ECLI:NL:GHAMS:2023:2279

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
23-002516-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake drie autoinbraken met bewijsvoering en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor drie autoinbraken die plaatsvonden in mei en maart 2020. De tenlastelegging omvatte diefstal met braak, waarbij de verdachte telkens een autoruit insloeg of een slot forceerde om goederen te stelen die toebehoorden aan verschillende slachtoffers. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 18 juli 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en het bewijs tegen de verdachte beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen, waarbij hij gebruik maakte van de bankpassen van de slachtoffers kort na de inbraken. De verdachte had eerder al veroordelingen voor soortgelijke misdrijven, wat de ernst van zijn daden onderstreept. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van €634,52, terwijl een deel van de vordering niet-ontvankelijk werd verklaard. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en houdt rekening met de recidive van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002516-22
datum uitspraak: 1 augustus 2023
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 september 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 13-131044-20 en 13-226163-19 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1969,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juli 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 mei 2020 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (personen)auto (merk Toyota Yaris, kleur rood) heeft weggenomen een rugtas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door een ruitje van voornoemde (personen)auto in te slaan en/of te tikken met zijn arm, althans te forceren, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
2.
hij op of omstreeks 8 maart 2020 te Amstelveen, in elk geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (personen)auto (merk Citroen met het kenteken [kenteken01] ) heeft weggenomen een boodschaptas (onder meer) inhoudende een ABN Amro bankpas en/of geld, ongeveer 30,-- euro en/of NS kaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer02] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door het deurslot en/of het slot van de achterbak van voornoemde (personen)auto te forceren, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 maart 2020 te Amstelveen, in elk geval in Nederland (in een winkel van [winkel01] ) 20,-- euro, althans een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte, te weten aan [slachtoffer02] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatig verkregen en/of onbevoegd gebruikte bankpas met bijbehorende pincode en/of contactloos betalen, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
3.
hij op of omstreeks 18 maart 2020 te Amstelveen, in elk geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (personen)auto (merk Audi, type A6, kleur grijs) heeft weggenomen een Herschel rugzak (onder meer) inhoudende een verschillende bankpasjes van ASN en/of ING, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door een ruit van voornoemde (personen)auto in te slaan en/of te tikken, althans te forceren, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 18 maart 2020 te Amsterdam en/of Amstelveen, althans in Nederland meermalen, 24,-- euro, althans eenmaal een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel te weten door (telkens) contactloos te betalen met een op naam van [slachtoffer] gestelde bankpas, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging feit 3 primair

Het hof stelt vast dat de aangeefster haar auto op 18 maart 2020 rond 14.50 uur had achtergelaten voor een wandeling in het Amsterdamse Bos. Bij terugkomst kwam zij erachter dat de ruit van haar auto was ingeslagen en dat haar rugzak met inhoud uit de auto was weggenomen. Vervolgens is vlak na de diefstal, tussen 16.03 en 16.06 uur, met haar bankpassen gepind bij onder meer een tabakswinkel. In deze winkel zijn camerabeelden gemaakt. Op (de screenschots van) de beelden rond het tijdstip van het pinnen is een man bij de kassa van de tabakswinkel te zien, die wordt herkend door verbalisanten als de verdachte. Op 19 maart 2020 is de verdachte aangehouden op verdenking van een andere diefstal uit een auto. Bij deze aanhouding had de verdachte een rugzak bij zich van hetzelfde merk en met dezelfde kleur en print als die van de aangeefster. In de rugzak zaten glassplinters. De verdachte heeft bij de politie enkel verklaard dat hij de rugzak ‘had gevonden’. Gelet op het korte tijdsbestek tussen de inbraak en het pinnen met de bankpassen, en het ontbreken van een nadere uitleg, acht het hof deze verklaring niet geloofwaardig. Deze verklaring is ook niet aannemelijk geworden. De verdachte beschikte kort na de diefstal van de pinpassen over deze pinpassen, gelet op de tijdstippen waarop hij daarmee bij de kassa in de tabakswinkel heeft gepind. De dag na de diefstal is hij aangehouden met een soortgelijke rugzak als die van de aangeefster, waarin zich bovendien glassplinters bevonden.
Bij gebreke van een aannemelijk geworden uitleg van de verdachte, is het hof van oordeel dat deze feiten en omstandigheden bewijzen dat de verdachte de onder 3 primair tenlastegelegde diefstal heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 mei 2020 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (merk Toyota Yaris, kleur rood) heeft weggenomen een rugtas, toebehorende aan
[slachtoffer01] , waarbij de verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door een ruitje van voornoemde personenauto in te slaan,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
2. primair
hij op 8 maart 2020 te Amstelveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (merk Citroen met het kenteken [kenteken01] ) heeft weggenomen een boodschappentas (onder meer) inhoudende een ABN Amro bankpas en geld, ongeveer 30,-- euro en een NS kaart, toebehorende aan [slachtoffer02] , waarbij de verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door het deurslot van voornoemde personenauto te forceren,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
3. primair
hij op 18 maart 2020 te Amstelveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (merk Audi, type A6, kleur grijs) heeft weggenomen een Herschel rugzak (onder meer) met daarin verschillende bankpasjes van ASN en ING, toebehorende aan [benadeelde] , waarbij de verdachte deze weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door een ruit van voornoemde personenauto in te slaan,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Hetgeen onder 1, 2 primair en 3 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie auto-inbraken. Hij heeft hierbij telkens een autoruit ingeslagen of een autoslot geforceerd en een tas met inhoud weggenomen. Dit zijn hinderlijke feiten die gepaard gaan met overlast en financiële schade voor de gedupeerden. De verdachte heeft door aldus te handelen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en zich te laten leiden door eigen geldelijk gewin.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 maart 2023 blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van (gekwalificeerde) diefstallen. Verder weegt het hof in het nadeel van de verdachte mee dat de bewezenverklaarde feiten onder 1 en 3 plaatsvonden in een lopende proeftijd. Hieruit spreekt voor het hof dat de verdachte uit zijn eerdere veroordelingen, maar ook uit zijn eerdere hulpverleningstrajecten kennelijk onvoldoende lering heeft getrokken. In strafmatigende zin houdt het hof er enigszins rekening mee dat dat de feiten inmiddels ruim drie jaar geleden hebben plaatsgevonden.
Het hof heeft acht geslagen op straffen die vaak in soortgelijke gevallen worden opgelegd en die zijn beschreven in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor diefstal uit een auto in geval van veelvuldige recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden genoemd.
Het hof acht, alles afwegende en met de rechtbank, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering bedraagt €784,52 bestaande uit een bedrag van € 634,52 aan materiële schade en een bedrag van € 150,00 aan immateriële schade. Ook heeft de benadeelde partij € 496,00 aan proceskosten gevorderd. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 634,52. De proceskosten zijn bij het vonnis geheel toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, en daarbij aangegeven dat niet bedoeld is immateriële schadevergoeding te vorderen, maar een bedrag voor inkomensderving
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de behandeling ervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, gelet op de verandering van de grondslag van (een deel van) de vordering
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het volledige bedrag aan materiële schade dat de benadeelde partij heeft gevorderd. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan inkomensderving is het hof van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, zodat de benadeelde partij in dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. In zoverre kan de benadeelde partij dit gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Tot slot is voor het hof vast komen te staan dat de benadeelde partij kosten heeft gemaakt ten hoeve van rechtsbijstand. Het hof zal de verdachte dan ook veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 43a, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof zal deze vordering afwijzen, omdat de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf reeds in een andere strafzaak onherroepelijk is gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder
3 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 634,52 (zeshonderdvierendertig euro en tweeënvijftig cent) ter zake van
materiële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
496,00 (vierhonderdzesennegentig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde] , ter zake van het onder 3 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 634,52 (zeshonderdvierendertig euro en tweeënvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 12 (twaalf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 18 maart 2020.
Wijst de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-226163-19 af.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. R.P. den Otter en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van
mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 augustus 2023.
Mr. R.A.E. van Noort is verhinderd dit arrest mede te ondertekenen.