ECLI:NL:GHAMS:2023:2318
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de gevolgen van schuldsanering
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een vrouw en een man na hun scheiding. De vrouw, appellante in het principaal hoger beroep, en de man, appellant in het incidenteel hoger beroep, hebben beide een advocaat ingeschakeld. De zaak is voortgekomen uit een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waar de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap werd vastgesteld. Het hof heeft in eerdere tussenarresten geoordeeld over de toedeling van een appartementsrecht en de bijbehorende hypotheekschuld. In het arrest van 26 september 2023 heeft het hof de waarde van het appartementsrecht vastgesteld op € 189.000,-, in tegenstelling tot de door de rechtbank vastgestelde waarde van € 130.000,-. Dit leidde tot een aanpassing van de financiële verplichtingen tussen de partijen. Het hof heeft ook geoordeeld over de draagplicht van een PGB-schuld, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de man niet mede draagplichtig is voor deze schuld. De kosten van de deskundige zijn door beide partijen gezamenlijk gedragen, en de proceskosten zijn gecompenseerd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap betreft en heeft de man veroordeeld om een bedrag van € 28.971,- aan de vrouw te voldoen. Het hof heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.