ECLI:NL:GHAMS:2023:2309

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
200.308.169/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake omgangsregeling met minderjarige en vaststelling van een nieuwe omgangsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een moeder en haar minderjarige kind. De moeder had eerder verzocht om uitbreiding van de omgangsregeling, die op dat moment bestond uit twee keer per maand anderhalf uur. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter vernietigd voor zover deze het verzoek van de moeder om de omgang uit te breiden had afgewezen. De moeder heeft ter zitting aangegeven dat de omgangsmomenten met haar kind goed verlopen en dat zij zich aan de afspraken houdt. De gezinsmanager van de GI heeft bevestigd dat de moeder een belangrijke hechtingsfiguur is voor het kind en dat de omgang langzaam opgebouwd dient te worden. De raad heeft zich onthouden van advies, maar heeft wel aangegeven dat er veel omstandigheden zijn die pleiten voor een uitbreiding van de omgangsregeling. Het hof heeft uiteindelijk besloten dat de moeder voortaan iedere twee weken tweeënhalf uur omgang heeft met haar kind, onder begeleiding van Parlan. Deze beslissing is genomen in het belang van het kind, waarbij rekening is gehouden met de leeftijd en de huidige situatie. De omgang kan in de toekomst, afhankelijk van de ontwikkeling van het kind en de adviezen van de hulpverlening, verder worden uitgebreid.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.308.169/01
zaaknummer rechtbank: C/15/321813 / JU RK 21-2018
beschikking van de meervoudige kamer van 19 september 2023 in de zaak van
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.M. Hoogenraad te Zoetermeer,
en
De gecertificeerde instelling
William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] );
- [pleegvader 1] en [pleegvader 2] (hierna te noemen: de pleegvaders).
Als informant is aangemerkt:
- Parlan Jeugdhulp.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere verloop van het proces in hoger beroep

1.1
Het hof heeft in deze zaak op 30 augustus 2022 en 13 juni 2023 beschikkingen gegeven. Voor het procesverloop tot 13 juni 2023 wordt naar die beschikkingen verwezen.
1.2
In de beschikking van 13 juni 2023 heeft het hof de verdere behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 2 juli 2023, met het verzoek aan de (advocaat van de) moeder, de GI en de pleegvaders om uiterlijk twee weken na de datum van de beschikking hun verhinderdata aan het hof door te geven voor de periode juli tot en met september 2023. Daarbij is de GI verzocht de verhinderdata van de omgangsbegeleidster van Parlan aan het hof door te geven. Verder is de oproeping bevolen van de moeder, haar advocaat, de GI, de pleegvaders, de omgangsbegeleidster van Parlan en de raad tegen een nader te bepalen zitting.
1.3
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2023. Hierbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager;
- [begeleidster] , omgangsbegeleidster van Parlan;
- de pleegvader [pleegvader 1] met zijn advocaat, mr. Y. Bruin;
- de raad, vertegenwoordigd door W. Daalderop.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

De (nadere) standpunten van partijen
2.1
De moeder heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat sinds de vorige zitting in hoger beroep, op 2 juni 2023, alle omgangsmomenten met [minderjarige] zijn doorgegaan. Deze omgangsmomenten vonden buiten plaats en verliepen minder gespannen. De omgangsmomenten duren anderhalf uur en zijn in het bijzijn van de omgangsbegeleidster van Parlan en één van de pleegvaders. Verder heeft de moeder een gesprek gehad met de behandelaar van het Infant Mental Health-traject (IMH-traject). De behandelaar vond het contact tussen de moeder en [minderjarige] goed en heeft een aantal tips aan de moeder gegeven om beter contact te kunnen krijgen met [minderjarige] . De behandelaar heeft systeemtherapie geadviseerd voor de moeder en de pleegvaders, en Theraplay voor de moeder en [minderjarige] . De moeder is blij met het advies om systeemtherapie te gaan volgen, maar vindt het allemaal erg lang duren. Daar lijdt niet alleen de moeder onder maar ook [minderjarige] . Verder zeggen alle betrokkenen dat zij het goed doet en een liefdevolle moeder is. De moeder wil dan ook, net zoals de pleegvaders, kunnen genieten van haar kinderen en meer tijd met [minderjarige] doorbrengen. Ook heeft zij altijd het belang van haar kinderen voorop staan. De moeder verzoekt daarom de omgangsregeling uit te breiden naar een omgangsregeling waarbij zij eens in de twee weken gedurende vier uur omgang heeft met [minderjarige] .
Ten slotte geeft de moeder aan dat zij, telefonisch of in persoon, de vader van [minderjarige] informeert over hun kinderen en de ontwikkelingen rondom onderhavige procedure.
2.2
De gezinsmanager heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat zij de dag voor de mondelinge behandeling gesproken heeft met de behandelaar van het IMH-traject. Deze behandelaar adviseert systeemtherapie voor de samenwerking tussen de pleegvaders en de moeder, en daarna Theraplay voor de hechting van de moeder en de pleegvaders met [minderjarige] .
Het advies vanuit het team en de gedragswetenschappers binnen de GI is dat de omgang van de moeder met [minderjarige] opgebouwd dient te worden. De moeder houdt zich aan de afspraken en zij is een belangrijk hechtingsfiguur voor [minderjarige] . Zij dient dan ook de ruimte te krijgen om een band met [minderjarige] op te kunnen bouwen. Het doel van de GI is om uiteindelijk tot een soort co-ouderschapsregeling te komen waarbij [minderjarige] in het weekend bij de moeder verblijft. Dit zal echter niet al op korte termijn mogelijk zijn. De omgang dient langzaam opgebouwd te worden en hierbij dient het tempo dat [minderjarige] dit aankan gevolgd te worden. Verder is de aanmelding voor het terug-naar-huis-onderzoek (TNHO) gedaan, maar het duurt nog even voor dit onderzoek zal starten. In de tussentijd zal gestart worden met de systeemtherapie. Als de conclusie van het TNHO zal zijn dat de omgang uitgebreid of ingeperkt dient te worden zal de GI hiernaar handelen. De gezinsmanager ziet dan ook graag dat het hof een flexibele omgangsregeling vaststelt zodat zij de adviezen van de hulpverlening kan inzetten voor de uit te voeren omgangsregeling.
Informatie van betrokkenen
2.3
De omgangsbegeleidster van Parlan heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat een collega van haar de systeemtherapie en Theraplay gaat begeleiden. Theraplay kan echter pas worden ingezet wanneer de relatie tussen de moeder en de pleegvaders veilig genoeg is. Wanneer de sfeer tussen de pleegvaders en de moeder beter is, zullen [minderjarige] en zijn zus dit ook voelen. Verder heeft degene die het IMH-traject uitvoert aangegeven dat [minderjarige] geen onderliggend trauma heeft om te behandelen.
De omgangsmomenten verlopen steeds beter. De pleegvader zorgt ervoor dat [minderjarige] gerustgesteld bij de moeder komt tijdens het omgangsmoment. Wanneer [minderjarige] aangeeft dat hij bij de pleegvader wil zijn, brengt de moeder [minderjarige] naar hem toe. Ook gaat het afscheid nemen op een meer natuurlijke manier. Met betrekking tot het uitbreiden van de omgang is het van belang deze eerst in intensiteit uit te breiden en niet in frequentie. Het is voor [minderjarige] namelijk fijner om langer omgang te hebben met de moeder in plaats van vaker voor een kort moment. Verder is Parlan bezig om tijdens de omgangsmomenten op de locatie een andere situering af te spreken, waarbij de pleegvader en de omgangsbegeleidster niet continue bij de moeder en [minderjarige] in de buurt zitten. Ook is het doel dat de omgang uiteindelijk niet meer begeleid hoeft te worden. Het is echter lastig om in te schatten wanneer dit kan en er zal eerst gewerkt worden naar omgang waarbij alleen de pleegvader aanwezig is.
2.4
De pleegvader heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de pleegvaders mee willen werken aan systeemtherapie. Zij willen namelijk naast de moeder staan en niet tegenover haar. Omdat de pleegvaders de adviezen vanuit de systeemtherapie en Parlan willen opvolgen, willen zij eerst de systeemtherapie volgen en op basis van de uitkomst daarvan de omgang uitbreiden. Deze uitbreiding dient op geleide van het tempo van [minderjarige] plaats te vinden. Verder reageert [minderjarige] nog wel bozig na de omgangsmomenten met de moeder, maar er is een verbetering te zien. De omgangsmomenten vinden nu buiten plaats en [minderjarige] reageert hier milder op waardoor het rustiger is bij de pleegvaders thuis.
De raad
2.5
De raad heeft zich ter zitting in hoger beroep onthouden van het geven van advies aan het hof. Veel omstandigheden pleiten voor een uitbreiding van de omgangsregeling. Zo is het problematische gedrag van [minderjarige] verminderd, is de hulpverlening geïntensiveerd en verbetert de samenwerking tussen de moeder en de pleegvaders. Voor de raad is het echter ook van belang dat het TNHO nog niet is begonnen, welk onderzoek van belang is voor de beslissing over een mogelijke uitbreiding van de omgangsregeling. De raad gaat verder ook mee met het standpunt van de GI dat uitbreiding van de omgangsregeling moet wachten op de uitkomst van de systeemtherapie.
De beoordeling
2.6
Het hof overweegt als volgt. Op dit moment heeft de moeder twee keer per maand omgang met [minderjarige] en haar dochter [dochter] (geboren [in] 2019), voor de duur van anderhalf uur, op een neutrale plek in aanwezigheid van één van de pleegvaders en de omgangsbegeleidster van Parlan. De moeder verzoekt een omgangsregeling waarbij zij eens in de twee weken vier uur omgang heeft met [minderjarige] . Het hof overweegt dat uit het dossier en de mondelinge behandelingen in hoger beroep geen contra-indicaties naar voren zijn gekomen die maken dat een uitbreiding van de omgangsregeling niet in het belang zou zijn van [minderjarige] . Het hof is namelijk gebleken dat de moeder in de afgelopen periode flinke positieve stappen heeft gezet. Tijdens de omgangsmomenten doet zij haar best om toenadering tot [minderjarige] te zoeken en zij houdt zich aan de afspraken met de hulpverlening. Ook is de samenwerking met de pleegvaders verbeterd. Zowel de GI, Parlan als de pleegvaders geven
aan dat de omgangsmomenten op dit moment goed verlopen en dat sprake is van een warme band tussen de moeder en [minderjarige] . Ook vinden de omgangsmomenten, op voorstel van de moeder, nu buiten plaats. Dit geeft ontspanning en [minderjarige] lijkt hier beter op te reageren. Het hof acht het prijzenswaardig dat de moeder zich positief en meewerkend heeft ingezet in het belang van [minderjarige] en begrijpt haar wens om de huidige omgangsregeling te willen uitbreiden. De door de moeder verzochte uitbreiding naar vier uur acht het hof echter niet in het belang van [minderjarige] , aangezien hij pas tweeënhalf jaar oud is en een omgangsmoment van vier uur onder de gegeven omstandigheden te lang is voor een kind van deze leeftijd. Daarbij komt dat [minderjarige] na de omgangsmomenten weliswaar rustiger reageert dan voorheen maar dat deze nog altijd intensief voor hem zijn en enige reactie bij hem teweegbrengen. Een uitbreiding naar tweeënhalf uur per twee weken acht het hof gelet op de belangen van [minderjarige] passend. Verder is het hof van oordeel dat het op dit moment noodzakelijk is dat de omgangsmomenten begeleid blijven worden door Parlan, zodat de komende periode kan worden gevolgd hoe de verdere omgangsmomenten zich ontwikkelen en of de reeds ingezette hulpverlening en de therapieën die gevolgd gaan worden hierop van invloed zijn. Ter zitting is door de omgangsbegeleidster van Parlan toegezegd dat, afhankelijk van de ontwikkeling van [minderjarige] en het verloop van de omgangsmomenten, door Parlan geëvalueerd zal worden of het op enig moment mogelijk is dat alleen de pleegvader nog bij het omgangsmoment aanwezig zal zijn. Voor de moeder is dit een positieve stap richting een onbegeleide omgangsregeling.
Het hof zal op basis van het voorgaande een omgangsregeling vaststellen waarbij [minderjarige] iedere twee weken omgang heeft met de moeder, voor tweeënhalf uur, onder begeleiding van Parlan. De omgang kan voorts afhankelijk van de behoefte en de draagkracht van [minderjarige] , en de adviezen van de betrokken hulpverlening, door de GI worden uitgebreid.
2.7
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep van 22 december 2021 voor zover daarin het verzoek van de moeder om de omgang met [minderjarige] uit te breiden is afgewezen, en in zoverre opnieuw rechtdoende;
bepaalt, met wijziging in zoverre van de beschikking van de kinderrechter van 9 september 2021, een omgangsregeling waarbij:
- [minderjarige] iedere twee weken omgang heeft met de moeder, voor tweeënhalf uur onder begeleiding van Parlan, welke omgangsregeling op geleide van de GI kan worden uitgebreid;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. van Haeringen, A.N. van de Beek en M.T. Hoogland, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh als griffier, en is op 19 september 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.