ECLI:NL:GHAMS:2023:2286

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
200.324.932/01 en 200.423.932/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en informatieregeling in een complexe familierechtelijke zaak met betrekking tot de vader en het kind

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam met betrekking tot de omgang tussen de vader en hun kind. De moeder, die alleen het gezag over het kind uitoefent, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgangsregeling die de vader verzocht. De vader heeft het kind erkend en heeft geprobeerd om contact te krijgen, maar er zijn zorgen over de veiligheid en het welzijn van het kind, die in het verleden onder toezicht is gesteld. De moeder heeft aangegeven dat het contact met de vader schadelijk kan zijn voor het kind, dat angstig is voor de vader vanwege een gewelddadige voorgeschiedenis. Het hof heeft de verzoeken van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen, omdat het in strijd is met het zwaarwegende belang van het kind. De moeder is verplicht om de vader elke drie maanden te informeren over belangrijke zaken met betrekking tot het kind, zoals school en gezondheid. Het verzoek van de moeder tot schorsing van de eerdere beschikking is afgewezen, omdat er geen belang meer bij is. De uitspraak is gedaan op 19 september 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummers: 200.324.932/01 en 200.423.932/02
Zaaknummers rechtbank: C/13/660540 FA RK 19/298 en C/13/724457 FA RK 22/6663 (LB/MD)
Beschikking van de meervoudige kamer van 19 september 2023 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep en in het verzoek tot schorsing,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. Breeveld te Haarlem,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in hoger beroep en in het verzoek tot schorsing,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.H. Aalmoes te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[kind](hierna: [kind] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats B] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 27 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep en het verzoek tot schorsing

2.1
De moeder is op 24 maart 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 27 december 2022 (zaaknummer 200.324.932/01). Zij heeft daarbij tevens verzocht de werking van die beschikking te schorsen (zaaknummer 200.324.932/02).
2.2
De vader heeft op 30 mei 2023 een verweerschrift ingediend in de hoofdzaak en tegen het schorsingsverzoek, tevens houdende incidenteel hoger beroep.
2.3
Het hof heeft daarnaast ontvangen een bericht van de zijde van de moeder van 22 mei 2023 met bijlage
.
2.4
Op 1 juni 2023 vond een mondelinge behandeling plaats. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw A. Touber.
De zaken zijn toen aangehouden zodat partijen konden informeren bij Altra en KidsInbetween of deze organisaties een traject voor ouderbegeleiding en begeleide omgang konden bieden aan de ouders.
2.5
Na de zitting heeft mr. Aalmoes op 8 juni 2023 nadere informatie over Altra en KidsInbetween verstrekt. De griffier heeft daarop bij beide instanties nog verdere informatie opgevraagd en deze bij brief van 23 juni 2023 met de advocaten gedeeld. Vervolgens heeft mr. Breeveld op 29 juni 2023 een reactie aan het hof gestuurd. Mr. Aalmoes heeft - ook na verzoek van de griffier - niet op het schrijven van mr. Breeveld gereageerd. Het hof heeft in het schrijven van mr. Breeveld aanleiding gezien een nieuwe mondelinge behandeling in deze zaak te gelasten.
2.6
De mondelinge behandeling is vervolgens op 9 augustus 2023 voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Breeveld,
- de vader, bijgestaan door mr. L.D. Weerkamp, kantoorgenoot van mr. Aalmoes, en
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw N. Jansen.
Partijen hebben ter zitting ingestemd met voortzetting van de mondelinge behandeling in een deels andere samenstelling van het hof. De advocaat van de vader heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader is [kind] geboren [in] 2015 in [plaats A] . De ouders hebben niet samengewoond. De moeder heeft drie andere kinderen uit een eerder huwelijk. [kind] woont bij de moeder, samen met de andere drie kinderen van de moeder. De moeder oefent alleen het gezag uit over [kind] .
3.2
De vader heeft [kind] erkend op 2 september 2020, nadat de rechtbank bij beschikking van 13 mei 2020 hiervoor vervangende toestemming heeft verleend.
3.3
De kinderrechter heeft [kind] op 21 mei 2021 onder toezicht gesteld. Dit gerechtshof heeft de ondertoezichtstelling op 11 januari 2022 met ingang van diezelfde dag opgeheven.
3.4
De rechtbank Amsterdam heeft het verzoek van de vader tot toekenning van het gezamenlijk gezag op 21 mei 2021 afgewezen.
3.5
Tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank Amsterdam van 19 mei 2022 hebben partijen de volgende afspraken gemaakt:
- de moeder vertelt [kind] vóór 15 juli 2022 over wie zijn vader is, zonder voorbehoud en
zonder twijfels;
- de moeder stuurt iedere eerste van de maand een email naar de vader, via hun advocaten, met informatie over [kind] , en met een recente foto. Moeder zal de vader in ieder geval informeren omtrent gezondheid, school, buitenschoolse activiteiten, kortom, wat in het belang van [kind] belangrijk is voor de vader om te weten. In het eerste e-mailbericht zal de moeder informatie geven over de jaren die de vader gemist heeft, zodat de vader zodanig is geïnformeerd dat voor [kind] de hernieuwde kennismaking met zijn vader goed kan verlopen.
3.6
De vader is bij vonnis van de politierechter van 8 juli 2021 veroordeeld tot een taakstraf van 20 uur, waarvan 10 uur voorwaardelijk, wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van de moeder op 20 oktober 2020.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- bestreden beschikking is, voor zover thans van belang:
- bepaald dat partijen zich uiterlijk op 10 januari 2023 dienen aan te melden voor het traject bij Tussenthuis in [plaats C] en hier vijf opeenvolgende omgangsmomenten zullen afspreken, waarbij ieder van partijen de eigen aanmeldingskosten voor zijn/haar rekening zal nemen;
- de omgangsregeling tussen de vader en [kind] hierna bepaald volgens het volgende schema,
waarbij de moeder de minderjarige bij de vader brengt en de vader de minderjarige weer terug bij de moeder brengt:
  • gedurende een maand op zaterdag van 9.00 uur tot 12.00 uur,
  • gedurende een maand op zaterdag van 9.00 uur tot 16.00 uur;
  • gedurende een maand op zaterdag van 9.00 uur tot 18.00 uur;
  • gedurende een maand van vrijdagavond 18.00 uur tot zaterdagavond 18.00 uur;
  • vervolgens een weekend in de twee weken van vrijdagavond 18.00 uur tot zondagavond 18.00 uur,
- bepaald dat de moeder haar medewerking zal verlenen aan de vijf omgangsmomenten tussen de vader en [kind] bij Tussenthuis en daarna aan de af te spreken omgangsmomenten
overeenkomstig het hiervoor opgenomen schema, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per keer dat de moeder in gebreke blijft om aan de uitvoering van de beschikking te voldoen, met een maximum van € 10.000,-.
4.2
De moeder verzoekt in de zaak met zaaknummer 200.324.932/01 in het beroepschrift, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre:
- het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling af te wijzen, althans op te schorten voor de duur van een jaar, althans de omgang te matigen naar één maal in de zes weken twee uur omgang onder begeleiding, althans een andere omgangsregeling in goede justitie vast te stellen, althans het zelfstandige verzoek van de moeder om een onderzoek ex artikel 810 Rv te laten verrichten door de Raad voor de Kinderbescherming zoals onder 32 en 33 omschreven toe te wijzen en aan de hand van de resultaten van het rapport een omgangsregeling vast te stellen en de omgang op te schorten totdat er in beroep een beslissing over de omgang is genomen;
- te bepalen dat partijen zich binnen vier weken na datum uitspraak in beroep dienen aan te melden bij Arkin, althans een andere instantie, voor een traject voor ouderschapsbemiddeling;
- te bepalen dat de vader maandelijks een kaartje naar [kind] dient te sturen.
De moeder heeft haar verzoek in de zaak met zaaknummer 200.324.932/01 gewijzigd en het hof verzocht geen omgangsregeling vast te stellen, ook niet in begeleide vorm.
In de zaak met zaaknummer 200.322.814/02 verzoekt de moeder de uitvoerbaarheid van de bestreden beschikking te schorsen.
4.3
De vader verzoekt in principaal hoger beroep de moeder gedeeltelijk niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, dan wel het hoger beroep gedeeltelijk ongegrond te verklaren, dan wel het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De vader verzoekt in incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen, en:
1. een omgangsregeling met opbouw vast te stellen, inhoudende dat de vader [kind] bij zich zal hebben:
  • op zaterdagen van 10.00 uur tot 18.00 uur,
  • in een even jaar op eerste kerstdag en in een oneven jaar op tweede kerstdag,
  • in een even jaar op oudejaarsdag en in een oneven jaar op nieuwjaarsdag,
  • zeven dagen per jaar in onderling overleg, waaronder in ieder geval wordt begrepen de verjaardag van de vader, en waarbij de vader [kind] op een door hem aan te geven tijdstip ophaalt en om 19.00 uur terugbrengt,
subsidiair: een in goede justitie vast te stellen omgangsregeling.
2. een voorlopige omgangsregeling vast te stellen waarbij wordt gestart met een traject bij een omgangshuis, dan wel een traject waar begeleide omgang mogelijk is, waarbij [kind] volgens het navolgende schema bij de vader zal zijn:
  • gedurende een maand wekelijks op zaterdag van 09.00 - 12.00 uur
  • gedurende een maand op zaterdag van 09.00 - 16.00 uur
  • gedurende een maand op zaterdag van 09.00 - 18.00 uur
  • gedurende een maand van vrijdagavond 18.00 uur tot zaterdagavond 18.00 uur
- vervolgens: een weekend in de twee weken van vrijdagavond 18.00 uur tot zondagavond 18.00 uur,
subsidiair: een in goede justitie vast te stellen voorlopige omgangsregeling.
3. te bepalen dat de moeder een informatieplicht heeft, inhoudende dat de moeder de vader iedere eerste dag van de maand op de hoogte stelt van
  • de schoolresultaten van [kind] , door onder andere het toesturen van de schoolrapporten,
  • de sportclub(s) - door de vader te informeren op welke sportclub(s) [kind] zit en wat zijn ontwikkelingen op de club zijn -, en
  • andere buitenschoolse activiteiten, en
  • van gewichtige aangelegenheden door de vader te informeren over de gezondheid van [kind] , zoals astma-aanvallen en medicatie, bezoek huisarts, bezoek psycholoog en/of schoolmaatschappelijk werk, en
  • dat zij de vader een foto stuurt - zowel een pasfoto, als een foto waar [kind] helemaal op staat afgebeeld zonder te bewegen - alsmede dat zij bijvoegt een tekening of schrijven van [kind] ,
althans een in goede justitie vast te stellen informatieregeling;
4. ten aanzien van het onder 1 tot en met 3 verzochte: onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat de moeder, na betekening van de in deze te nemen beschikking in gebreke blijft om aan de uitvoering van de beschikking te voldoen, alsmede met machtiging van de vader tot tenuitvoerlegging van de beschikking ten aanzien van de omgangsregeling met behulp van de sterke arm en politie en justitie, althans een in goede justitie vast te stellen regeling ten aanzien van de dwangsom en de hoogte van het bedrag en een eventuele maximering.

5.De motivering

Omgang
Wettelijk kader
5.1
De rechter stelt op grond van artikel 1:377a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
Standpunten van partijen
5.2
De moeder vindt dat de omgang tussen de vader en [kind] niet in het belang van [kind] is. Omdat [kind] de vader niet kent en er sprake is van een gewelddadige voorgeschiedenis waarvoor [kind] traumatherapie heeft gehad, is het mogelijk schadelijk om het contact tussen [kind] en de vader te herstellen. [kind] is na het horen van de beslissing dat hij omgang met zijn vader zal gaan hebben, achteruit gegaan in zijn sociale ontwikkeling. Daarnaast durft [kind] , nadat hij meermaals door de vader is opgewacht na schooltijd, niet meer alleen naar buiten uit angst dat hij de vader tegenkomt. Uit het opwachten bij school blijkt dat de vader niet in staat is om op pedagogische wijze om te gaan met [kind] . De angst van de moeder zorgt ervoor dat zij de ondersteuning die [kind] nu nodig heeft bij het opstarten van de omgang niet kan bieden.
5.3
De vader is het er niet mee eens dat de omgang tussen hem en [kind] schadelijk zou zijn voor [kind] . De vader heeft al heel lang geen contact met [kind] , waardoor hij het negatieve beeld dat van hem geschetst is niet heeft kunnen ontkrachten. De vader vindt dat de angst van [kind] komt door de negatieve uitspraken van de moeder over de vader. [kind] moet in de gelegenheid gesteld worden een eigen oordeel te vormen over de vader. De enige manier om vast te stellen welke invloed het contact zal hebben op [kind] , is door het laten plaatsvinden van omgang. De moeder heeft echter steeds elke medewerking aan geschikte instanties geweigerd. De vader vindt het daarom noodzakelijk dat een definitieve omgangsregeling wordt vastgesteld waarbij een instantie wordt aangewezen die begeleide omgang biedt en indien dat niet mogelijk is, onbegeleide omgang toegewezen wordt.
Advies van de raad
5.4
De raad heeft geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad vindt het noodzakelijk dat er wordt gewerkt aan contactherstel tussen [kind] en de vader. Ondanks dat er geen contact is tussen hen, lijkt er bij [kind] sprake te zijn van loyaliteitsproblematiek. Uit uitspraken van [kind] tijdens een eerder raadsonderzoek is de indruk ontstaan dat hij de mening van de moeder over de vader onbewust heeft overgenomen. De raad uit zorgen over het negatieve beeld dat [kind] van zijn vader heeft en de angst die daarmee gepaard gaat. De raad acht het van belang dat [kind] een eigen beeld creëert van zijn vader. Dit kan worden bereikt door begeleide omgang. Het is daarbij wel van belang dat de vader [kind] niet meer opzoekt buiten een hulpverleningstraject.
Beoordeling door het hof
5.5
De ouders hebben een knipperlichtrelatie gehad waaruit [kind] is geboren. [kind] heeft in zijn eerste drie levensjaren regelmatig contact gehad met de vader, waarbij de vader ook verzorgende taken verrichtte. De relatie tussen de ouders is beëindigd in september 2018. Sindsdien is de onderlinge verhouding tussen de ouders uitermate slecht en heeft de vader niet meer voor [kind] gezorgd.
5.6
De vader heeft vanaf januari 2019 met juridische procedures geprobeerd om opnieuw contact met [kind] te krijgen. Volgens de moeder was hij niet de biologische vader, zodat de rechtbank opdracht heeft gegeven tot een DNA-onderzoek. Ook nadat dat DNA-onderzoek bevestigde dat hij de biologische vader was, bleef de moeder dat in twijfel trekken. Op 13 mei 2020 gaf de rechtbank de vader vervangende toestemming om [kind] te erkennen. De raad heeft daarna op 27 januari 2021 gesproken met [kind] tijdens een onderzoek. Tijdens dat gesprek bleek dat [kind] nog steeds niet wist dat ‘ [de vader] ’, zoals hij de vader noemt, zijn vader is. Op de vraag ‘of mama iets tegen hem gezegd heeft wat hij hier moest zeggen’ antwoordde [kind] ‘over [de vader] vertellen dat hij heel stout is’. De raad constateerde dat [kind] direct negatieve uitspraken over [de vader] deed en deze te pas en te onpas bleef herhalen tijdens het gesprek, maar dat de raad daarbij geen angst zag bij [kind] . Tijdens datzelfde onderzoek vertelde de moeder dat zij absoluut niet wilde dat [kind] zijn vader moest zien.
[kind] is onder toezicht gesteld op 21 mei 2021. De belangrijkste reden daarvoor was dat [kind] nog steeds niet wist wie zijn vader was. Op diezelfde dag heeft de rechtbank bepaald dat de ouders een traject bij het Omgangshuis dienen te volgen om zo het contact tussen de vader en [kind] op te starten. Dit traject heeft geen doorgang gevonden. De moeder wilde zich vervolgens niet aanmelden bij Actief & Advies voor een traject voor begeleide omgang, omdat de moeder stelde dat daar familie van de vader werkzaam zou zijn. Een traject via de gemeente [plaats A] is mislukt, omdat de moeder meldde dat zij niet aanwezig kon zijn bij de voorgestelde afspraken.
Vervolgens is in de bestreden beschikking bepaald dat partijen zich moesten aanmelden bij TussenThuis in [plaats C] . TussenThuis heeft de zaak echter niet aangenomen, omdat deze niet binnen het juiste arrondissement valt. In dit hoger beroep is onderzocht welke andere mogelijkheden voor begeleiding nog bestaan. De organisatie Altra bleek wel omgangsbegeleiding te bieden, maar niet in zaken waarin gelijktijdig nog een procedure op het gebied van omgang loopt. De organisatie KidsInbetween zou wel kunnen starten met een traject tot contactherstel. Bij dat traject horen sessies waarin het contact tussen [kind] en de vader opnieuw zou kunnen worden gelegd, maar het is geen begeleide omgang. De moeder heeft daarna, op 29 juni 2023, laten weten dat zij niet wil meewerken aan KidsInbetween, omdat de vader [kind] in de weken daarvoor vier maal had opgewacht na school en [kind] daarna opnieuw erg angstig was geworden.
5.7
Volgens de moeder is [kind] erg angstig voor de vader en is zijzelf ook bang voor hem, omdat er veelvuldig sprake is geweest van huiselijk geweld en bedreigingen. Volgens de vader is daar nooit sprake van geweest en is [kind] ook niet bang voor hem. Het hof leidt echter uit de stukken af dat [kind] wel bang is voor de vader en dat dat in elk geval deels het gevolg is van acties van de vader.
De moeder heeft aangifte gedaan van mishandeling en bedreiging rondom de relatiebreuk met de vader. De vader is hiervan vrijgesproken. Aan de vader is echter vanaf september 2018 wel een gebiedsverbod voor 90 dagen en een gedragsaanwijzing (geldig tot juni 2019) opgelegd, waardoor hij niet binnen 100 meter van de woning van de moeder en [kind] mocht komen. De vader heeft die maatregelen overtreden.
Volgens de moeder heeft de vader haar in april 2019 en in oktober 2020 opnieuw bedreigd. De vader is vanwege de bedreiging in oktober 2020, strafrechtelijk veroordeeld.
[kind] is in juni 2020 door de moeder aangemeld bij een GZ-psycholoog van de organisatie Youz. Hij is vervolgens gediagnosticeerd met een post-traumatische stressstoornis, die verband leek te houden met de geweldsincidenten in september 2018. In november 2022 werd besproken om het traject bij Youz af te sluiten na een succesvolle behandeling.
Nadat aan [kind] in december 2022 werd verteld dat de omgang met de vader zou starten, vertoonde [kind] volgens zijn therapeut echter weer klachten die hij voor het starten van therapie had, zoals bedplassen, flauwvallen, slecht slapen en slecht eten. Sinds januari 2023 is hij opnieuw onder behandeling.
De vader heeft erkend dat hij [kind] in juni 2023 heeft opgewacht na schooltijd. Uit een bericht van zijn therapeut blijkt dat [kind] hiervan erg overstuur was en het tijdens de therapie heeft uitgeschreeuwd.
5.8
Het is invoelbaar dat de vader na ruim vier jaar procederen zonder dat dat tot omgang heeft geleid, en na verschillende mislukte trajecten, geen vertrouwen meer heeft in het juridische proces en in instanties. Op de zitting is gebleken dat de vader erg gefrustreerd is over de gang van zaken de afgelopen jaren en dat hij de hoop heeft verloren dat dit proces hem omgang zal opleveren. De vader heeft verteld dat hij zelf bepaalt wanneer hij [kind] ziet.
Door zijn handelen – niet alleen het recente opwachten bij school, maar ook de overtredingen van het gebiedsverbod die er waren om de moeder en [kind] te beschermen, en de strafbare bedreiging – heeft de vader echter een groot aandeel in [kind] ’s angst voor de vader. [kind] ’s angst is de afgelopen maanden alleen maar groter geworden. Volgens de vader is [kind] ’s enige probleem echter dat hij de vader niet in zijn leven heeft en was [kind] blij om hem te zien. De uitspraken van de vader op de zitting, dat hij [kind] zal zien als hij dat wil, zullen niet helpen om de angst van de moeder te verminderen.
5.9
Het hof moet in de huidige situatie, waarin [kind] en zijn moeder erg bang zijn voor de vader, bepalen wat het beste is voor [kind] . Het hof is het met de raad eens dat het in beginsel in [kind] ’s belang is dat hij een eigen beeld kan vormen van de vader, zodat de negatieve associaties en angsten die [kind] bij zijn vader heeft kunnen verminderen. Dat moet echter wel op een veilige manier gebeuren. Daarbij is een passend hulpverleningstraject belangrijk. Daarnaast is het belangrijk dat de moeder [kind] kan ondersteunen om dat traject aan te gaan en dat de vader kan erkennen dat hij fouten heeft gemaakt en begrip kan tonen voor [kind] ’s emoties en angsten. Alle drie die elementen ontbreken op dit moment.
De enige beschikbare hulpverlening op dit moment – KidsInbetween – biedt na het contactherstel geen ondersteuning bij het opbouwen van begeleid contact. Het is moeilijk voorstelbaar dat de ouders na een traject tot contactherstel in staat zijn zonder begeleiding van hulpverleners de opbouw van de omgang verder vorm te geven.
De moeder heeft jarenlang het vaderschap van de vader volledig ontkend, zelfs na een DNA-test, en verschillende eerdere trajecten zijn mislukt omdat de moeder er niet aan meewerkte. De moeder is nog steeds erg bang voor de vader en het zal moeilijk voor haar zijn om naar [kind] nu wel het vertrouwen uit te stralen dat zij achter contact met zijn vader staat.
De vader ontkent dat hij heeft bijgedragen aan de angst van de moeder en [kind] . Op de zitting is gebleken dat hij totaal niet inziet dat het opwachten van [kind] bij zijn school een negatief effect heeft gehad op [kind] . Het zal daarom moeilijk voor de vader zijn om in contact met [kind] op een begripvolle manier om te gaan met [kind] ’s gevoelens en gedachten over de vader en hun verleden.
Op dit moment is het daarom in strijd met het zwaarwegende belang van [kind] om toch omgang te hebben met de vader. Het tot stand komen van contact zal vanwege zijn toegenomen angst enorm stressvol voor [kind] zal zijn. Het ontbreken van een passend hulpverleningstraject in de situatie met deze ouders die niet in staat zijn gebleken de contacten op goede wijze vorm te geven, levert voor [kind] een zodanige emotionele onveiligheid op dat hij daardoor in zijn ontwikkeling wordt geschaad. Het hof zal het verzoek van de vader tot een omgangsregeling – zowel een voorlopige als een definitieve – daarom afwijzen.
Informatieregeling
Standpunten van partijen
5.1
De vader wil dat het hof een informatieregeling met dwangsom aan de moeder oplegt. De ouders zijn op 19 mei 2022 weliswaar een informatieregeling overeengekomen, maar de moeder houdt zich daar niet of nauwelijks aan. Zij stuurt foto’s waarop [kind] nooit goed te zien is, en zij meldt dat er ‘geen bijzonderheden’ zijn. De moeder is na de bestreden beschikking gestopt met het toesturen van informatie. Zij is pas weer gestart nadat zij in hoger beroep was gegaan en de vader opnieuw had verzocht om informatie.
5.11
De moeder heeft geen standpunt ingenomen over het verzoek van de vader om een informatieregeling met dwangsom vast te stellen.
Beoordeling door het hof
5.12
Uit het dossier blijkt dat de moeder in september en oktober 2022 nauwelijks informatie heeft verstrekt aan de vader en dat op de toegestuurde foto’s het gezicht van [kind] niet goed te zien is. In mei 2022 heeft de moeder de vader wat uitgebreider geïnformeerd. De moeder is de overeengekomen regeling, dat zij de vader in ieder geval informeert ‘omtrent gezondheid, school, buitenschoolse activiteiten’ niet consequent nagekomen. Nu het hof geen omgangsregeling zal vaststellen en de vader [kind] niet zal zien, is het des te belangrijker dat de vader van de moeder voldoende informatie over [kind] krijgt. Aan de andere kant heeft de vader aangekondigd dat hij [kind] zal opzoeken wanneer hij dat wil, terwijl dat niet goed is voor [kind] . Het is dus niet in het belang van [kind] dat de vader informatie krijgt waardoor hij hem kan opzoeken, bijvoorbeeld over bij welke sportclub [kind] te vinden is. Het hof houdt er ook rekening mee dat de moeder de vader eerder heeft moeten verzoeken geen foto’s van [kind] op zijn sociale media pagina’s te plaatsen. De moeder hoeft daarom geen foto’s van [kind] aan de vader te sturen. Ook houdt het hof rekening met de stress die de moeder ervaart in het contact met de vader. Het hof zal de informatieregeling daarom beperken tot eens per kwartaal, beginnend op 1 oktober 2023. Daarbij zal de moeder de vader in elk geval de schoolrapporten van [kind] moeten toesturen en de vader verder moeten informeren over zijn ontwikkeling op school en over zijn sporten en hobby’s, voor zover dat niet het gevaar meebrengt dat [kind] door de vader kan worden opgewacht bij bijvoorbeeld sportclubs. Ook moet de moeder de vader informeren over de gezondheid van [kind] , zoals astma-aanvallen en medicatie, bezoek aan artsen en de behandeling door de psycholoog.
Nu de regeling nauwkeurig wordt omschreven en daarin rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van de ouders en van [kind] , behoeft de moeder geen belemmering meer te ondervinden in de naleving ervan. Het hof ziet daarom geen noodzaak om aan deze, ten opzichte van het verleden meer beperkte, informatieregeling een dwangsom te verbinden en zal het verzoek daartoe dan ook afwijzen.
Schorsingsverzoek
5.13
Nu het hof hiervoor heeft beslist in de hoofdzaak, zal het hof het verzoek van de moeder tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking afwijzen, bij gebrek aan belang.

6.Beslissing

Het hof, in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
in de zaak met zaaknummer 200.324.932/01:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
wijst af het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling met betrekking tot [kind] ;
bepaalt als informatieregeling dat de moeder met ingang van 1 oktober 2023 gehouden is de vader elke drie maanden schriftelijk op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [kind] ’s ontwikkeling op school, sporten, hobby’s en de gezondheid van [kind] , een en ander met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen in 5.12;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
in de zaak met zaaknummer 200.324.932/02:
wijst het verzoek van de moeder tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Miedema, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. A.E. Oderkerk, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 19 september 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.