Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[erflater]
laatstelijk wonend te [woonplaats 2] ,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Hfl. 890.000,00 Aankoop Onroerendgoed
€ 1.000.000,00 Inzake aankoop Spaarselect
50% winst [plaats 4] Sport Centrum , boven de Hfl. 19.000.000,00.
Verder 30% aandelen Akron , Schiphol, wat ik met jouw besproken heb.
[ handtekening ]
[erflater] ”
[naam 2] of ik die brief getypt heeft. Wij gebruikten altijd een ‘betreft’-regel en wij vermeldden altijd het adres of faxnummer van de geadresseerde. (…)”
“ten aanzien van de vereffenaars wijlen [erflater] ”.
4.Beoordeling
Het hof overweegt als volgt.
(Hfl. 2.700.000,00 [straatnaam 1] te [plaats 1] , Hfl 890.000 Aankoop Onroerendgoed, € 1.000.000,00 inzake aankoop Spaarselect) van [appellant] in ontvangst heeft genomen. Wat de titel is geweest voor deze betalingen en dat erflater die gelden weer aan [appellant] terug diende te betalen, volgt niet uit de faxbrief.
“genoemde bedragen in ontvangst heeft genomen ten behoeve van enige transactie met betrekking tot de specifiek genoemde panden.”Het feit dat in de faxbrief de daar genoemde bedragen in verband worden gebracht met specifiek genoemde panden, doet niet af aan de constatering dat geen melding wordt gemaakt van de titel van deze betaling, noch dat [appellant] op grond daarvan aanspraak kan maken op terugbetaling. Ook volgt daaruit niet dat een dergelijke verplichting tot terugbetaling op erflater in privé zou rusten. De vereffenaar heeft in dit verband onweersproken gesteld dat alle transacties waarop de vorderingen volgens [appellant] betrekking hebben, transacties waren waarbij een vennootschap van de familie [erflater] partij was en dat erflater zelfstandig bevoegd bestuurder was van de desbetreffende vennootschappen.
Hfl. 890.000,00 bestemd was als aanbetaling voor een pand van [bedrijf 8] B.V. te [plaats 2] , aldus [appellant] .
rechthad op betaling van dat bedrag door erflater in privé.
aan erflaterheeft geleend, althans dat erflater dat bedrag aan [appellant] diende terug te betalen.
Hfl. 7.700.000,00 overschrijdt. Anders dan [appellant] betoogt, volgt daaruit niet dat partijen de door hem gestelde overeenkomst van geldlening in het leven hebben willen roepen; dat wijst er eerder op dat de betaling door [appellant] ten behoeve van het Spaarselectpand bedoeld was als een investering samen met erflater, dan als een lening aan erflater.