk minder uren dan de moeder. Dat de vader de hoofdopvoeder van [minderjarige ] is blijkt uit de omstandigheid dat hij alle zaken voor hem regelt en zorg voor hem draagt. Met name het netwerk van de vader, en niet dat van de moeder, is bij de opvoeding van [minderjarige ] betrokken. Vaders’ familie, die ook in [plaats A] woont, speelt een grote rol in het leven van [minderjarige ] . De vader en [minderjarige ] hebben tot kort voor de levering van de echtelijke woning van partijen aan een derde op 30 juni 2023 in die woning gewoond. De vader betwist dat sprake is van verslavingsproblematiek aan zijn zijde. Voorts voert hij aan dat partijen weliswaar ruzie hebben gemaakt in de laatste fase van hun samenzijn maar dat van agressie (anders dan verbaal) nooit sprake is geweest. Onjuist is ook dat de moeder de vader nooit alleen heeft gelaten met [minderjarige ] . De kinderbijslag wordt nog steeds op de rekening van de vader overgemaakt.
3.7
De moeder voert verweer. Zij voert daartoe samengevat het volgende aan. Zij is het eens met de beslissing van de voorzieningenrechter. Toen de ouders in september 2022 hadden besloten om te gaan scheiden, is de moeder gedwongen de woning te verlaten. De moeder heeft de echtelijke woning samen met [minderjarige ] verlaten, omdat zij niet meer veilig waren, dus niet vrijwillig. Nadat de moeder door de vader op straat was gezet, is zij eerst tijdelijk verhuisd naar [plaats D] . Vervolgens is zij permanent in [plaats B] gaan wonen. [minderjarige ] is meeverhuisd. Zijn spullen lagen bij de moeder, hij is op het adres van de moeder ingeschreven en hij kreeg een nieuwe huisarts. De vader was hiervan op de hoogte.
De ouders waren het erover eens dat het hoofdverblijf van [minderjarige ] bij de moeder zou zijn, in overeenstemming met de feitelijke situatie. De moeder is altijd de hoofdverzorger van [minderjarige ] geweest; zij is het eerste aanspreekpunt voor instanties, opvang, logopedie, tandarts en huisarts en zij regelt alle zaken voor [minderjarige ] . De situatie van [minderjarige ] bij de vader is niet veilig. De vader heeft agressieproblemen en hij gebruikt alcohol en drugs. De vader stelt dat hij cannabis gebruikt in verband met ADHD, maar de huisarts is hiervan niet op de hoogte. Bovendien wordt het over het algemeen juist afgeraden om cannabis te gebruiken bij ADHD. De vader weigert hulp te zoeken voor zijn drugsgebruik. De vader heeft tegen de moeder en [minderjarige ] geschreeuwd en gescholden. Sinds [minderjarige ] bij zijn vader verblijft gaat het niet goed met hem; hij is vermoeid, hij stottert meer en hij vertoont volgens de kinderopvang gedragsproblemen. [minderjarige ] doet bovendien zorgelijke uitspraken dat hij door zijn vader wordt geslagen. Volgens de huisarts moet [minderjarige ] een kinderpsycholoog bezoeken. De vader weigert echter hieraan zijn medewerking te verlenen. De moeder is minder gaan werken om voor [minderjarige ] te zorgen. Zij maakt geen carrière; zij heeft een baan als administratief medewerker op de bloemenveiling. Het zwaartepunt van de opvoeding ligt ook nu nog bij de moeder. Dat de vader eenzijdig een zorgschema heeft opgesteld maakt dit niet anders, nu geen uitvoering aan dit schema wordt gegeven. Een groot deel van de week verblijft [minderjarige ] bij de moeder. De vader bepaalt wanneer [minderjarige ] naar hem toegaat. Op de momenten dat [minderjarige ] bij de vader verblijft, wordt de feitelijke zorg aan oma (vaderszijde) of andere familieleden overgelaten. Ter zitting in eerste aanleg heeft de vader erkend dat hij meer dan fulltime werkt.
3.8
Het hof overweegt als volgt. De ouders hebben een turbulente periode achter de rug, met ruzies, gevolgd door het vertrek van de moeder. De feitelijke scheiding van de ouders is een gegeven. Voor dit moment is de situatie dat de vader in [plaats A] woont en de moeder in [plaats B] daarom het uitgangspunt bij de beoordeling.
De ouders zijn zich thans wel bewust van het feit dat zij er in het belang van [minderjarige ] alles aan moeten doen de communicatie tussen hen te verbeteren en het vertrouwen in elkaar zoveel mogelijk te herstellen. Daartoe hebben zij zich, na doorverwijzing in de echtscheidingsprocedure, beiden aangemeld voor een hulptraject bij Altra waar op 1 september 2023 een intakegesprek heeft plaatsgevonden. Ook hebben zij ter zitting in hoger beroep een afspraak gemaakt over de voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [minderjarige ] .
3.9
Partijen zijn verdeeld over het adres waar [minderjarige ] dient te worden ingeschreven. In dat verband lopen de standpunten over de gewenste inschrijving en over de daaraan ten grondslag liggende feiten uiteen. Zij hebben een andere visie over wie de hoofdopvoeder van [minderjarige ] was/is, en over de gang van zaken na hun uiteengaan en de afspraken die toen zijn gemaakt over het verblijf van [minderjarige ] , de inschrijving op de school en de verhuizing van de moeder. Ook verschillen zij van mening over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tot nu toe en over hoeveel de andere ouder werkt en in staat is om voor [minderjarige ] te zorgen. Voorts heeft de moeder zorgen over de veiligheid van [minderjarige ] bij de vader, waarover de vader aanvoert dat deze onterecht zijn. In het kader van de onderhavige kortgedingprocedure, die als doel heeft een voorlopige maatregel te treffen, ontbreekt de ruimte voor nader onderzoek dan wel bewijslevering aangaande deze kwesties. Of dit laatste nodig is dient in de bodemzaak (waar het gaat om de hoofdverblijfplaats en de omgang) aan de orde te komen en beslist te worden. Thans moet een spoedvoorziening worden getroffen waarbij het belang van [minderjarige ] centraal staat. [minderjarige ] gaat sinds kort naar school in [plaats B] , wat voor een vierjarige een grote stap is. Dat geldt temeer nu zijn dagen verdeeld worden tussen de ouders wat extra onrust teweeg kan brengen. Daarbij komt dat niet is uitgesloten dat de kwesties die op dit moment spelen tussen de ouders spanningen opleveren voor [minderjarige ] . Tegen deze achtergrond acht het hof het van belang dat [minderjarige ] op een zo rustig mogelijke wijze kan wennen aan zijn nieuwe levensfase. Dit houdt in dat naar aanleiding van de onderhavige procedure, in afwachting van definitieve beslissingen, zo min mogelijk wijzigingen dienen te plaats te vinden. Op dit moment staat [minderjarige ] ingeschreven op het adres van de moeder in [plaats B] . Het hof is van oordeel dat er onvoldoende redenen zijn om dit nu te veranderen. Over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige ] is nog geen definitieve beslissing genomen en de vader en zijn familie zagen en zien [minderjarige ] regelmatig doordat hij al regelmatig bij zijn vader was en door de huidige zorgregeling die is afgesproken. Beide ouders werken en beiden zeggen flexibel te zijn in hun werkdagen, waarbij onvoldoende is komen vast te staan dat de ene ouder meer werkt dan de ander en aldus minder als hoofdopvoeder kan worden beschouwd dan de ander. Of de moeder al dan niet zonder dat de vader hiervan op de hoogte was en zonder zijn instemming met [minderjarige ] is verhuisd en [minderjarige ] bij haar heeft ingeschreven, doet bij het nemen van de onderhavige beslissing niet ter zake. Daarbij komt dat [minderjarige ] nu al enige weken naar de school [basisschool 1] in [plaats B] gaat, waarin de onderhavige beslissing van het hof, zoals hierna in rechtsoverweging 3.11 zal worden gemotiveerd, geen verandering zal brengen. Gezien het voorgaande slagen de grieven van de vader op dit punt niet.
Inschrijving [minderjarige ] op school
3.1
De grieven VII tot en met X van de vader hebben betrekking op punt 6.6 in het dictum van het bestreden vonnis, waarbij de moeder toestemming is verleend, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vader, [minderjarige ] in te schrijven op basisschool [basisschool 1] te [plaats B] . De vader heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd. [minderjarige ] is - met instemming van beide ouders - reeds ingeschreven op [basisschool 2] te [plaats A] en hij heeft daar een plek toegewezen gekregen. Op de school zitten ook zijn twee neefjes en zijn vriendjes en vriendinnetjes van het kinderdagverblijf. Er zal een warme overdracht plaatsvinden en er zal extra pedagogische ondersteuning worden verleend. [minderjarige ] kent in [plaats B] of [plaats D] niemand. De afstand tussen de woning van de moeder in [plaats B] en [basisschool 1] is 7 kilometer (12 minuten met de auto en 19 minuten met de fiets). De woning die de vader toegewezen heeft gekregen bevindt zich op 600 meter van [basisschool 2] . De omstandigheid dat de moeder in de buurt van [basisschool 1] werkzaam is, prevaleert niet boven het belang van [minderjarige ] om zijn leven in [plaats A] voort te zetten. De vader kan niet zo eenvoudig door de week van [plaats A] naar [plaats B] reizen, zodat geen gevolg kan worden gegeven aan het zorgschema. Het werk van de vader is niet dicht bij [basisschool 1] , terwijl de vader de helft van de tijd de verzorging van [minderjarige ] draagt.
3.11
De moeder voert verweer en betoogt samengevat het volgende. [minderjarige ] heeft geen (sterke) binding met [plaats A] . Ten tijde van het besluit in september 2022 van de ouders om te gaan scheiden, was het onduidelijk waar zij zouden gaan wonen. Toen hebben zij ervoor gekozen om [minderjarige ] voor de zekerheid op de wachtlijst te zetten voor [basisschool 2] . De moeder heeft de vader reeds in maart 2023 op de hoogte gebracht van haar wens om [minderjarige ] in te schrijven op [basisschool 1] . Door [minderjarige ] op [basisschool 2] in te schrijven, zal er veel voor [minderjarige ] veranderen. Hij is heel erg gehecht aan zijn moeder, hij is inmiddels gesetteld in [plaats B] en hij heeft al nieuwe vrienden gemaakt. Hij verblijft al acht maanden niet meer fulltime in [plaats A] , zelfs niet voor een groot deel van de week. Omdat de vader aanvankelijk instemde met het hoofdverblijf van [minderjarige ] bij de moeder, heeft zij [minderjarige ] al maanden geleden verteld over [basisschool 1] . [minderjarige ] heeft in maart 2023 een rondleiding op [basisschool 1] gekregen en voor de zomervakantie een introductie. Hij verheugt zich erop naar die school te gaan. De school in [plaats B] is op een paar minuten afstand van het werk van de moeder gelegen. Zij kan [minderjarige ] onderweg naar haar werk op school afzetten en hem daar weer ophalen. De kwaliteit van het onderwijs is volgens het scholenonderzoek op [basisschool 1] beter dan op [basisschool 2] . [basisschool 1] heeft programma’s voor kinderen met speciale behoeftes (remedial teaching).
3.12
Het hof oordeelt als volgt. Ook bij het nemen van een beslissing omtrent de inschrijving op school staat in het kader van de door het hof te treffen voorlopige voorziening het belang van [minderjarige ] centraal. In 3.9 hiervoor heeft het hof overwogen dat [minderjarige ] op een zo rustig mogelijke wijze moet kunnen wennen aan zijn nieuwe levensfase wat inhoudt dat naar aanleiding van de onderhavige procedure, in afwachting van definitieve beslissingen, zo min mogelijk wijzigingen dienen te plaats te vinden. Dit uitgangspunt geldt ook ten aanzien van de schoolinschrijving. [minderjarige ] gaat sinds 4 september 2023 naar [basisschool 1] . De moeder heeft aangevoerd dat hij daar voor de zomervakantie een rondleiding en een introductie heeft gehad. De vader heeft aangevoerd dat de school [basisschool 2] in [plaats A] qua voorzieningen beter aansluit bij [minderjarige ] dan [basisschool 1] , maar daarvan is het hof onvoldoende gebleken. Dat ook zijn neefjes en vrienden en vriendinnen van het kinderdagverblijf naar die school gaan acht het hof geen reden om nu van school te wisselen, temeer nu [minderjarige ] , ook door de zomervakantie, al enige tijd niet meer op het kinderdagverblijf zit en bovendien niet is gebleken dat de kinderen in dezelfde klas zouden komen. Weliswaar is de afstand tussen [basisschool 2] en het huis van vader kleiner dan die tussen [basisschool 1] en het huis van moeder, maar daar staat tegenover dat de moeder [minderjarige ] naar en van haar werk gemakkelijker kan brengen respectievelijk halen. De vader betoogt dat als [minderjarige ] op [basisschool 1] blijft, hij in de toekomst niet op de fiets naar school kan. Het hof acht dit in het kader van de onderhavige te treffen voorlopige voorziening niet ter zake doende. Dat de vader [minderjarige ] vanuit [plaats A] moeilijk kan brengen naar en halen van school is ter zitting in hoger beroep niet komen vast te staan. Gelet op het voorgaande acht het hof het binnen het kader van de thans te treffen voorlopige voorziening, in het belang van [minderjarige ] dat geen wijziging komt in de inschrijving bij basisschool [basisschool 1] in [plaats B] . De grieven van de vader slagen niet.
Slotsom
3.13
Nu de grieven van de vader niet slagen zal het hof de vorderingen van de vader in het principaal hoger beroep afwijzen. Dit moet leiden tot een bekrachtiging van het bestreden vonnis. Aan de voorwaarde van de vorderingen van de moeder in het incidenteel hoger beroep wordt dus niet voldaan, zodat de moeder geen belang meer heeft bij een bespreking van haar grieven. Het hof zal dan ook haar vorderingen in het incidenteel hoger beroep afwijzen.
Verzoek schorsing uitvoerbaar bij voorraadverklaring 6.5 en 6.6
3.14
Het verzoek van de vader de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de punten 6.5 en 6.6 van het dictum van het bestreden vonnis te schorsen zal het hof afwijzen wegens gebrek aan belang, aangezien ten aanzien van het tegen deze punten ingestelde hoger beroep in het onderhavige arrest zal worden beslist.
Proceskosten
3.15
Het hof ziet aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, gelet op de familierelatie tussen partijen. De andersluidende vordering van de moeder zal het hof afwijzen.

4.Beslissing

Het hof:
in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
wijst af het meer of anders gevorderde.
in het schorsingsincident:
wijst af het verzoek van de vader de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de punten 6.5 en 6.6 van het bestreden vonnis te schorsen;
in beide zaken:
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Jonkers, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. J.W. van Zaane, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.