4.1Bij de bestreden beschikking is, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als
volgt zal zijn:
[minderjarige] verblijft bij de man:
-gedurende vier weken (vanaf de dagtekening van deze beschikking) hetzij op zaterdag
hetzij op zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur;
-vervolgens gedurende vier weken elk weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00
uur;
-vervolgens ieder weekend van vrijdag 15.00 uur tot zondag 19.00 uur.
Hierbij geldt dat de man [minderjarige] bij de vrouw ophaalt en de vrouw [minderjarige] weer ophaalt uit
[plaats B] .
De vrouw had verzocht een regeling vast te stellen waarbij de man omgang heeft met [minderjarige] de ene week op zaterdag van 11.00 uur tot 14.00 uur en de andere week op zondag van 11.00 uur tot 14.00 uur.
De man had verzocht een regeling vast te stellen waarbij hij wekelijks omgang heeft met [minderjarige] van vrijdag 15.00 uur tot zondag 20.00 uur, waarbij hij [minderjarige] op vrijdag bij de vrouw ophaalt en de vrouw [minderjarige] op zondag ophaalt uit [plaats B] .
Tevens heeft de rechtbank op verzoek van de man de volgende vakantie- en feestdagenregeling bepaald:
[minderjarige] verblijft bij de man:
-de laatste drie weken van de zomervakantie;
-op de Islamitische feestdagen (Ramadanfeest en Offerfeest) en op Vaderdag, gedurende een
dagdeel van vijf uur.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de man € 294 per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook: kinderbijdrage) van [minderjarige] , met ingang van 28 februari 2023, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
De vrouw had verzocht een kinderbijdrage vast te stellen van € 557,- per maand en de man had verzocht een kinderbijdrage vast te stellen van € 233,- per maand.
Tot slot heeft de rechtbank de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen gelast conform het in 2.3 van de bestreden beschikking overwogene.
Partijen verschilden van mening of de volgende goederen tot de beperkte gemeenschap van goederen behoren:
1. Marmeren salontafel
2. Koelkast
3. Vaatwasser
4. Gasfornuis + afzuigkap
5. Dinerservies
6. Ontbijtservies
7. Goudkleurig bestek
8. Zilverkleurig bestek
9. Kookgerei
10. Theepot
11. Kofferset
12. Kleine keukenapparatuur van Schafer
13.Tupperware vershoudbakjes
14. Badjassen
15. Beddengoed
16. Horloge GC
17. Ketting ASOS
18. IKEA pax kast met toebehoren
19. Kitchenaid keukenmachine
20. Elektrische fiets
21. Dyson V12
22. Bosch waterkoker
23. Strijkplank
24. Stoomstrijkijzer Tefal
25. Gouden armband met bolletjes twv € 1.500 (bij geboorte van [minderjarige] ) (beleend aan de
Stadsbank)
26. Gouden munten (geboortecadeau voor [minderjarige] ); ingeruild voor gouden armband ter
waarde van € 1.500 (beleend aan de Stadsbank)
27. Bankstel
28. Televisie
29. Jaloezieën
30. Keuken
31. Binnendeuren
32. Vloeren
33. Wasmachine
De rechtbank heeft overwogen dat deze goederen in de te verdelen beperkte gemeenschap van partijen vallen, met uitzondering van de goederen genoemd onder 25, 26, 30, 31 en 32. Gelet op het geschil van partijen over de waarde van de inboedel en het gebrek aan voldoende aanknopingspunten voor de rechtbank om tot een waardering te komen, achtte de rechtbank een feitelijke verdeling van de tot de gemeenschap behorende inboedelgoederen het meest aangewezen, en wel door middel van het opgooien van een munt waarbij wordt bepaald wie begint met kiezen, waarna partijen vervolgens om en om een inboedelgoed kiezen, een en ander zonder nadere verrekening.