ECLI:NL:GHAMS:2023:2334

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
200.325.483/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag aan de moeder in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kind. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2023, waarin het gezamenlijk gezag werd beëindigd en de moeder alleen met het gezag werd belast. De vader voerde aan dat er geen onaanvaardbaar risico was dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en dat hij in staat was om samen met de moeder beslissingen te nemen over hun kind. De moeder daarentegen stelde dat de vader een geschiedenis van drugsgebruik en psychische problemen had, wat het gezamenlijk gezag in gevaar bracht. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, gezien de problematiek rondom de vader.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en vastgesteld dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die de beëindiging van het gezamenlijk gezag rechtvaardigden. Het hof oordeelde dat de vader, ondanks zijn recente positieve ontwikkelingen, nog steeds een risico vormde voor de minderjarige, vooral gezien zijn verleden van verslaving en de impact daarvan op de communicatie en samenwerking met de moeder. Het hof concludeerde dat het in het belang van de minderjarige was om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten. De beschikking van de rechtbank werd dan ook bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.325.483/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/720863/ FA RK 22-4666
Beschikking van de meervoudige kamer van 26 september 2023 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. G.B. van de Bunt te Putten,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.E. Sprenkeling te Amsterdam.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 12 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 7 april 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van voormelde beschikking.
2.2
De moeder heeft op 1 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts ingekomen een bericht van de zijde van de moeder van 3 juli 2023, met een bijlage.
2.4
De voorzitter heeft op 1 augustus 2023 met de minderjarige [minderjarige] gesproken, in het bijzijn van de griffier. De voorzitter heeft van dit gesprek een korte samenvatting gegeven tijdens de mondelinge behandeling.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 2 augustus 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw N. Jansen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders) hebben een relatie met elkaar gehad, welke relatie is geëindigd in 2018.
3.2
Uit deze relatie is geboren:
[minderjarige] ( [minderjarige] ) [in] 2011 te [plaats C] , gemeente [gemeente] .
De ouders oefenden tot de beschikking waarvan beroep gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] woont bij de moeder.
3.3
In de – in zoverre niet bestreden - beschikking van 12 januari 2023 is verder bepaald dat de vader 30 minuten videocontact (het hof begrijpt: per week) zal hebben met [minderjarige] en dat de moeder maandelijks de vader per e-mail zal informeren over [minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, op het verzoek van de moeder, het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en is de moeder voortaan met de uitoefening van het gezag over [minderjarige] belast.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het inleidend verzoek van de moeder tot het beëindigen van het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige] en het eenhoofdig belasten van de moeder met het gezag over [minderjarige] , alsnog af te wijzen.
4.3
De moeder verzoekt het door de vader ingestelde hoger beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 1:251a, lid 1 BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond van waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof zal beoordelen of de rechtbank het gezamenlijk ouderlijk gezag terecht heeft beëindigd en de moeder met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] heeft belast. Tussen partijen is niet in geschil, en ook voor het hof staat vast, dat sprake is van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253n BW.
Standpunten van partijen
5.3
De vader stelt dat niet wordt voldaan aan de gronden van artikel 1:253n BW, zodat de rechtbank ten onrechte het gezamenlijk gezag heeft beëindigd. Er zijn geen situaties geweest waarbij er een risico bestond dat [minderjarige] klem of verloren tussen de ouders zou raken en het noodzakelijkheidscriterium is evenmin aan de orde. De moeder heeft ook niet kunnen aantonen dat [minderjarige] daadwerkelijk klem zat tussen de ouders en daardoor verloren is geraakt, of dat er geen gezamenlijke beslissingen over [minderjarige] konden worden genomen. De vader wil graag een betrokken vader zijn en daarvoor is gezag een vereiste. De vader is in het verleden van veel dingen niet op de hoogte gebracht, als het gaat om medische zaken, school of andere zaken. De vader is nu ruim een jaar abstinent van drugs en het gaat goed met hem. In overleg met de psychiater is inmiddels de medicatie afgebouwd die de vader nodig had voor het behandelen van zijn psychoses. De ouders kunnen dus gezamenlijk met gezag over [minderjarige] belast blijven, aldus de vader.
5.4
De moeder voert aan dat bij de vader sprake is van jarenlang drugsgebruik. Hij is gedetineerd geweest en heeft diverse malen hulpverlening in afkickklinieken gehad, gedurende welke periodes er geen constructief contact mogelijk was tussen de ouders en waardoor er geen beslissingen van belang in overleg genomen konden worden. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [minderjarige] klem raakt op momenten dat de vader onder invloed is wegens de waanideeën, die zich niet alleen richten tegen de moeder, maar ook tegen [minderjarige] . Het feit dat [minderjarige] zelf aangeeft de inmenging van de vader niet langer te verdragen en herhaaldelijk vraagt wanneer het ophoudt, bewijst dat [minderjarige] klemzit. Bij de vader was sprake van psychoses die waarschijnlijk niet zullen stoppen als hij abstinent is. Door de strafrechter is op 18 november 2022 een contactverbod voor de maximale duur van drie jaar opgelegd en dat belemmert ook de gezamenlijke gezagsuitoefening, aldus de moeder.
Advies van de raad
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep het hof geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Als het goed gaat met de vader en hij clean is, dan is hij een goede gesprekspartner, maar als hij onder invloed van verdovende middelen verkeert, dan is hij niet in staat om gezagsbeslissingen te nemen over [minderjarige] . Het gaat nu goed met de vader, hij is al lange tijd abstinent van drugs, maar de vader verblijft thans ook in een beschermde setting. De vader heeft in het verleden reeds terugvallen gehad, dus het is afwachten hoe het vanaf september 2023 thuis gaat als hij alleen nog ambulante begeleiding krijgt.
Oordeel van het hof
5.6
Het hof overweegt als volgt. Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen. Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg over zaken die de minderjarige aangaan en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat partijen door de verslavingsproblematiek van de vader in 2018 uit elkaar zijn gegaan en de moeder toen met [minderjarige] vanuit [plaats D] is verhuisd naar [plaats B] . Gebleken is dat de vader telkens opnieuw hulp nodig had om zijn verslaving onder controle te krijgen. De moeder heeft uiteindelijk aangifte gedaan tegen de vader vanwege huisvredebreuk en mishandeling in juni 2019 en dat heeft geleid tot detentie en een opname in een kliniek van Jellinek in 2019. Na zijn ontslag uit de Jellinek kliniek kreeg de vader een terugval en ging het weer slechter met hem. Dit had ook zijn weerslag op de moeder en [minderjarige] . Door zijn wanen en psychoses, al dan niet veroorzaakt door het gebruik van harddrugs (amfetaminen) dacht de vader via zijn telefoon en tablet dingen te horen en te zien in het huis van de moeder en was hij ervan overtuigd dat een bende pedofielen [minderjarige] wilde ontvoeren en dat de moeder in het complot zat. Uiteindelijk heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming regio [plaats A] (hierna: [jeugdbescherming] ) bepaald dat de vader alleen nog telefonisch contact mocht hebben met [minderjarige] . Dit was de aanleiding voor de vader om te starten met het belagen van de moeder en [minderjarige] . Zo belde de vader de moeder en [minderjarige] onophoudelijk, sloeg hij 's nachts op ramen en deuren van hun appartement, klom hij op het balkon op de tweede etage en dook hij — in strijd met de afspraken — toch op school op. In 2021 heeft de moeder aangifte van belaging gedaan en naar aanleiding daarvan is de vader in behandeling gegaan bij de Forensische Verslavingskliniek (FVK) [X] te [plaats E] . In oktober 2021 is de vader ontslagen uit FVK. De belaging door hem van de moeder en [minderjarige] gingen toen door. De moeder was genoodzaakt om wederom aangifte van belaging tegen de vader te doen. De vader is vervolgens bij vonnis van de rechtbank van 18 november 2022 hiervoor veroordeeld. Hij verblijft – op grond van een van de bij de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf gestelde bijzondere voorwaarden (proeftijd van 3 jaren) - sinds 9 november 2022 in de FKV [Y] . Ook heeft de vader gedurende de proeftijd een verbod om contact met de moeder te hebben of te zoeken zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. In september 2023 zal de vader terugkeren naar zijn eigen woning en verder ambulant begeleid worden.
5.7
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft besloten dat het in het belang van [minderjarige] is om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten.
Het hof verwijst naar de overwegingen van de rechtbank onder 4.5 op pagina 3 van de bestreden beschikking, onderschrijft deze overwegingen en maakt deze, na eigen weging en beoordeling, tot de zijne.
Het hof voegt daaraan toe dat eenhoofdig gezag van de moeder ook noodzakelijk is. Uit de brief van [jeugdbescherming] van 25 november 2022 blijkt dat in tijden van onrust bij de vader het lastig is om in het belang van [minderjarige] te kunnen handelen, doordat de moeder telkens de medewerking van de vader daarbij nodig heeft. Ook verleent de vader in tijden van rust toestemming aan zijn hulpverleners om informatie met derden en de moeder te delen, maar trekt deze dan in tijden van onrust weer in waardoor er onvoldoende een veiligheidsplan voor [minderjarige] en de moeder gemaakt kan worden.
Een andere contra-indicatie voor gezamenlijk gezag is gelegen in voornoemd contactverbod met de moeder dat de vader opgelegd heeft gekregen, en dat in beginsel nog enkele jaren voortduurt. Dit staat aan behoorlijk gezamenlijk overleg over zaken die [minderjarige] aangaan en het nemen van beslissingen van enig belang over [minderjarige] , in de weg. Daarnaast is de goede weg die de vader is ingeslagen – hij is al ruim een jaar clean en heeft doelen gesteld waar hij naartoe werkt met behulp van hulpverleners en lotgenoten – nog pril. De vader woont nog beschermd en zal pas in september 2023 de eerste stap naar zelfstandigheid maken door weer terug te keren naar zijn huis in [plaats A] , waarna zal moeten blijken of hij deze stijgende lijn zal kunnen voortzetten in een omgeving met alle verleidingen van dien. De vader is al meerdere keren afgekickt in een verslavingskliniek, maar eenmaal ontslagen is hij toch weer teruggevallen. Het hof acht de door de moeder ter zitting in hoger beroep geuite twijfel dienaangaande, dan ook terecht. [minderjarige] heeft ook erg last van deze terugvallen gehad, temeer nu de wanen en de achterdocht van de vader zich voornamelijk op hem richtten. Ook de rechtbank heeft in voornoemd strafvonnis van 18 november 2023 overwogen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de vader zich opnieuw strafbaar althans belastend zal gedragen jegens de moeder en dat oordeel gegrond op de adviezen van deskundigen over herhalingsgevaar.
Tot slot is gebleken dat de moeder contact tussen [minderjarige] en de vader niet in de weg staat. [minderjarige] heeft, nu de vader in een kliniek verblijft, één keer per week via Facetime contact met hem. De moeder staat open voor uitbreiding van het contact tussen [minderjarige] en de vader zodra hij weer zelfstandig woont, maar wel onder bepaalde voorwaarden, waaronder een veiligheidsplan. Tevens zal [minderjarige] na de zomervakantie starten met coaching en/of cognitieve gesprekstherapie om alle gebeurtenissen van afgelopen jaren te verwerken. Het eenhoofdig gezag stelt de moeder in staat om de benodigde hulp voor [minderjarige] voortvarend in te kunnen schakelen.
5.8
Gelet op het voorgaande zal het hof het hoger beroep van de vader afwijzen en de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag bekrachtigen.
5.9
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. M. Burger, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier en is op 26 september 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.