De overige grieven van de man houden, samengevat, in dat de gestelde doodsbedreiging en de fysieke mishandeling van de vrouw door de man alleen op eenzijdige verklaringen van de vrouw berusten, dat de man van het verbod van de GI om de kinderen gedurende vier weken te zien pas na 4 augustus 2022 hoorde, dat het meenemen van een van de kinderen op 4 augustus 2022 erin bestond dat de zoon meeliep met de man toen hij ter voorkoming van verdere escalatie wegliep, dat het niet klopt en door de vrouw niet is onderbouwd dat de man extreem veel sms’jes zou hebben gestuurd en dat een contact- en gebiedsverbod niet nodig was naast de bemoeienis van [jeugdbescherming] met het gezin.
Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
Het hof overweegt dat uit de gedingstukken volgt dat er tussen partijen al lange tijd spanningen en ruzies zijn, die onrust en onveiligheid bij de kinderen veroorzaken en een ontwikkelingsbedreiging voor hen vormen. In 2014 is [minderjarige 1] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld en vanaf 20 juli 2018 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en (de toen nog niet geboren) [minderjarige 3] onder toezicht van WSS gesteld, met als doel het waarborgen van de veiligheid van de kinderen, welke ondertoezichtstelling tot 20 januari 2021 heeft geduurd. De kinderen zijn van juni 2019 tot februari 2020 uit huis geplaatst geweest.
Er is aan de vrouw ondersteuning verleend door het wijkteam [wijkteam] , welke betrokkenheid na de verhuizing van de vrouw met de kinderen is overgedragen aan het wijkteam [gemeente 2] . Op 5 februari 2022 heeft er in en bij de woning van de vrouw in [plaats E] in bijzijn van de kinderen een confrontatie tussen de man en de vrouw plaatsgehad, die is geconstateerd door de ingeschakelde politie en naar aanleiding waarvan Veilig Thuis betrokken is geraakt bij het gezin. Veilig Thuis heeft, mede op basis van ingewonnen informatie van de eerder betrokken hulpverlening en de verklaringen van zowel de man als de vrouw en de kinderen, kunnen bevestigen dat sprake is van kindermishandeling in de vorm van getuige zijn van (de gevolgen van) geweld in het gezin en partnergeweld in de vorm van fysieke mishandeling. Dat er huiselijk geweld heeft plaatsgehad, is daarmee voldoende aannemelijk geworden.
Uit de berichten van Veilig Thuis en van [jeugdbescherming] is eveneens voldoende aannemelijk geworden dat de situatie tussen de man en de vrouw, ondanks de inzet van hulpverlening, niet verbeterd is.
In het kader van de op 28 april 2022 uitgesproken ondertoezichtstelling heeft [jeugdbescherming] op 29 april 2022 een veiligheidsplan opgesteld, waarin is vermeld dat er huiselijk geweld plaatsvindt en de kinderen getuige zijn van de ruzies tussen de ouders. Zowel de vrouw als de man krijgen daarin gedragsaanwijzingen en in geen geval mag er contact zijn tussen de man en de vrouw. Zoals blijkt uit de bij akte in het geding gebrachte brief van [jeugdbescherming] van 1 november 2022 aan de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, is er hulp verleend binnen het gezin door de ZorgStroomer in de periode 21 juni 2022 tot en met 10 oktober 2022 en aansluitend is 10 voor Toekomst gestart in het gezin. De hulpverlening heeft geconstateerd dat de veiligheid van de kinderen nog steeds niet gewaarborgd was, dat er vele escalaties zijn geweest en dat het de man niet lukte om zich aan de gemaakte afspraken te houden.
De man erkent op 4 augustus 2022 bij de woning van de vrouw te zijn geweest, hetgeen een ondersteuning vormt van de aangifte van de vrouw over de gebeurtenissen op die dag. De man moet bekend zijn geweest met de in het kader van de ondertoezichtstelling door [jeugdbescherming] in het veiligheidsplan geformuleerde bodemeisen, waarin is bepaald dat het contact tussen de man en de vrouw alleen via [jeugdbescherming] zou moeten verlopen en waaruit zonneklaar blijkt dat een onaangekondigd bezoek door de man aan de vrouw en de kinderen grote onrust veroorzaakt. De man stelt in dat verband dat hij niet bekend was met de ingangsdatum van een periode van vier weken (van de zomervakantie) waarin het de man door [jeugdbescherming] verboden zou zijn om contact te hebben met de kinderen. Wat daar ook van zij, [jeugdbescherming] is weliswaar niet bevoegd een contactverbod op te leggen, maar kan aan gezagdragende ouders wel aanwijzingen geven en het door de man gestelde doet er niet aan af dat hij een bezoek aan de vrouw achterwege had moeten laten. De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis op de straat- en contactverboden een uitzondering gemaakt door [jeugdbescherming] als regisseur te noemen inzake de contacten tussen de man en de minderjarige kinderen. Zodoende kan, ondanks het contact- en gebiedsverbod, aan de wens van de man om de kinderen te zien tegemoet worden gekomen op een voor de kinderen, ter beoordeling van [jeugdbescherming] , verantwoorde wijze.
Dat de man niet extreem veel sms’jes zou hebben gestuurd, is niet relevant. Ieder rechtstreeks contact tussen de man en de vrouw moet, in het licht van de veiligheid van de kinderen, worden vermeden en zoals de man naar voren brengt, zoekt hij via sms contact met de vrouw omdat hij geen antwoord krijgt op zijn vragen over de kinderen. Die communicatie behoort echter niet tussen de man en de vrouw, maar via [jeugdbescherming] verlopen.
De onrust die er tussen de vrouw en haar (ex-)partners aanwezig is (geweest), is zorgelijk. Voldoende aannemelijk is dat met de door [jeugdbescherming] aan de man en de vrouw gestelde voorwaarden de benodigde rust en veiligheid, met name voor de kinderen, niet kon worden bereikt en dat de dreiging van (gewelddadige) confrontaties niet was weggenomen. De oplegging van een contact- en straatverbod aan de man was daarom noodzakelijk om verdere onrechtmatige gedragingen van zijn kant te voorkomen en de noodzakelijke rust en veiligheid zoveel mogelijk te waarborgen. De grieven van de man falen.