ECLI:NL:GHAMS:2023:229

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
23-001370-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in strafzaak tegen verdachte wegens valsheid in geschrifte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het afleveren en/of voorhanden hebben van een vals of vervalst identiteitsbewijs, te weten een Lets rijbewijs. De tenlastelegging vermeldde dat het feit zou zijn gepleegd op of omstreeks 4 januari 2022 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem. Het hof heeft vastgesteld dat de pleegplaats van het feit en de woonplaats van de verdachte niet binnen het rechtsgebied van de rechtbank Noord-Holland vallen. Hierdoor verklaarde het hof de rechtbank onbevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat deze onbevoegd zou worden verklaard. Het hof heeft deze vordering gehonoreerd en het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat de rechtbank Noord-Holland niet bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de politierechter in de rechtbank Noord-Holland onbevoegd verklaard. De verdachte en de advocaat-generaal hebben ter terechtzitting afstand gedaan van het recht om beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001370-22
Datum uitspraak: 18 januari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, enkelvoudige kamer, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-002784-22 tegen
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1980,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 januari 2022 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans in Nederland een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Lets rijbewijs voorzien van nummer [nummer01] waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de relatieve competentie van de politierechter tot een andere beslissing komt dan laatstgenoemde.

Bevoegdheid rechtbank

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van beroep zal vernietigen en de politierechter in de rechtbank Noord-Holland onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van het tenlastegelegde feit, omdat dat feit volgens de tenlastelegging zou zijn gepleegd in de gemeente Kaag en Braassem, de verdachte woonachtig is in de gemeente [plaats01] en geen van beide gemeenten in het rechtsgebied van de rechtbank Noord-Holland is gelegen. De raadsvrouw heeft zich bij het standpunt van de advocaat-generaal aangesloten.
Het hof overweegt als volgt.
In artikel 2 Sv is neergelegd welke rechtbank bevoegd is om in eerste aanleg kennis te nemen van strafbare feiten. In het eerste artikellid worden verschillende aanknopingspunten genoemd op grond waarvan de competentie van de rechtbank kan worden bepaald.
De rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen het feit is begaan, is bevoegd van de zaak kennis te nemen. Waar het feit is begaan, wordt bepaald op grondslag van de tenlastelegging. In onderhavige zaak is aan de verdachte een feit tenlastegelegd dat zou zijn begaan in Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, welke gemeente niet ligt in het rechtsgebied van de rechtbank Noord-Holland. Dat in de tenlastelegging tevens (subsidiair) Nederland als pleegplaats is opgenomen, maakt niet dat de tenlastelegging zo moet worden uitgelegd dat op grond daarvan de rechtbank Noord-Holland (eveneens) als bevoegde rechtbank kan worden aangewezen.
Ook is bevoegd de rechtbank van het rechtsgebied waar de verdachte woon- of verblijfplaats heeft. Ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding was van de verdachte [plaats01] , provincie [plaats02] , als zijn woonplaats bekend. Ook de gemeente [plaats01] valt niet binnen het rechtsgebied van de rechtbank Noord-Holland.
Ook overigens is niet gebleken van een aanknopingspunt aan de hand waarvan (de politierechter in) de rechtbank Noord-Holland op grond van artikel 2 Sv bevoegd is kennis te nemen van de zaak. Mede gelet op artikel 348 Sv had de politierechter zich derhalve onbevoegd moeten verklaren om van het tenlastegelegde feit kennis te nemen. Het hof zal, onder vernietiging van het vonnis waarvan beroep, doen wat de politierechter had behoren te beslissen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart
de politierechter in de rechtbank Noord-Holland onbevoegdtot kennisneming van het tenlastegelegde feit.
Dit arrest is gewezen door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting had
mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van A.C. Vermeijden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 januari 2023.
De verdachte en de advocaat-generaal hebben ter terechtzitting afstand gedaan van het recht beroep in cassatie in te stellen.