Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
.GGZ Ingeest is het met betrokkene eens dat het nu beter gaat met hem dan ten tijde van het indienen van het verzoek tot instelling mentorschap. Betrokkene is thans stabiel, medicatietrouw en komt zijn afspraken na. Zo gaat hij eens in de twee weken zelfstandig naar zijn afspraak met het ACT team. Verder woont hij bij [zus 3] en wordt er dagelijks voor hem gekookt door haar of door andere familieleden. Hoewel dit geen bestendige situatie is – betrokkene moet op een gegeven moment weer eigen woonruimte regelen en ook een terugval in psychiatrische zin kan niet worden uitgesloten - is het hof met GGZ Ingeest van oordeel dat met de huidige situatie en het bestaande vangnet, in de vorm van een zorgmachtiging die zonodig verlengd kan worden, de belangen van niet-vermogensrechtelijke aard voldoende worden waargenomen. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat de gronden voor het mentorschap niet meer aanwezig zijn en zal het mentorschap per heden opheffen.