ECLI:NL:GHAMS:2023:2183

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
200.320.818/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder en voorkeur rechthebbende in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder voor de rechthebbende, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. De rechthebbende had in een levenstestament zijn voorkeur uitgesproken voor de huidige bewindvoerder, [bewindvoerder]. De dochter van de rechthebbende heeft echter bezwaar gemaakt tegen deze benoeming en verzocht om de benoeming van Stichting Schuldvrij als bewindvoerder. De dochter stelt dat er gegronde redenen zijn om de voorkeur van de rechthebbende niet te volgen, onder andere vanwege de relatie tussen de rechthebbende en de bewindvoerder en de financiële situatie van de rechthebbende. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de lange relatie tussen de rechthebbende en de bewindvoerder, en de verklaringen van de rechthebbende ter zitting. Het hof concludeert dat er geen gegronde redenen zijn die zich verzetten tegen de benoeming van de bewindvoerder zoals door de rechthebbende gewenst. De dochter van de rechthebbende heeft geen overtuigende argumenten gepresenteerd die de voorkeur van de rechthebbende ondermijnen. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de kantonrechter en bevestigt de benoeming van [bewindvoerder] als bewindvoerder.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.320.818/01
Zaaknummer rechtbank: 9930360 BM VERZ 22-1521 KL
beschikking van de meervoudige kamer van 22 augustus 2023 in de zaak van
[de dochter] ,
wonende te [plaats A] , Griekenland,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de dochter van de rechthebbende,
advocaat: mr. V.J.M.H.Y. van Haaster te Haarlem.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [de rechthebbende] (hierna te noemen: de rechthebbende);
- [de zoon] (hierna te noemen: de zoon van de rechthebbende);
- [bewindvoerder] (hierna te noemen: [bewindvoerder] of de bewindvoerder) bijgestaan door mr. C.C. Sneper, advocaat te Baarn.
Als informant is aangemerkt:
- Stichting Schuldvrij gevestigd te Alkmaar.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter), van 4 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De dochter van de rechthebbende is op 30 december 2022 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van voormelde beschikking van 4 oktober 2022.
2.2
De bewindvoerder heeft op 8 maart 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van 17 januari 2023 van de zijde van de dochter van de rechthebbende met bijlagen;
- een bericht van 15 februari 2023 van de zijde van de dochter van de rechthebbende, met als bijlage het procesdossier uit de eerste aanleg;
- een bericht van 5 juni 2023 van de zijde van de dochter van de rechthebbende met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 16 juni 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- mr. van Haaster;
- de bewindvoerder, bijgestaan door mr. B. Blanckenburg, waarnemend voor mr. Sneper;
- de rechthebbende;
- [X] namens Stichting Schuldvrij.
De dochter van de rechthebbende is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet in persoon verschenen. De zoon van de rechthebbende is, met bericht van afmelding, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1936. Uit het huwelijk met zijn inmiddels overleden echtgenote [echtgenote] zijn de zoon en de dochter van de rechthebbende geboren. [bewindvoerder] is de huidige partner van de rechthebbende.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de goederen die de rechthebbende (zullen) toebehoren onder bewind gesteld wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand en is [bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd.
4.2
De dochter van de rechthebbende verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen – naar het hof begrijpt: voor zover het de benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder betreft - en te beslissen dat Stichting Schuldvrij tot bewindvoerder wordt benoemd.
4.3
De bewindvoerder verzoekt primair de bestreden beschikking te bekrachtigen. Subsidiair verzoekt de bewindvoerder een beslissing te nemen zoals het hof juist en in het belang van de rechthebbende acht.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:435 lid 1 BW benoemt de rechter bij het instellen van het bewind of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Standpunten
5.2
De dochter van de rechthebbende betoogt dat [bewindvoerder] onterecht tot bewindvoerder is benoemd. De dochter van de rechthebbende stelt zich op het standpunt dat er wel degelijk gegronde redenen zijn die zich verzetten tegen het volgen van de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende. De rechthebbende lijdt aan de ziekte van Alzheimer. De rechthebbende en [bewindvoerder] hebben een relatie gehad en zijn vervolgens gedurende tien jaar uit elkaar geweest. Tijdens de corona pandemie hebben zij weer contact gekregen.
Zij wonen niet samen. Op 23 november 2021 heeft de rechthebbende een levenstestament opgesteld, welke stap door [bewindvoerder] is geïnitieerd. De notaris was op de hoogte van de diagnose Alzheimer, maar dat was kennelijk geen reden om af te zien van het opstellen van het levenstestament. In het levenstestament is de bewindvoerder als algemeen gevolmachtigde benoemd. Uit de bankafschriften die de dochter van de rechthebbende heeft ontvangen van [bewindvoerder] is gebleken dat grote uitgaven zijn gedaan vanaf de rekening van de rechthebbende aan onder meer [bewindvoerder] . Bovendien is kennelijk een tweede hypotheek afgesloten en is het aldus geleende geld overgemaakt op de bankrekening van de rechthebbende. De dochter van de rechthebbende heeft daarom geen vertrouwen in [bewindvoerder] en de wijze waarop zij de financiën beheert. De dochter van de rechthebbende heeft vraagtekens bij diverse (grote) uitgaven die zijn gedaan vanaf de bankrekening van de rechthebbende. Nu is nog niet de volledige waarde van de woning van de rechthebbende verhypothekeert, maar het risico bestaat dat dit alsnog gebeurt, aldus de dochter van de rechthebbende.
5.3
[bewindvoerder] stelt zich op het standpunt dat de rechthebbende zijn voorkeur uitdrukkelijk heeft geuit en dat rechthebbende wenst dat zij het beheer van zijn zaken op zich neemt. Er zijn geen gegronde redenen die zich verzetten tegen het volgen van de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende. Zij kennen elkaar al 27 jaar. In het verleden zijn zij ongeveer een half jaar uit elkaar geweest. [bewindvoerder] heeft de indruk dat de dochter van de rechthebbende moeite heeft met de relatie die zij met de rechthebbende heeft. De notaris heeft bij het opstellen van het levenstestament de geestestoestand van de rechthebbende beoordeeld en geoordeeld dat de rechthebbende zijn belangen kon waarnemen tijdens het opmaken van het levenstestament. De bewindvoerder is daarbij van mening dat zij haar werk naar behoren uitvoert. Zij heeft in het kader van de rekening en verantwoording meerdere keren getracht te overleggen met de dochter van de rechthebbende, maar er is geen overleg mogelijk. Sinds 4 oktober 2022 dient de bewindvoerder enkel aan de kantonrechter rekening en verantwoording af te leggen. De door de dochter van de rechthebbende genoemde uitgaven zijn altijd in overleg met de rechthebbende gedaan. Er is een tweede hypotheek aangevraagd en een deel van de overwaarde van de woning van de rechthebbende is overgemaakt op zijn bankrekening. Het ging om een bedrag van € 45.406,-, waarvan nu nog circa € 21.000,- over is. Dit geld is opgenomen ter aanvulling van de AOW en het kleine pensioen dat de rechthebbende ontvangt. De auto van de rechthebbende is, met instemming van de rechthebbende, op naam van [bewindvoerder] gezet. Zij had zelf geen auto meer, de rechthebbende mag zelf niet meer rijden en hij wil graag dat zij hem overal naartoe brengt. Zowel de rechthebbende als [bewindvoerder] maken ieder € 250,- per maand over op een bankrekening waarvan zij de gezamenlijke boodschappen betalen. Er is geen reden om een professionele bewindvoerder te benoemen. De problematiek van de rechthebbende maakt dat het voor hem moeilijker zal zijn om te communiceren. In de constructie waarbij zijn partner de bewindvoerder is wordt zijn wens dagelijks op een passende manier meegenomen. De rekening en verantwoording die is ingediend bij de kantonrechter is goedgekeurd, aldus de bewindvoerder.
5.4
De rechthebbende heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij zijn dochter nog maar weinig spreekt. Hij heeft al lange tijd een relatie met [bewindvoerder] . Zij zijn altijd samen. Af en toe neemt [bewindvoerder] geld voor hem op, zodat hij contant geld heeft. Zijn auto is op naam van [bewindvoerder] gezet omdat zij een auto nodig hebben en hij niet meer mag rijden. In het levenstestament dat is opgesteld is opgenomen dat hij wenst dat zijn partner tot bewindvoerder wordt benoemd als een bewind noodzakelijk is. Deze wens heeft hij nog altijd.
De rechthebbende houdt elke dag in zijn agenda bij wat zijn inkomen is en wat zijn uitgaven zijn. Hij weet precies wat wordt uitgegeven. Er bestaan geen geheimen, aldus de rechthebbende.
5.5
Stichting Schuldvrij heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven dat zij bereid is om het bewind uit te voeren.
Beoordeling
5.6
Het hof overweegt als volgt. De instelling van het bewind zelf is in hoger beroep niet in geschil. Het gaat in hoger beroep enkel om de persoon van de bewindvoerder. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. De echtgenoot van de rechthebbende is in 1995 overleden. Na haar overlijden heeft de rechthebbende [bewindvoerder] ontmoet met wie hij een relatie heeft gekregen. Zij hebben eerst in [plaats B] samengewoond. De rechthebbende heeft op enig moment de woning in [plaats B] verkocht en is toen samen met [bewindvoerder] in [plaats C] gaan wonen tot eind 2015 / begin 2016. Op dat moment kocht de rechthebbende opnieuw een woning in [plaats B] . Zij zijn altijd samen, de ene week verblijven zij in [plaats B] en de andere week in [plaats C] . De rechthebbende heeft geen contact meer met zijn zoon. Met zijn dochter heeft hij op dit moment weinig contact. De rechthebbende lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Op 23 november 2021 heeft de rechthebbende bij de notaris een levenstestament laten opstellen waarin hij [bewindvoerder] als algemeen gevolmachtigde heeft aangewezen. De rechthebbende heeft in het levenstestament aangegeven dat als zijn vermogen onder bewind wordt gesteld, hij wenst dat [bewindvoerder] tot bewindvoerder wordt benoemd. De rechthebbende heeft deze voorkeur in hoger beroep opnieuw uitgesproken.
5.7
Nu de rechthebbende zijn uitdrukkelijke voorkeur heeft uitgesproken, dient het hof te beoordelen of sprake is van gegronde redenen die zich verzetten tegen de benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder. Het hof is daarvan niet gebleken. Niet is komen vast te staan dat [bewindvoerder] haar werkzaamheden niet naar behoren verricht. De rechthebbende heeft al jarenlang een relatie met [bewindvoerder] . [bewindvoerder] heeft ter zitting in hoger beroep een plausibele uitleg gegeven bij diverse uitgaven. Deze uitleg is door de rechthebbende beaamd. Voldoende aannemelijk is dat de bedragen die in de periode maart tot en met juni 2022 aan [bewindvoerder] zijn overgemaakt betrekking hadden op verrekening van eerder door haar gemaakte en/of voorgeschoten kosten ten behoeve van rechthebbende (in totaal € 5.380,-) en een schenking (€ 2.274,-, het maximale schenkingsvrije bedrag). Het aan Sunweb overgemaakte bedrag van € 1.497,13 had betrekking op een gezamenlijke vakantie naar Zuid-Spanje. De auto (een Renault Twingo uit 2011 met kenteken [kenteken] ) is reeds in of omstreeks 2020 op naam van [bewindvoerder] gezet – geruime tijd vóór de instelling van het bewind - en dat stond rechthebbende vrij. Daarbij komt dat rechthebbende en [bewindvoerder] daarvoor een aannemelijke verklaring hebben gegeven. Dat geldt eveneens voor de hypothecaire lening van ongeveer € 45.000,- ter aanvulling van de AOW uitkering en het geringe pensioen van rechthebbende. Het geleende bedrag is kennelijk mede benut is om een (terug)betaling aan de dochter van rechthebbende te financieren. De rechthebbende en [bewindvoerder] betalen bij toerbeurt de benzine voor de auto De rechthebbende en [bewindvoerder] maken nu ieder € 250,- per maand over op een rekening die op naam staat van [bewindvoerder] . Van die rekening worden de boodschappen betaald. Aan rechthebbende en [bewindvoerder] is ter zitting in hoger beroep voorgehouden dat het thans, na de instelling van het bewind, niet voor de hand ligt dat ongespecificeerde verrekeningen met een omvang als hiervoor vermeld, nog plaatsvinden.
Voor het overige geldt dat de regeling van het bewind voldoende waarborgen biedt voor toezicht op het financiële beheer. De bewindvoerder moet immers jaarlijks rekening en verantwoording afleggen aan de kantonrechter. Bovendien heeft de bewindvoerder voor ingrijpende beslissingen, zoals het nogmaals laten uitkeren van (een deel van) de overwaarde van de woning van de rechthebbende, toestemming van de kantonrechter nodig, zodat er via die weg ook voldoende waarborgen zijn om mogelijk misbruik, zoals waarvoor de dochter van de rechthebbende vreest, tegen te gaan.
5.8
Nu ook overigens niet is gebleken van gegronde redenen die zich verzetten tegen de benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder, zal het hof het verzoek van de dochter van de rechthebbende in hoger beroep afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. S.G. Risseeuw als griffier, en is op 22 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.