ECLI:NL:GHAMS:2023:2225

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
23-001342-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met uitzondering van beslissingen vorderingen benadeelde partijen en beslag

Op 3 oktober 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 april 2023. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1983 zonder bekende woon- of verblijfplaats, die in hoger beroep is gegaan tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de beslissingen met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen en de beslissingen op beslag. De benadeelde partij [benadeelde partij01] had een vordering tot schadevergoeding van € 3.793,73, waarvan de politierechter € 3.643,78 heeft toegewezen. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van deze benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 3.643,78, maar heeft de vordering voor het overige afgewezen. De benadeelde partij [benadeelde partij02] had een vordering van € 3.950,00, waarvan de politierechter € 450,00 heeft toegewezen. Het hof heeft de vordering van deze benadeelde partij tot € 195,00 toegewezen en de rest afgewezen. Het hof heeft ook beslissingen genomen over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij het hof heeft bepaald dat deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende zullen worden bewaard. Het hof heeft de schadevergoedingsmaatregelen opgelegd om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001342-23
datum uitspraak: 3 oktober 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 april 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 13-098174-23 en 10-043013-23 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1983,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 september 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit dus bevestigen behalve ten aanzien van de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen, de beslissingen ten aanzien van de schademaatregel en de beslissingen op de hierna te noemen in beslag genomen voorwerpen. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

De benadeelde partij [benadeelde partij01] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.793,73 aan materiële schade. De politierechter heeft de vordering toegewezen tot een bedrag van € 3.643,78. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd deze vordering gedeeltelijk toe te wijzen en wel tot een bedrag van
€ 3.049,95 aan materiële schade betreffende een fiets en een helm.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 3.149,00 voor het schadebedrag terzake van een fiets en een mandje.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Dit bedrag bestaat uit de waarde van de weggenomen fiets en de opgesomde accessoires, minus de opgevoerde bedragen voor twee helmen. De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. De weggenomen helm zal (en zoals mag worden aangenomen in ongeschonden staat) – voor zover dat feitelijk nog niet is gebeurd – worden teruggegeven aan de benadeelde partij, waardoor niet kan worden gesteld dat deze in zoverre schade heeft geleden door het feit. Van een tweede weggenomen helm is niet gebleken.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02]

De benadeelde partij [benadeelde partij02] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.950,00, bestaande uit € 450,00 aan materiële schade en
€ 3.500,00 aan immateriële schade. De politierechter heeft de vordering toegewezen tot een bedrag van € 450,00 aan materiële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering.
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de vordering af te wijzen. De raadsvrouw van de verdachte heeft opgeworpen dat de gestolen epi-pen met de twee bijbehorende vullingen ongeschonden aan de aangever zijn teruggegeven, zodat hij hier geen schade van heeft ondervonden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Het hof is in het onderhavige geval, waar het medicamenten betreft die in elk geval enige tijd ongewild in handen van een onbekende van de benadeelde partij zijn geweest, van oordeel dat redelijkerwijze van de benadeelde partij niet verlangd kan worden dat hij deze medicamenten nog zal gebruiken. Hierdoor is dus wel materiële schade geleden. Het hof heeft ambtshalve een schatting gemaakt van de geleden schade en deze vastgesteld op € 195,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Beslag

Artikel 353 van het Wetboek van Strafvordering kent een limitatieve opsomming van drie mogelijk te nemen beslissingen over de met toepassing van artikel 94 inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- teruggave van een voorwerp aan de beslagene;
- teruggave van een voorwerp aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt; of
- bewaring van het voorwerp van de rechthebbende indien geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank heeft beslist dat de hieronder vermelde inbeslaggenomen voorwerpen ter beschikking dienen te worden gesteld van de rechthebbende. Artikel 353 van het Wetboek van Strafvordering kent die beslissing echter niet. Het hof zal dan ook de beslissingen op beslag ten aanzien van deze voorwerpen vernietigen en beslissen dat deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende zullen worden bewaard.
Het hof
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Fiets Heren (G6326443, Grijs, merk: Victoria Efolding), nr. 1
- 1 STK Elektronica (G6326448, Manet), nr. 2
- 1 STK Acculader (G6326453, zwart, merk: Bosch fast Charger), nr. 3
- 1 STK Acculader (G6326454, zwart, merk: Bosch compact charge), nr. 4
- 1 STK Acculader (G6326455, zwart, merk: Bosch compact charge), nr. 5
- 1 STK Textiel (G6326462), nr. 6
- 2 STK Acculader (G6326449), nr. 7
- 2 STK Schaar (G6326444), nr. 8
- 1 STK Lamp (140393388-BL2101, grijs, merk: handlamp), nr. 9
- 1 STK Fiets Dames (G6326418, Victoria), nr. 10
- 1 STK Nagivator (G6326424, TomTom), nr. 11
- 1 STK Hengel (G6326447), nr. 12
- 1 STK Geluidsdrager (6326450, Grijs, merk: Apple Ipod), nr. 16
- 1 STK Tang (6326446), nr. 19.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partij, de beslissingen ten aanzien van de schademaatregel en de beslissingen op beslag ten aanzien van de voorwerpen 1 tot en met 12, 16 en 19 en doet in zoverre opnieuw recht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.643,78 (drieduizend zeshonderddrieënveertig euro en achtenzeventig cent)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.643,78 (drieduizend zeshonderddrieënveertig euro en achtenzeventig cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 46 (zesenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 11 april 2023.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij02] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 195,00 (honderdvijfennegentig euro)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij02] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 195,00 (honderdvijfennegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 11 april 2023.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Fiets Heren (G6326443, Grijs, merk: Victoria Efolding), nr. 1
- 1 STK Elektronica (G6326448, Manet), nr. 2
- 1 STK Acculader (G6326453, zwart, merk: Bosch fast Charger), nr. 3
- 1 STK Acculader (G6326454, zwart, merk: Bosch compact charge), nr. 4
- 1 STK Acculader (G6326455, zwart, merk: Bosch compact charge), nr. 5
- 1 STK Textiel (G6326462), nr. 6
- 2 STK Acculader (G6326449), nr. 7
- 2 STK Schaar (G6326444), nr. 8
- 1 STK Lamp (140393388-BL2101, grijs, merk: handlamp), nr. 9
- 1 STK Fiets Dames (G6326418, Victoria), nr. 10
- 1 STK Nagivator (G6326424, TomTom), nr. 11
- 1 STK Hengel (G6326447), nr. 12
- 1 STK Geluidsdrager (6326450, Grijs, merk: Apple Ipod), nr. 16
- 1 STK Tang (6326446), nr. 19 .
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. V.M.A. Sinnige, mr. W.M.C. Tilleman en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. P. de Haas, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 oktober 2023.
=========================================================================
[…]