In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarbij de verdachte was vrijgesproken van betrokkenheid bij een gewapende overval en veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak betreft twee gevoegde strafzaken, waarbij de rechtbank op 23 juni 2020 uitspraak deed. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met enkele aanpassingen in de bewijsoverwegingen en strafmotivering.
De verdachte werd in eerste aanleg vrijgesproken van de overval, maar veroordeeld voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen. Het hof heeft de bewijsoverwegingen ten aanzien van de overval herzien en geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte te veroordelen voor het medeplegen van de overval. De herkenningen van de verdachte op camerabeelden waren te algemeen en de verklaring van een buurman werd als onvoldoende objectief beschouwd.
Wat betreft de veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, heeft het hof de argumenten van de raadsman verworpen en vastgesteld dat het aangetroffen wapen geschikt was om automatisch te schieten. De rechtbank had de verdachte hiervoor een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, maar het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep. Uiteindelijk heeft het hof de straf gematigd tot acht maanden, met aftrek van voorarrest. Het arrest is uitgesproken door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.