ECLI:NL:GHAMS:2023:2203

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
200.325.294/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake contactregeling en gezag over minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de contactregeling en het gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren in 2018. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank om haar met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te belasten, wat door de rechtbank was afgewezen. De vader, verweerder in hoger beroep, had verzocht om een zorgregeling waarbij [minderjarige] drie van de vier weekenden per maand bij hem verblijft. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen, maar dat de communicatie tussen hen ernstig verstoord is. De moeder heeft zorgen geuit over het gedrag van de vader en zijn betrokkenheid bij [minderjarige]. Het hof heeft de belangen van [minderjarige] in overweging genomen en geconcludeerd dat het noodzakelijk is dat de moeder met het eenhoofdig gezag wordt belast, omdat de vader niet in staat is om samen te werken in het belang van [minderjarige]. Daarnaast heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd met betrekking tot de statusvoorlichting en het contactherstel tussen [minderjarige] en de vader, waarbij het belang van [minderjarige] voorop staat. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere afhandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.325.294/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/321022/ FA RK 21-4858 en C/15/320760 FA RK 21-4719
Beschikking van de meervoudige kamer van 29 augustus 2023 inzake
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W. Doornink te Hoorn NH,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
thans zonder advocaat, voorheen mr. M. van Espen te Hoorn (NH).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
Raad voor de Kinderbescherming Haarlem
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (Alkmaar) van 16 februari 2023 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De moeder is op 3 april 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 16 februari 2023.
2.2.
Bij bericht van 26 april 2023 heeft mr. Van Espen zich onttrokken als advocaat van de vader.
2.3.
Op 26 juni 2023 zijn bij het hof nadere stukken van de zijde van de moeder ingekomen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft op 12 juli 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D. van Dijk.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn de ouders van [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren [in] 2018 in de gemeente [gemeente] .
De vader heeft [minderjarige] erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] woont bij de moeder.
3.2.
De moeder is gehuwd met de [echtgenoot] . Zij hebben twee dochters, geboren in 2022 en 2023.
3.3.
De raad heeft op verzoek van de rechtbank onderzoek gedaan naar de (mogelijkheden van een) zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader en naar de vraag of een wijziging van het gezamenlijk gezag van de ouders naar het eenhoofdig gezag van de moeder in het belang is van [minderjarige] . De raad heeft op 29 september 2022 hieromtrent een rapport uitgebracht.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te belasten afgewezen.
Daarnaast is, voor zover thans van belang, bepaald dat partijen zich dienen te wenden tot de gemeente om te werken aan:
- statusvoorlichting van [minderjarige] (onder begeleiding van hulpverlening van Parlan of een soortgelijke instantie);
- contactherstel van [minderjarige] met de vader en een al dan niet begeleide zorgregeling die wordt opgebouwd in overleg met Parlan of een soortgelijke instantie;
De definitieve beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is aangehouden tot 14 februari 2024 pro forma.
De vader had, voor zover thans van belang, verzocht een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] drie van de vier weekenden per maand van vrijdag na school tot zondag 17.00 uur bij hem verblijft en te bepalen dat de vakanties en feestdagen tussen partijen worden verdeeld.
4.2.
De moeder verzoekt in hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, haar inleidende verzoek strekkende tot de verkrijging van het eenhoofdig gezag over [minderjarige] alsnog toe te wijzen en het inleidend verzoek van de vader strekkende tot vaststelling van een zorg- en contactregeling alsnog af te wijzen.
4.3.
De vader verzoekt de beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
In hoger beroep zijn aan de orde het gezag over [minderjarige] en het contact tussen [minderjarige] en de vader. Het hof ziet aanleiding eerst de grief van de moeder met betrekking tot het contact tussen [minderjarige] en de vader te bespreken.
Contactregeling en statusvoorlichting
5.2.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank dat partijen moeten werken aan statusvoorlichting aan [minderjarige] en aan contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. De moeder is van mening dat contact tussen [minderjarige] en de vader niet in het belang van [minderjarige] is en dat statusvoorlichting op dit moment ook niet in haar belang is. De moeder voert hiertoe aan dat [minderjarige] een overprikkeld kind is en niet goed tegen veranderingen kan. De moeder vreest dat [minderjarige] onrustig zal worden van contact met de vader. Zij kent hem niet en hij heeft haar hele leven nauwelijks contact met haar gehad. Hij wilde aanvankelijk ook geen bemoeienis met haar en heeft op 23 april 2021 schriftelijk verklaard dat hij geen zorg voor haar op zich wilde nemen. Ook maakt de moeder zich zorgen over het drugsgebruik van de vader. De moeder denkt verder dat de vader meer in haar is geïnteresseerd dan in [minderjarige] en dat hij een verzoek tot een zorgregeling heeft gedaan omdat hij de moeder niet los kan laten. Zij heeft hier ter zitting in hoger beroep het volgende aan toegevoegd. De hulpverlening en statusvoorlichting zijn nog niet van de grond gekomen omdat de moeder hoger beroep heeft ingesteld van de beschikking. De gemeente kan daardoor niet met de hulpverlening beginnen. Voor [minderjarige] is de partner van de moeder haar vader. Hij is in alle opzichten altijd een vader geweest voor [minderjarige] , de moeder vindt het moeilijk dat hij die erkenning niet lijkt te krijgen. Het zal voor [minderjarige] niet te begrijpen en verwarrend zijn als zij nu te horen krijgt dat een ander haar vader is. De moeder wil het haar ooit, als zij een stuk ouder is, wel vertellen. De moeder heeft nare dingen meegemaakt met de vader, [minderjarige] was daar ook bij. Daarnaast heeft de vader helemaal geen interesse in [minderjarige] getoond, hij heeft bijvoorbeeld geen kaartje of cadeautje gestuurd op haar verjaardag.
5.3.
De vader heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij graag betrokken wil zijn bij het leven van [minderjarige] . Hij is tot haar tweede jaar ook betrokken geweest, maar toen de moeder haar huidige partner heeft ontmoet is de vader op een zijspoor gezet. De vader wil nog steeds graag contact met [minderjarige] . De verklaring waar de moeder naar verwijst heeft hij niet bewust ondertekend. Hij dacht dat hij iets anders ondertekende. Hij begrijpt dat het contact met [minderjarige] voorzichtig opgebouwd moet worden en hij zal ook niet ineens een uitgebreide regeling claimen. Hij ziet een rol voor zichzelf in het leven van [minderjarige] , ook als zij wat ouder is. Zij is een deel van hem en hij zou haar kunnen steunen met bepaalde zaken. Hij is, gelet op de zorgen van de moeder, bereid om drugstesten te doen voor omgangsmomenten. Hij heeft tot nu toe geen cadeautjes of kaarten gestuurd naar [minderjarige] omdat zij niet weet dat hij haar vader is.
5.4.
De raad heeft ter zitting in hoger beroep, onder verwijzing naar het raadsrapport, geadviseerd de bestreden beschikking op dit punt te bekrachtigen. De raad heeft daarbij opgemerkt dat het belangrijk is dat de statusvoorlichting plaatsvindt. Uit onderzoek is gebleken dat kinderen van de leeftijd van [minderjarige] statusvoorlichting in het algemeen goed begrijpen. Er zijn boeken en tips voor. De raad heeft de moeder voorgehouden dat het belangrijk is dat [minderjarige] de informatie hoort van haar moeder en stiefvader, het zal voor haar veel verwarrender zijn als zij het op enig moment van een ander hoort.
5.5.
Het hof overweegt als volgt. De vader heeft [minderjarige] al lange tijd niet gezien en wil dat het contact wordt hersteld. Hij is zich ervan bewust dat dit voorzichtig en stapsgewijs zal moeten gebeuren. In het onder 3.3. genoemde raadsrapport staat dat volgens de raad er op dit moment geen aanwijzingen zijn waaruit blijkt dat de belangen van [minderjarige] zich verzetten tegen een zorgregeling met de vader. De raad heeft daarnaast in het rapport benadrukt dat [minderjarige] het recht heeft om haar vader te leren kennen. Voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] is het belangrijk dat zij leert wat haar afkomst is en dat zij de kans krijgt om een positief beeld te vormen van haar vader. Verder staat in het raadsrapport kort samengevat vermeld dat het van belang is dat [minderjarige] het contact met de vader vanaf nu kan opbouwen, omdat zij gelet op haar leeftijd nu meer flexibel is, dat zij rustig hierop moet worden voorbereid en dat het belangrijk is dat het contact wordt begeleid door een neutrale derde.
Het hof is met de raad van oordeel dat het belang van [minderjarige] vergt dat zij weet wie de vader is van wie zij afstamt en dat zij de kans krijgt om contact met hem op te bouwen. Dit moet, gelet op de lange tijd dat er geen contact is geweest tussen [minderjarige] en de vader, de moeizame verhouding tussen de ouders en de weerstand van de moeder, zorgvuldig en onder begeleiding gebeuren. Dat [minderjarige] de statusvoorlichting niet aan zou kunnen is niet gebleken. Wachten totdat [minderjarige] (veel) ouder is, zoals de moeder wenst, zal het naar verwachting juist moeilijker maken voor [minderjarige] om dat nieuws te begrijpen en verwerken. Daar komt bij dat door de hulpverlening kan worden gekeken naar wat [minderjarige] aankan en hoe de statusvoorlichting (en vervolgens de contactopbouw) het beste vorm gegeven kan worden. Daarnaast is het, zoals de raad heeft opgemerkt, van groot belang dat [minderjarige] van haar moeder en stiefvader genoemde informatie krijgt.
Uit het voorgaande volgt dat het hof het verzoek van de moeder, om het inleidend verzoek van de vader tot een zorg/contactregeling alsnog af te wijzen, zal afwijzen en de bestreden beschikking op dit punt zal bekrachtigen.
Gezag
5.6.
De moeder is van mening dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek om haar met het eenhoofdig gezag te belasten heeft afgewezen. Zij stelt dat de basis voor gezamenlijk gezag tussen partijen ontbreekt. Er is sinds april 2021 geen enkel contact meer tussen hen. Volgens de moeder wil de vader geen contact met haar, ook niet telefonisch en toont hij geen interesse in [minderjarige] . Daarnaast heeft de moeder zorgen over het drank en drugsgebruik van de vader en acht zij hem ook om die reden niet in staat gezamenlijk met haar het gezag uit te oefenen. Verder verleent de vader niet altijd zijn medewerking aan beslissingen die in het kader van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] genomen moeten worden. Voor een onderzoek van [minderjarige] naar aanleiding van de veronderstelling dat sprake is van een autismespectrumstoornis heeft de vader pas na tussenkomst van de advocaat toestemming gegeven. Ook wilde hij eerst geen toestemming geven voor de noodzakelijke verhuizing van de moeder met [minderjarige] naar een eengezinswoning. De moeder verwacht niet dat de communicatie tussen partijen op korte termijn zal verbeteren.
Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder herhaald dat zij het eenhoofdig gezag over [minderjarige] wil krijgen omdat er geen enkel contact is tussen de ouders. De vader wil geen contact via de telefoon, hij wil geen papieren tekenen die hij via de telefoon krijgt en hij geeft geen toestemming voor belangrijke zaken. Dit is niet in het belang van [minderjarige] , aldus de moeder.
5.7.
De vader heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij ook in het kader van het gezag graag betrokken wil blijven bij [minderjarige] . Hij wil wel toestemming geven voor beslissingen over [minderjarige] , maar hij vond het moeilijk dat hij haar niet mocht zien en dat er ook geen uitzicht was op contact. Als er dan een verzoek van de moeder en haar partner kwam via de telefoon riep dat emoties en boosheid bij hem op. De vader verwacht dat het nu beter zal gaan, omdat de situatie is veranderd. Hij heeft zicht op contact met [minderjarige] en zou ook graag contact met de moeder willen over [minderjarige] . Berichten kunnen via WhatsApp worden gestuurd en dan reageert hij binnen 24 uur. Als de moeder liever wil dat het contact via haar partner loopt is dat ook goed.
5.8.
Ter zitting in hoger beroep heeft de raad het hof geadviseerd de bestreden beschikking ook op dit punt te bekrachtigen. De raad heeft daarbij opgemerkt dat de basis voor het gezamenlijk gezag tussen de ouders ontbreekt, maar dat de raad, zoals ook in het raadsrapport staat, vreest dat als de moeder met het eenhoofdig gezag wordt belast alle deuren voor de vader dicht gaan bij de moeder. De raad heeft ter zitting aan het hof de mogelijkheid van een (nader) raadsonderzoek voorgehouden, maar heeft daarbij opgemerkt dat dit onderzoek passender lijkt te zijn in de procedure bij de rechtbank, die nog zal worden vervolgd. In die procedure kan ook bekeken worden of de benodigde hulpverlening tot stand komt.
5.9.
Aan het hof ligt ter beoordeling voor of het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat het gezamenlijk gezag van de ouders wordt beëindigd en dat de moeder wordt belast met het eenhoofdig gezag.
Het hof stelt vast dat de verstandhouding tussen de ouders ernstig is verstoord en dat er sprake is van veel wantrouwen tussen hen. De raad heeft dit in het onder 3.3. genoemde raadsrapport ook onderkend. In het rapport staat verder dat de raad het risico ziet dat het de ouders vooralsnog niet zal lukken om te overleggen en samen beslissingen te nemen in het belang van [minderjarige] , maar dat er volgens de raad op dit moment geen tekenen zijn dat haar belangen geschaad worden doordat beide ouders gezag hebben. De raad vreest dat een gezagsbeëindiging de kans op contact tussen [minderjarige] en de vader zal doen afnemen. De raad heeft in het rapport benadrukt dat van belang is dat de vader mee zal werken aan noodzakelijk geachte beslissingen, waarbij de moeder de vader goed en volledig dient te informeren over de achtergrond en de noodzaak hiervan.
Het hof is, anders dan de raad, van oordeel dat gebleken is dat de belangen van [minderjarige] worden geschaad door het gezamenlijk gezag. De ouders communiceren al lange tijd niet met elkaar en zij zijn op geen enkele manier in staat om gezamenlijk te overleggen over [minderjarige] . Gebleken is dat beslissingen die moeten worden genomen ten behoeve van [minderjarige] moeizaam tot stand komen en vertraging oplopen omdat de vader niet tijdig toestemming geeft. Dit doet afbreuk aan het belang van [minderjarige] . Het hof verwacht niet dat de verhoudingen tussen de ouders op korte termijn voldoende zullen verbeteren gelet op de voorgeschiedenis en de zeer uiteenlopende visie van de ouders op de gebeurtenissen uit het verleden. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de rechter toch gezamenlijk gezag kan toekennen aan beide ouders of dat kan handhaven, ook al raakt het kind daardoor klem of verloren tussen hen. Dat kan aan de orde zijn als eenhoofdig gezag ertoe leidt dat de andere ouder naar verwachting uit het leven van het kind zal worden geweerd. Het hof ziet in deze zaak geen aanleiding om op die grond het gezamenlijk gezag in stand te houden, omdat op dit moment bij het hof die verwachting niet bestaat. Zoals hiervoor is overwogen wordt de bestreden beschikking ten aanzien van de statusvoorlichting (en het daarna onder begeleiding opbouwen van contact) bekrachtigd. In de procedure bij de rechtbank zullen de mogelijkheden van contact tussen [minderjarige] en de vader dan ook verder worden onderzocht. De moeder dient hieraan haar volledige medewerking te verlenen. Dat de vader niet langer met het gezag is bekleed doet hier niet aan af. Uit het voorgaande volgt dat het hof de bestreden beschikking op dit punt zal vernietigen en het verzoek van de moeder haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] zal toewijzen.
5.10.
Het hof zal de zaak terugwijzen naar de rechtbank ter verdere afdoening in de staat waarin deze zich thans bevindt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag te belasten is afgewezen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige] ;
belast de moeder met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] , geboren [in] 2018 in de gemeente [gemeente] ;
gelast de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, te weten dat partijen zich dienen te wenden tot de gemeente om te werken aan:
- statusvoorlichting van [minderjarige] (onder begeleiding van hulpverlening van Parlan of een soortgelijke instantie);
- contactherstel van [minderjarige] met de vader en een al dan niet begeleide zorgregeling die wordt opgebouwd in overleg met Parlan of een soortgelijke instantie;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Noord-Holland teneinde verder te worden beslist;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T de Bie, mr. M.T. Hoogland en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Kraan als griffier en is op 29 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.