ECLI:NL:GHAMS:2023:2143

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
23-003238-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot zware mishandeling en bewezenverklaring mishandeling en belediging met kettingslot

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en belediging. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. De verdachte had verklaard dat hij enkel met het kettingslot had gezwaaid om de aangever op afstand te houden en ontkende dat hij de aangever had geraakt. Het hof oordeelde dat het dossier te weinig informatie bood om tot een bewezenverklaring te komen.

Wel heeft het hof de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiair tenlastegelegde mishandeling en de belediging door te spugen. De bewezenverklaring was gebaseerd op verklaringen van de verdachte en getuigen, die bevestigden dat de verdachte met een kettingslot had gezwaaid en de aangever had beledigd door naar hem te spugen. Het hof heeft rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte en heeft besloten om de gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaar. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003238-21
datum uitspraak: 12 september 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-158181-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 augustus 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.primairhij op of omstreeks 14 januari 2021 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen naar voornoemde [slachtoffer] is toegelopen en/of (vervolgens) een ketting, in elk geval een zwaar voorwerp, ter hand heeft genomen en/of (vervolgens) eenmaal of meermalen (met kracht) slaande en/of zwaaiende bewegingen in de richting van het hoofd, in elk geval in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.2.hij op of omstreeks 14 januari 2021 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer], in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door eenmaal of meermalen op/tegen, in elk geval in de richting van, voornoemde [slachtoffer] te spugen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair tenlastegelegde en heeft daartoe kortgezegd het volgende aangevoerd. De verdachte heeft verklaard dat hij enkel met het kettingslot heeft gezwaaid, omdat hij aangever op afstand wilde houden en om aangever te bedreigen. Hij ontkent dat hij aangever heeft geraakt. Verdachte heeft niet willens en wetens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aan de zijde van aangever aanvaard.
Het hof overweegt als volgt. Het dossier biedt het hof te weinig informatie om met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast te stellen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door zijn handelen. Immers bestaat er onduidelijkheid over met wat voor soort kettingslot de verdachte aan het zwaaien was, op welke afstand de verdachte en de aangever precies van elkaar stonden, hoe de verdachte met het kettingslot heeft gezwaaid en met welke kracht en in welke richting de verdachte met het kettingslot heeft gezwaaid. Aldus is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Wel komt het hof tot een bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde mishandeling, zoals hierna vermeld.
Bewijsmiddelen
Het hof acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en grondt zijn overtuiging dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat.
1.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 april 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina's 17 tot en met 21.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 april 2021 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik kwam Solaiman tegen op 14 januari 2021 te Amsterdam en ik heb hem aangevallen. Ik had een kettingslot in mijn hand. Ik heb met dat kettingslot gezwaaid.
2.
Een proces-verbaal van aangifte van 4 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina's 3 tot en met 5.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 januari 2021 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer]:
Op 14 januari 2021 te Amsterdam werd ik uit niets aangevallen. Uit het niets zag ik in mijn ooghoek iemand met een kettingslot op mij afkomen. Hij begon op mij in te slaan met het kettingslot. Hij heeft mij een aantal keren geraakt. Zo voelde ik een harde klap met het slot. Ik was met het uiteinde van het slot op mijn rug geraakt. Ik voelde een doffe pijn onder in mijn rug.
Voorts probeerde ik afstand te creëren waarop ik hem zag en hoorde roggelen. Ik zag dat hij gericht in mijn gezicht probeerde te spugen. Ik draaide mijn hoofd weg, waardoor zijn uitwerpselen (lichaamsvocht) op mijn jas zijn terecht gekomen. Voorts zag en hoorde ik hem weer spugen. Omdat ik van hem wegliep, kwam zijn spuug op mijn been terecht.
3.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 15 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina’s 13 en 14.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 maart 2021 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van
[getuige]:
Halverwege januari 2021 [het hof begrijpt: op 14 januari 2021] te Amsterdam zag ik dat een jongen met een ketting [het hof begrijpt: kettingslot] zwaaide in de richting van [slachtoffer]. Ik zag dat [slachtoffer] geraakt werd met het kettingslot op zijn arm. Ik zag ook nog dat die jongen twee keer heeft gespuugd tegen [slachtoffer] aan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 14 januari 2021 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door met een ketting tegen het lichaam te slaan;

2.hij op 14 januari 2021 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer], in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door meermalen tegen [slachtoffer] te spugen.

Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht over te gaan tot oplegging van primair een voorwaardelijke taakstraf, subsidiair een onvoorwaardelijke taakstraf en meer subsidiair een voorwaardelijke gevangenisstraf. Zij heeft verzocht daarbij te letten op de geestesgesteldheid van de verdachte, de ten behoeve van hem verleende zorgmachtiging, het hulpkader waarin hij zich bevindt en zijn strafblad.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, door het slachtoffer te slaan met een kettingslot. Het slachtoffer heeft hierdoor pijn geleden. Door aldus te handelen heeft de verdachte een voor het slachtoffer angstige en intimiderende situatie geschapen en inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Direct daarna heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van hetzelfde slachtoffer door tweemaal naar hem te spugen. De verdachte heeft daarmee het slachtoffer in zijn eer en goede naam aangetast. Des te kwalijker is dat dit heeft plaatsgevonden tijdens de coronapandemie, een tijd waarin hygiëne van het grootste belang was om met het oog op de volksgezondheid besmettingen met het coronavirus te voorkomen.
Gelet op de ernst van de feiten is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel gerechtvaardigd. Het hof houdt echter rekening met de psychische problematiek van de verdachte, zoals die is gebleken uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep. Uit een brief van het [instelling] – waar de verdachte onder behandeling staat – blijkt dat de verdachte in maart 2021 in verwarde toestand in beeld is gekomen bij de crisisdienst, waarna hij kort gedwongen opgenomen is geweest middels een crisismaatregel. Voorts blijkt uit deze brief dat de verdachte tussen september 2022 en maart 2023 op verschillende afdelingen klinisch opgenomen is geweest, en dat zijn huidige, ambulante behandeling plaatsvindt in het kader van een zorgmachtiging. De verdachte, die thans bij zijn moeder verblijft, is aldus ingebed in een stevig hulpkader. Hierin ziet het hof aanleiding om de gevangenisstraf in geheel voorwaardelijke vorm op te leggen. Op die manier wordt voornoemd hulpkader niet doorkruist.
Het hof acht aldus, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 266 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. A.W.T. Klappe en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 september 2023.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]