ECLI:NL:GHAMS:2023:2153

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
23-000170-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis rechtbank met aanpassing strafoplegging en aanvulling bewijsmiddelen in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2020. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor diefstal met braak in vereniging. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een aanpassing van de straf. Het hof heeft de bewijsmiddelen en de toepasselijke wettelijke voorschriften aangevuld, en heeft de strafmaat herzien. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, maar het hof heeft besloten om de gevangenisstraf te verlagen naar 33 dagen, met daarnaast een taakstraf van 180 uren. Dit besluit is genomen na afweging van de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft ook rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte en zijn inspanningen om aan de gestelde doelen te werken. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000170-20
datum uitspraak: 12 september 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-741024-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De advocaat-generaal vordert toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 400,00 aan immateriële schade.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd, en met dien verstande dat het hof:
  • de bewijsmiddelen en de bewijsoverweging aanvult, zoals hierna vermeld;
  • de toepasselijke wettelijke voorschriften aanvult met de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

Aanvulling bewijsmiddelen

2. een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018020238018 van 28 januari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 3.

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven en in aanvulling op hetgeen reeds door de rechtbank als bewijsmiddel opgenomen, als waarneming van verbalisant [verbalisant 1]:
Ik, [verbalisant 1], zag dat C tevens naar buiten kwam rennen. Ik zag dat hij net als A wegrende in de richting van de De Lairessestraat. Ik, [verbalisant 1], ben achter A en C aan gerend. Ik zag dat A en C op de kruising Banstraat en De Lairessestraat renden in de richting van de Cornelis Schuytstraat. Ik, [verbalisant 1], zag dat A en C, op het moment dat zij aankwamen bij de kruising, De Lairessestraat en Cornelis Schuytstraat, rechtsaf sloegen (het hof begrijpt: in de richting van de Willemsparkweg).

7. Een proces-verbaal van getuigenverhoor van 24 oktober 2019, afgelegd bij de rechter-commissaris.

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige [medeverdachte 1]:
Ik kan mij herinneren dat ik op 28 januari 2018 ben aangehouden op verdenking van een inbraak in Amsterdam. Het klopt dat [medeverdachte 2] ook bij de inbraak aanwezig was. Wie de derde persoon was houd ik liever voor mijzelf. U vraagt mij of ik [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte) die dag wel heb gezien. Ja. Ik kan mij herinneren dat ik hem kort voor de inbraak heb gezien in Amsterdam Zuid. We waren daar met een groep. Ik ben vanuit die groep naar de woning gegaan om het strafbare feit te plegen.

8. een proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 september 2018, afgelegd bij de rechter-commissaris.

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige [medeverdachte 2]:
Het klopt dat ik op 28 januari 2018 ben aangehouden op verdenking van een woninginbraak. Ik was betrokken bij die woninginbraak. [medeverdachte 1] was ook bij de inbraak betrokken. Er was een derde persoon. Ik ken [verdachte] wel.

9. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 29 augustus 2023.

Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was daar die avond van 28 januari 2018 vlakbij de Banstraat in Amsterdam, met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en met een grotere groep.

Aanvullende bewijsoverweging

Aan het wettig bewijs en aan de overtuiging dat de verdachte zich samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan de inbraak draagt bij de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij kort voorafgaand aan de inbraak met onder anderen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] samen was en dat de verdachte is aangehouden op de Willemsparkweg, die is gelegen in de richting waarin dader C is weggerend, terwijl de politieambtenaren die de verdachte daar buiten adem hebben aangehouden geen andere personen op staat zagen.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het bewezenverklaarde (diefstal met braak in vereniging gedurende de voor nachtrust bestemde tijd) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank opgelegd.
De raadsman heeft verzocht, indien het hof tot strafoplegging komt, rekening te houden met de straffen die zijn opgelegd aan de medeverdachten, de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met twee anderen ingebroken in een woning. Om binnen te komen heeft één van hen het cilinderslot van de toegangsdeur eruit gehaald, zijn verdachten de woning binnen gegaan en hebben deze vervolgens overhoop gehaald. Toen de politie hen op heterdaad betrapte in de woning, zijn de verdachte en zijn mededaders er vandoor gegaan. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van de bewoonster. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Gelet op de aard en ernst van het feit acht het hof een oplegging van een gevangenisstraf in beginsel zonder meer passend. Uit het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 4 juli 2023 volgt dat aan de verdachte na het plegen van het onderhavige feit door de Belgische rechter een gevangenisstraf van 5 jaren is opgelegd. Hoewel deze veroordeling door een buitenlandse rechter geen veroordeling in de zin van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht oplevert, ziet het hof aanleiding hiermee in de strafmaat rekening te houden.
Daarnaast is uit het rapport van de Reclassering van 4 augustus 2023 en het verhandelde ter terechtzitting naar voren gekomen dat de verdachte werkt aan de gestelde positieve doelen en dat er een stijgende lijn in zijn ontwikkeling is. Het hof ziet in deze positieve ontwikkeling aanleiding om in plaats van een gedeelte van de gevangenisstraf een taakstraf op te leggen en acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 33 dagen, gelijk aan de tijd die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, en een taakstraf voor de duur van 200 uren passend en geboden.
Het hof heeft, met de raadsman, geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in hoger beroep met ongeveer 1,5 jaar is overschreden. Het hof zal gezien de omvang van de overschrijding de taakstraf daarom matigen en een taakstraf opleggen voor de duur van 180 uren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
33 (drieëndertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. W.S. Ludwig en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. P. de Haas, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2023.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]