ECLI:NL:GHAMS:2023:2196

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
23-003136-22, 23-003218-22, 23-003219-22, 23-003220-22 en 23-003056-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot getuigenverhoor in strafzaak met gebruik van Encrochat en SkyECC

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 28 september 2023, zijn verzoeken tot het horen van getuigen in een strafzaak besproken. De zaak betreft een verdachte die is geïdentificeerd als gebruiker van een Encrochat-account en betrokken is bij berichtenverkeer via SkyECC. De verdediging heeft verzocht om getuigen te horen die mogelijk ontlastende verklaringen kunnen afleggen. Het hof heeft vastgesteld dat de getuigen niet eerder zijn gehoord en dat er geen belastende verklaringen van hen zijn. De verdediging heeft gesuggereerd dat de communicatie over softdrugs zou kunnen gaan in plaats van de tenlastegelegde cocaïne. Het hof heeft geconcludeerd dat de noodzaak van de verzochte getuigenverhoren niet is gebleken, omdat de identiteit van de getuigen niet bekend is en er onvoldoende onderbouwing is voor hun verhoor. Het verzoek tot het horen van de medeverdachte is daarentegen toegewezen, en deze zal als getuige worden gehoord tijdens de inhoudelijke behandeling. De zaak illustreert de complexiteit van bewijsvoering in strafzaken waarbij moderne communicatiemiddelen zoals Encrochat en SkyECC zijn betrokken.

Uitspraak

Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, meervoudige kamer voor strafzaken op 12 september 2023 en 28 september 2023.
Tegenwoordig zijn:
mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter,
mr. E. Mijnsberge en mr. R.M. Steinhaus, leden, mr. L. Muyselaar, griffier.
.
[…]
De voorzitter deelt als overwegingen en beslissingen van het hof het volgende mede:

In de zaak tegen de verdachte [verdachte] :

De raadsman heeft verzocht om het verhoor van een getuige. Hij heeft deze persoon aangeduid met diens SkyECC-accountnaam
[accountnaam]. Nadere identiteitsgegevens heeft de raadsman niet opgegeven en zijn ook overigens tijdens het opsporingsonderzoek niet bekend geworden.
Het hof stelt vast dat het hier niet om een persoon gaat die belastend heeft verklaard. Voorts kan niet worden vastgesteld of hij, als het tot identificatie en een verhoor zou komen, belastend zou kunnen verklaren. Op basis van de summiere toelichting van de raadsman en de proceshouding van de verdachte gaat het hof er vooralsnog van uit dat de verdediging heeft beoogd om een getuige te vragen die mogelijk ontlastend zal verklaren, in die zin dat hij of zij – naar het hof begrijpt – de door de raadsman overigens ter terechtzitting in hoger beroep voor de eerste maal als alternatief scenario gepresenteerde stelling dat de stof waarover gesproken werd heel goed softdrugs zou kunnen zijn in plaats van de tenlastegelegde cocaïne, zou kunnen bevestigen.
De omstandigheid dat het niet om een persoon gaat die belastend heeft verklaard, brengt met zich dat bepaaldelijk eisen mogen worden gesteld aan de onderbouwing van het verzoek om de persoon als getuige te horen. In dit verband wordt als volgt overwogen.
De persoon aangeduid als [accountnaam] is niet eerder gehoord. Bij de huidige stand van zaken figureert deze persoon als een gespreksdeelnemer bij de uitwisseling van berichten tussen personen die gebruik maken van SkyECC. Enkele berichten die door [accountnaam] zijn verzonden en ontvangen, zijn door de rechtbank gebruikt voor het bewijs. Er is geen verklaring van deze persoon aanwezig die is of kan worden gebruikt bij de bewijslevering en waarvan de betrouwbaarheid door de verdediging zou kunnen worden betwist. Dit houdt tevens in dat in zoverre niet de vraag rijst of zal rijzen of de verdediging voldoende in de gelegenheid is gesteld dan wel is geweest om geproduceerd getuigenbewijs te toetsen.
De verdachte is gedurende het opsporingsonderzoek geïdentificeerd als de gebruiker van het Encrochat-account “ [account 1] ”. In de bewijsvoering heeft de rechtbank deze vaststelling als redengevend feit betrokken. Tijdens de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat deze naam hem niets zegt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte op enkele vragen van het hof dit antwoord in grote lijnen herhaald en gezegd dat hij zich overigens op zijn zwijgrecht beroept. De raadsman heeft op vragen van het hof over de gronden van het verzoek daarnaast onder meer als antwoord gegeven dat hij in deze fase van de behandeling in het midden wil laten of de verdachte “ [account 1] ” is.
De onderbouwing van het verzoek kan niet anders worden geduid dan dat de verdediging als vertrekpunt neemt dat de weergave van de communicatie waaraan [accountnaam] heeft deelgenomen, zoals neergelegd in de processtukken, juist is. Als gezegd bestaat die onderbouwing in de kern uit de suggestie van de raadsman dat de berichten die voor het bewijs zijn gebruikt op andere wijze moeten worden uitgelegd.
Bij de finale beoordeling van de zaak zal het hof de inhoud van de berichten in kwestie moeten wegen naar aanleiding van het verhandelde tijdens de onderzoeken ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en in samenhang bezien met de overige processtukken. Met het oog op die bewijswaardering dient het hof te waken voor de kwaliteit en volledigheid van het onderzoek ter terechtzitting waaronder de uitoefening van de rechten van de verdediging is begrepen. In die sleutel wordt de noodzaak van het verzochte beoordeeld. Het gegeven dat de identiteit van de getuige om wiens verhoor is verzocht niet bekend is, legt in dat licht ook gewicht in de schaal.
De voorgaande overwegingen brengen het hof tot de slotsom dat de noodzaak van het verzochte getuigenverhoor niet is gebleken. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Het verzoek tot het horen van de medeverdachte
[medeverdachte]wordt
toegewezen. Deze medeverdachte zal bij de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting worden gehoord als getuige.
[…]

In de zaak tegen de verdachte [medeverdachte] :

De raadsman heeft (onder
1. – 17.) verzocht om het horen van 17 getuigen. Hij heeft deze personen aangeduid met hun SkyECC-accountnaam of Encrochat-account. Nadere identiteitsgegevens heeft de raadsman niet opgegeven en zijn ook overigens tijdens het opsporingsonderzoek vrijwel zonder uitzondering niet bekend geworden. Op basis van de resultaten van opsporing kan voorshands worden aangenomen dat achter de Encrochat-namen ‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 2] ’ dezelfde persoon schuil gaat, namelijk [getuige ] . Dit heeft de raadsman niet opgemerkt noch toegelicht; ook [getuige ] heeft hij als getuige gevraagd. Het hof zal de verzoeken in samenhang beoordelen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Het hof stelt vast dat het hier in alle gevallen niet om personen gaat die belastend hebben verklaard. Voorts kan niet worden vastgesteld of zij, als het tot identificatie en een verhoor zou komen, belastend zouden kunnen verklaren. Op basis van de summiere toelichting van de raadsman ter zitting van het hof van 12 september 2023 en de (huidige) proceshouding van de verdachte gaat het hof er vooralsnog van uit dat de verdediging heeft beoogd om getuigen te vragen die mogelijk ontlastend zullen verklaren, in die zin dat die zouden moeten kunnen bevestigen dat de verdachte niet de gebruiker was van het Encrochat-account [account 2] en de SkyECC-ID’s [id 1] en [id 2] .
De omstandigheid dat het niet om personen gaat die belastend hebben verklaard brengt met zich dat bepaaldelijk eisen mogen worden gesteld aan de onderbouwing van de verzoeken om de personen als getuigen te horen. In dit verband wordt als volgt overwogen.
De betreffende personen zijn allen niet eerder gehoord. Bij de huidige stand van zaken figureren deze personen allen als gespreksdeelnemers bij de uitwisseling van berichten tussen personen die gebruik maken van de applicaties SkyECC of Encrochat. Diverse berichten die door hen zijn verzonden en/of ontvangen, zijn door de rechtbank gebruikt voor het bewijs. Er is geen verklaring van deze personen aanwezig die is of kan worden gebruikt bij de bewijslevering en waarvan de betrouwbaarheid door de verdediging zou kunnen worden betwist. Dit houdt tevens in dat in zoverre niet de vraag rijst of zal rijzen of de verdediging voldoende in de gelegenheid is gesteld dan wel is geweest om geproduceerd getuigenbewijs te toetsen.
De verdachte is gedurende het opsporingsonderzoek geïdentificeerd als de gebruiker van het Encrochat-account “ [account 2] ” en van de SkyECC-ID’s [id 1] en [id 2] . In de bewijsvoering heeft de rechtbank deze vaststellingen ook als redengevende feiten betrokken. Tijdens de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij deze accounts niet heeft gebruikt.
In de fase van hoger beroep heeft deze stelligheid plaats gemaakt voor een diffuus samenstel van standpunten van de raadsman en van verklaringen van de verdachte, deels overgebracht door de raadsman en deels door de verdachte ter terechtzitting van het hof op 12 september 2023.
De raadsman heeft zijn verzoeken aangekondigd in een brief aan het hof van 8 augustus 2023. Daarin heeft hij de ter terechtzitting gedane verzoeken van een onderbouwing voorzien. Deze houdt in de kern in dat de verdachte alle drie accounts niet heeft gebruikt. Nader onderzoek dient dit te ondersteunen, aldus de raadsman. Op 4 september 2023 heeft de raadsman het hof bericht dat hij de aangekondigde verzoeken zal doen maar met een aanzienlijk gewijzigde motivering. Hij kondigde aan dat de verdachte “de identificatie en zijn verantwoordelijkheid voor de berichten accepteert” maar niet de rol van medepleger heeft gehad en daarover graag een nadere verklaring wil afleggen. De verzochte getuigen zouden de aannemelijkheid hiervan kunnen bevestigen. Ter terechtzitting van 12 september 2023 heeft de verdachte opnieuw ontkend de gebruiker van de accounts te zijn en is de raadsman, zo begrijpt het hof diens betoog, teruggevallen op de eerdere op schrift gestelde onderbouwing van 8 augustus 2023. De verdachte heeft zich bij deze gelegenheid op nadere vragen van het hof op zijn zwijgrecht beroepen. De raadsman heeft ter terechtzitting voorts een nader bericht aangekondigd. Uit de toelichting van de raadsman op die aankondiging begrijpt het hof dat dit bericht zonder nader debat bij de beoordeling kan worden betrokken. Dat bericht heeft het hof reeds ontvangen op 13 september 2023. De inhoud hiervan is, mede gelet op de hierna te geven beslissingen, niet zodanig dat een nadere reactie van de advocaat-generaal nodig of gewenst is. In het bericht heeft de raadsman onder verwijzing naar de mentale toestand van de verdachte op de dag van de zitting meegedeeld dat de verdachte tijdens een door hem gewenst politieverhoor “op korte termijn openheid van zaken” wil geven. Reikwijdte en inhoud daarvan heeft de raadsman op geen enkele wijze toegelicht.
Uit de op verschillende momenten gegeven onderbouwing van de verzoeken kan worden opgemaakt dat de raadsman als vertrekpunt heeft genomen dat de weergave van de communicatie waaraan de personen om wier verhoor wordt verzocht hebben deelgenomen, zoals neergelegd in de processtukken, juist is. In de kern heeft die onderbouwing gezien de hiervoor weergegeven gang van zaken een tamelijk ambigu karakter gekregen. Veel meer dan de veronderstelde mogelijkheid dat de af te leggen verklaringen op enigerlei wijze in meer of mindere mate ontlastend zouden kunnen zijn kan hieruit niet worden afgeleid.
Bij de finale beoordeling van de zaak zal het hof de inhoud van de berichten in kwestie moeten wegen naar aanleiding van het verhandelde tijdens de onderzoeken ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en in samenhang bezien met de overige processtukken. Met het oog op die bewijswaardering dient het hof te waken voor de kwaliteit en volledigheid van het onderzoek ter terechtzitting waaronder de uitoefening van de rechten van de verdediging is begrepen. In die sleutel wordt de noodzaak van het verzochte beoordeeld. Het gegeven dat de identiteit van de getuigen om wier verhoor is verzocht, behoudens één uitzondering, niet bekend is, legt in dat licht ook gewicht in de schaal.
De voorgaande overwegingen brengen het hof tot de slotsom dat de het hof noodzaak van de verzochte getuigenverhoren niet is gebleken. De verzoeken om het horen van de getuigen 1 tot en met 17 en 22 worden daarom afgewezen.
[…]
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.