ECLI:NL:GHAMS:2023:2231

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
200.295.204/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling zorgregeling in het belang van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling voor zijn minderjarige kinderen. De vader verzocht om een regeling waarbij de kinderen op zondagmiddag bij hem zouden verblijven. Het hof heeft echter geoordeeld dat het vaststellen van een zorgregeling in deze fase in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. De vader had in het verleden geen contact met de kinderen en er waren zorgen over de veiligheid en het welzijn van de kinderen in relatie tot de vader. De moeder heeft aangegeven dat er problemen zijn met de vader, waaronder bedreigingen en intimidatie, wat de situatie verder compliceert. Het hof heeft eerder besloten om de behandeling van de zaak aan te houden om hulpverleningsinstanties de gelegenheid te geven om te onderzoeken of contactherstel mogelijk is. Ondanks de inspanningen van Blijvend Veilig en Family Supporters is er geen samenwerking met de vader tot stand gekomen. Het hof concludeert dat het in het belang van de kinderen is dat contactherstel onder professionele begeleiding plaatsvindt. Daarom heeft het hof het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.295.204/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/689657/FA RK 20-5761
Beschikking van de meervoudige kamer van 3 oktober 2023 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.D. van Doorn te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.F.B. Hersman te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn in deze zaak aangemerkt:
- [kind 1] (verder te noemen: [kind 1] );
- de minderjarige [kind 2] (verder te noemen: [kind 2] );
- de minderjarige [kind 3] (verder te noemen: [kind 3] );
- de minderjarige [kind 4] (verder te noemen: [kind 4] ).
Als informant is in deze zaak aangemerkt:
- Blijvend Veilig.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst voor het procesverloop tot 8 maart 2022 naar de deelbeschikking van die datum. Bij die beschikking heeft het hof de bestreden beschikking voor wat betreft de daarbij bepaalde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en uitkering tot levensonderhoud van de moeder bekrachtigd en de behandeling van de zaak met betrekking tot de zorgregeling aangehouden om Blijvend Veilig en Family Supporters de gelegenheid te geven te onderzoeken of, en zo ja, op welke wijze een begin met het contactherstel tussen de vader en de kinderen kan worden gemaakt.
1.2
Bij het hof zijn vervolgens de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de vader van 1 mei 2023;
- een e-mail van de zijde van de moeder van 15 mei 2023, met als bijlage een e-mail van [X] , gezinsmaatschappelijk werker bij Blijvend Veilig, van 11 mei 2023;
- een brief van de zijde van de vader 30 juni 2023.
1.3
Het hof heeft daarop besloten de zaak verder op de stukken af te doen.

2.De feiten

2.1
In aanvulling op de in de tussenbeschikking van 8 maart 2022 vermelde feiten geldt het volgende.
2.2
De oudste zoon van partijen, [kind 1] , is [in] 2023 achttien jaar geworden.

3.De verdere beoordeling

3.1
De vader heeft bij zijn inleidend (en ter zitting gewijzigde) verzoek gevraagd een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen op zondagmiddag van 13:00 uur tot 17:00 uur bij hem verblijven, aanvankelijk om de week en daarna iedere week.
Bij bericht van 1 mei 2023 heeft hij het hof laten weten dat hij dit verzoek handhaaft, omdat hij niet in staat is gebleken met de moeder afspraken te maken over een zorgregeling en hij slechts een enkele keer een kort contact van één a twee uur met het jongste kind heeft gehad, inmiddels alweer acht maanden geleden.
3.2
In reactie daarop heeft de moeder gevraagd het verzoek van de vader af te wijzen. Zij voert aan dat het Blijvend Veilig ondanks de ter zitting gemaakte afspraken niet is gelukt om een zinvol contact met de vader te krijgen. Daarnaast ondervindt zij veel problemen met de vader, die haar regelmatig bedreigt en intimideert, en ook de kinderen hebben veel last van de acties van hun vader.
3.3
Bij brief van 30 juni 2023 is namens de vader aangegeven dat het contact met de gezinsmaatschappelijk werker van Blijvend Veilig niet is gecontinueerd, omdat hij niet verwachtte dat haar tussenkomst zou leiden tot de realisering van de door hem gewenste contacten met de kinderen. Dit heeft tot gevolg gehad dat een contact met de kinderen niet is gerealiseerd. De vader heeft echter wel contact onderhouden met de instantie Blijvend Veilig. Een vervolgafspraak staat gepland in de maand juli 2023. Omdat het niet mogelijk is gebleken om in overleg tot een regeling te komen, verzoekt de vader het hof alsnog een zorgregeling vast te leggen, al dan niet met een opstartregeling van de eerste contacten voor de duur van een aantal uur in de middag.
3.4
Het hof overweegt als volgt. Het verzoek ten aanzien van [kind 1] zal worden afgewezen, omdat hij gedurende de procedure meerderjarig is geworden. Voor wat betreft de andere kinderen geldt het volgende. Het uitgangspunt is dat de vader recht heeft op omgang met hen. Afwijzing van zijn verzoek kan alleen op de in de wet omschreven gronden. Die komen er in de kern op neer dat zwaarwegende belangen van de kinderen zich tegen omgang verzetten.
3.5
Op de zitting van 20 januari 2022 bleek dat de vader al langere tijd geen contact had met de kinderen en dat de hulpverleningsinstanties Blijvend Veilig en Family Supporters inmiddels betrokken waren. Dit heeft het hof doen besluiten de beslissing over de zorgregeling aan te houden en de hulpverlening de gelegenheid te geven om te onderzoeken of, en zo ja, op welke wijze een begin kon worden gemaakt met het contactherstel tussen de vader en de kinderen. Het hof heeft daarbij nadrukkelijk overwogen dat het van belang is dat de vader de informatie en/of de gegevens verschaft die Blijvend Veilig dan wel Family Supporters relevant vindt, dat er zicht komt op zijn woonsituatie en dat van beide ouders wordt verwacht dat zij meewerken aan de begeleiding en ondersteuning door Blijvend Veilig dan wel Family Supporters.
Uit de door de moeder in het geding gebrachte e-mail van 11 mei 2023 blijkt dat het Blijvend Veilig tot op heden niet is gelukt om tot een samenwerking met de vader te komen. De vader geeft geen toestemming om bij zijn huisarts en de reclassering informatie over hem in te winnen en op uitnodigingen voor een gesprek met de gezinsmaatschappelijk werker gaat hij niet in.
Onder deze omstandigheden acht het hof het vaststellen van een zorgregeling zoals door de vader verzocht in dit stadium in strijd met zwaarwegende belangen van de kinderen. Op de zitting van 20 januari 2022 bleek dat de kinderen weerstand hebben tegen contact met de vader. Het is dan ook in hun belang noodzakelijk dat contactherstel (of een poging daartoe) plaatsvindt onder de regie en begeleiding van een professionele instantie, zoals Blijvend Veilig. Anders dan de vader kennelijk meent, is het maken van onderlinge afspraken met de moeder over een zorgregeling op dit moment nog geen optie. Wellicht dat dit in de toekomst anders is. Voor nu geldt dat de vader een samenwerking met Blijvend Veilig zal moeten aangaan, indien hij daadwerkelijk wil proberen het contact met de kinderen te herstellen. Het is nu aan de vader om mee te werken aan het ingezette hulpverleningstraject en op die manier de kansen te vergroten om weer in contact te komen met de kinderen.
3.6
Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek van de vader dan ook afwijzen.

4.Beslissing

Het hof:
wijst af het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Haeringen, mr. A.N. van de Beek en mr. J.M. van Baardewijk, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Betlem als griffier, en is op 3 oktober 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.