In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een zorgregeling en kinderalimentatie. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 22 december 2022 aangevochten, waarin een zorgregeling was vastgesteld die in het belang van de kinderen werd geacht. De vader verzocht om een wijziging van de zorgregeling, zodat de kinderen vaker bij hem zouden verblijven, en om de kinderbijdrage op nihil te stellen. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft het verzoek van de vader bestreden en verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun vier minderjarige kinderen, die bij de moeder wonen. De rechtbank had eerder een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen om de veertien dagen bij de vader verbleven. Het hof heeft de argumenten van beide ouders overwogen en geconcludeerd dat de door de rechtbank vastgelegde zorgregeling in het belang van de kinderen het meest wenselijk is. De huidige regeling biedt de kinderen continuïteit en stabiliteit, en is in overeenstemming met hun wensen.
Wat betreft de kinderalimentatie heeft het hof de draagkracht van de vader beoordeeld. De vader had verzocht om een lagere bijdrage, maar het hof heeft vastgesteld dat de vader in staat is om een bijdrage van € 110,- per kind per maand te betalen, wat lager is dan het bedrag dat eerder was vastgesteld. De moeder hoeft het teveel betaalde bedrag niet terug te betalen, omdat dit al ten behoeve van de kinderen is verbruikt. De beschikking van de rechtbank is in zoverre vernietigd en de nieuwe bijdrage is vastgesteld op € 110,- per kind per maand, met ingang van 29 juni 2022.