In deze zaak gaat het om een geschil tussen MG-Acces B.V. en VAB Afbouw Groep B.V. over de huur en verhuur van steigermateriaal. MG-Acces, die zich bezighoudt met de verkoop, verhuur, montage en demontage van klimmateriaal, heeft op 16 januari 2019 een steigerconstructie geleverd en gemonteerd voor VAB, dat zich richt op het afbouwen van woningen. Na de demontage van de steiger op 28 januari 2019 heeft MG-Acces een factuur gestuurd voor de geleverde diensten en materialen. VAB heeft deze factuur voldaan, maar heeft later niet alle gehuurde materialen, waaronder twee loopvloeren en acht tralieleggers, teruggegeven. MG-Acces heeft VAB aangesproken voor de schade die zij stelt te hebben geleden door het niet retourneren van deze materialen.
De kantonrechter heeft in een eerder vonnis de vorderingen van MG-Acces afgewezen, waarop MG-Acces in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft vastgesteld dat VAB op grond van het Burgerlijk Wetboek verplicht was om de gehuurde materialen in goede staat terug te geven. Echter, het hof oordeelt dat de tekortkoming van VAB niet aan haar kan worden toegerekend, omdat MG-Acces niet tijdig heeft gereageerd op verzoeken van VAB om de resterende materialen op te halen. Hierdoor is het niet teruggeven van de materialen niet aan VAB te wijten.
Daarnaast heeft MG-Acces onvoldoende bewijs geleverd voor de door haar gestelde schade, waardoor het hof de vordering van MG-Acces opnieuw afwijst. Het hof bekrachtigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en veroordeelt MG-Acces in de proceskosten van het hoger beroep. Dit arrest is op 22 augustus 2023 uitgesproken door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam.