Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
“ICM”) vermeld. [appellant] staat op deze overeenkomst als contactpersoon aangeduid.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. [appellant] heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het in eerste aanleg gevorderde alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding. De zaak betreft de nakoming van twee overeenkomsten van bruikleen/verhuur van mobiele telefoons, waarbij [geïntimeerde] de beschikking had over een iPhone 5 en een iPhone 6. De eerste overeenkomst, gesloten op 3 december 2013, was tussen [geïntimeerde] en ICM International Oil Company, terwijl de tweede overeenkomst op 3 november 2015 tussen [appellant] en [geïntimeerde] werd gesloten. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de vordering tot teruggave van de iPhone 6 toegewezen, maar de overige vorderingen afgewezen. Het hof oordeelt dat [appellant] niet als partij kan worden aangemerkt bij de eerste overeenkomst, omdat deze door ICM is gesloten. Ook heeft [appellant] niet voldaan aan zijn stelplicht met betrekking tot de huurachterstand, waardoor de kantonrechter de vordering terecht heeft afgewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep en veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.