ECLI:NL:GHAMS:2023:2077

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
200.326.641/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een jeugdhulpaanbieder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige]. De vader van [minderjarige] had hoger beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 23 februari 2023 had besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 30 maart 2024. De vader was van mening dat deze beslissing niet terecht was.

Het hof heeft in zijn overwegingen gekeken naar de zorgelijke situatie van [minderjarige], die lijdt aan diabetes type 1 en die sinds 9 november 2022 in een jeugdhulpvoorziening verblijft. De vader had in het verleden niet altijd adequaat gereageerd op de zorgbehoeften van [minderjarige], wat leidde tot zorgen van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2023 zijn de vader, de GI en de raad verschenen, maar de moeder was afwezig.

Het hof heeft vastgesteld dat [minderjarige] nog steeds intensieve begeleiding nodig heeft, zowel voor haar diabetes als voor haar algemene opvoeding. De vader is momenteel niet in staat om deze begeleiding te bieden, en er zijn twijfels over zijn vermogen om de noodzakelijke structuur en stabiliteit in het leven van [minderjarige] te waarborgen. Het hof heeft daarom de beslissing van de rechtbank bekrachtigd en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.326.641/01
zaaknummer rechtbank: C/15/336286 / JU RK 23-173
beschikking van de meervoudige kamer van 15 augustus 2023 in de zaak van
[de vader],
wonende te [plaats A ] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. I.M. Thieme te Zaandam,
en
de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verweerster hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Als belanghebbende is verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
Als informant is aangemerkt:
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, (hierna: de kinderrechter) van 23 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 8 mei 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 23 februari 2023.
2.2
Het hof heeft verder een bericht van de GI met bijlagen van 1 juni 2023 ontvangen.
2.3
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met [minderjarige] gesproken. De inhoud van dit gesprek heeft de voorzitter tijdens de mondelinge behandeling kort weergegeven.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 13 juli 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer R. Koops.
De moeder is met bericht van verhindering niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Tijdens het (inmiddels door echtscheiding ontbonden) huwelijk van de vader en de moeder (hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders) is [minderjarige] geboren, [in] 2010 te [plaats C] . Bij beschikking van 2 juli 2020 heeft de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) de vader belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] . Het hof heeft deze beslissing bekrachtigd bij beschikking van 15 juni 2021.
3.2
[minderjarige] heeft van 24 juni 2015 tot 22 september 2019 onder toezicht gestaan van de GI.
3.3
Bij beschikking van 30 maart 2022 van de rechtbank is [minderjarige] (opnieuw) onder toezicht gesteld van de GI. Deze beslissing heeft dit hof bekrachtigd op 13 september 2022. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is bij de in zoverre niet bestreden beschikking verlengd tot 30 maart 2024.
3.4
De GI heeft op 21 juli 2022 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de vader, inhoudende dat de vader – kort samengevat – dient mee te werken met:
- de wijkverpleging en het door hen op de diabetes van [minderjarige] afgestemde behandelplan;
- de ambulante opvoedondersteuning;
- de inzet van een kindercoach voor [minderjarige] ;
- een structurele omgang tussen [minderjarige] en de moeder.
3.5
Bij beschikking van 9 november 2022 is een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg en/of een 24-uurs setting verleend met ingang van 9 november 2022 voor de duur van vier weken. Bij beschikking van 16 november 2022 is die beslissing gehandhaafd en is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 30 maart 2023. Beide beschikkingen zijn bij beschikking van 21 maart 2023 door dit hof bekrachtigd. [minderjarige] verblijft sinds 9 november 2022 bij woongroep Noorderlicht 2 van Nabij-Zorg te Hoofddorp.
3.6
Op 27 januari 2023 heeft de GI aan de vader een schriftelijke aanwijzing gegeven die, samengevat, ziet op de voorwaarden om [minderjarige] terug naar huis te laten gaan en een evaluatie bevat van de schriftelijke aanwijzing van 21 juli 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 30 maart 2024.
4.2
Het hof moet beoordelen of de rechtbank terecht de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] heeft verlengd.
De vader is van mening dat dit niet het geval is.
De GI en de raad zijn het eens met de beslissing van de rechtbank.

5.De motivering van de beslissing

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
5.1
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, BW kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c, tweede lid, BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar verlengen.
5.2
Uit de stukken in het dossier en de behandeling ter zitting in hoger beroep is gebleken dat er al langere tijd grote zorgen zijn over [minderjarige] . Bij [minderjarige] is sprake van diabetes type 1 en zij moet insuline spuiten. Leerkrachten en anderen op de school van [minderjarige] hebben gemerkt dat [minderjarige] vaak onvoldoende en onjuiste voeding mee kreeg van thuis, vaak lange tijd geen insuline had gespoten en een veel te hoog bloedsuikergehalte had. Zij maakten zich daarover zorgen. Op 27 april 2022 is [minderjarige] ernstig ziek opgenomen op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Het ziekenhuis heeft toen een zorgmelding gedaan, waarbij werd aangegeven dat deze situatie had kunnen worden voorkomen als de eerdere zorg voldoende was geweest. De kinderarts heeft toen geadviseerd om wijkverpleging in te zetten. Aanvankelijk weigerde de vader om hieraan mee te werken, maar na een schriftelijke aanwijzing – door de GI gegeven op 21 juli 2022 – is toch gestart met wijkverpleging door KinderThuisZorg. KinderThuisZorg kwam drie keer per dag langs ter ondersteuning van [minderjarige] bij de controle over haar diabetes. Vanuit KinderThuisZorg zijn, naar aanleiding van de huisbezoeken, zorgen geuit over de thuissituatie van [minderjarige] . Er was geen sprake van rust, reinheid en regelmaat. Hierdoor lukte het niet om het bloedsuikergehalte van [minderjarige] onder controle te houden. Naast de zorgen ten aanzien van de diabetes, zijn er ook zorgen geconstateerd met betrekking tot de persoonlijke verzorging van [minderjarige] . [minderjarige] mist bepaalde basisvaardigheden met betrekking tot persoonlijke verzorging en hygiëne, waaronder het wassen van het haar, tandenpoetsen en het (tijdig) douchen. Verder toonde vader veel verbale agressie, waaraan [minderjarige] werd blootgesteld. Al deze zorgen hebben ertoe geleid dat [minderjarige] op 9 november 2022 met spoed uit huis is geplaatst in een accommodatie voor jeugdhulp, te weten bij Noorderlicht.
5.3
Toen [minderjarige] binnenkwam bij Noorderlicht, vertoonde haar bloedsuikergehalte grote schommelingen. De groepsleiding van de groep van [minderjarige] bij Noorderlicht heeft een scholing gehad van het kinderwijkteam zodat zij kunnen omgaan met de diabetes van [minderjarige] . Ook heeft [minderjarige] geleerd om zelfstandig koolhydraten te tellen, zodat zij nauwkeuriger insuline kan spuiten. Verder is er gewerkt aan de persoonlijke verzorging en hygiëne van [minderjarige] . Bij Noorderlicht is zichtbaar geworden dat [minderjarige] in haar basale opvoeding dingen heeft gemist, hetgeen zich ook uit in haar taalgebruik. Er wordt daarom bij [minderjarige] nu aandacht besteed aan normen en waarden. [minderjarige] heeft op deze gebieden de afgelopen periode een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Desondanks is, sinds het verblijf van [minderjarige] bij Noorderlicht, ook geconstateerd dat [minderjarige] 24 uur per dag begeleiding nodig heeft bij het reguleren van haar diabetes. [minderjarige] kan momenteel nog niet zelfstandig de verantwoordelijkheid dragen om haar bloedsuikergehalte op peil te houden. Het komt geregeld voor dat de groepsleiding de gehele nacht aanwezig moet zijn op de kamer van [minderjarige] omdat haar bloedsuikergehalte veel te hoog is. [minderjarige] is niet in staat om in te zien dat het niet verstandig is om te snoepen. Voor [minderjarige] is het vaak onduidelijk wat de oorzaak is van haar te hoge bloedsuikergehalte. Zij blijft steeds dezelfde vragen stellen en heeft veel behoefte aan herhaling vanuit de groepsleiding. Dit maakt dat het noodzakelijk is dat een volwassene toezicht houdt op [minderjarige] en kan ingrijpen op de momenten waarop dit nodig is. Het is nodig dat er controle is op het stiekem snoepen van [minderjarige] en op het (tijdig) prikken van insuline. Verder moet [minderjarige] de juiste voedingsmiddelen meekrijgen naar school.
5.4
Het hof acht de vader momenteel niet in staat om te voorzien in deze grote opvoedbehoefte van [minderjarige] . Hoewel de vader stelt dat hij er alles aan doet om het bloedsuikergehalte van [minderjarige] stabiel te houden en dat hij ervoor zorgt dat [minderjarige] voedzaam voedsel eet of meekrijgt naar school, wordt gezien dat de vader niet in staat blijkt om keuzes te maken die in het belang zijn van [minderjarige] . Hoewel het hof begrijpt dat de vader iets leuks wil doen voor [minderjarige] en haar iets wil geven, is het niet in het belang van [minderjarige] dat hij haar geld geeft op het schoolplein, zonder dat er zicht is op wat zij hiermee koopt of dat hij af en toe een kippenbout aan [minderjarige] komt brengen op het schoolplein. De vader draagt op deze wijze niet bij aan een positieve vooruitgang van [minderjarige] . [minderjarige] heeft behoefte aan iemand die haar kan begrenzen. In verband met haar diabetes heeft [minderjarige] ritme en structuur nodig, omdat iedere verandering al invloed kan hebben op het bloedsuikergehalte van [minderjarige] en op haar concentratievermogen.
5.5
Het hof is ook van oordeel dat het op dit moment niet mogelijk is om [minderjarige] in de thuissituatie bij de vader de begeleiding te bieden die zij nodig heeft. Sinds haar verblijf in Noorderlicht zijn nog grotere zorgen over [minderjarige] ’s mogelijkheden naar voren gekomen dan er bij aanvang van de uithuisplaatsing al waren. Vanwege de grote opvoedbehoefte van [minderjarige] is het noodzakelijk dat zij doorlopend begeleiding heeft, ook ter ondersteuning in de controle over haar diabetesproblematiek. Dit kan in de thuissituatie bij de vader niet geboden worden, waarbij het hof ook acht slaat op het feit dat de vader in het verleden de hulpverlening niet altijd heeft toegelaten. Ook lukt het de vader nog niet om zich consequent aan de gemaakte afspraken te houden, bijvoorbeeld bij het nakomen van de omgangsafspraken. Gelet op dit alles is de verwachting gerechtvaardigd dat het de vader nog niet zal lukken om voldoende ritme en structuur aan te brengen in het leven van [minderjarige] . Daarbij komt dat de problematiek van [minderjarige] verder strekt dan alleen haar gezondheid. Gebleken is dat [minderjarige] op meerdere leefgebieden sturing nodig heeft, waarvan nu nog niet kan worden aangenomen dat de vader deze voldoende kan bieden. Bovendien is door de GI in samenspraak met de begeleiding van [minderjarige] geconstateerd dat er nog geen volledig beeld is van wat [minderjarige] aankan en nodig heeft, waarop met een te houden persoonlijkheidsonderzoek meer zicht moet worden verkregen.
5.6
Gezien het voorgaande is het hof – net als de rechtbank – van oordeel dat er momenteel nog niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor een terugplaatsing van [minderjarige] bij de vader. Dit maakt dat het verblijf van [minderjarige] bij Noorderlicht momenteel nog steeds noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding. Bij Noorderlicht kan in de opvoedbehoefte van [minderjarige] worden voorzien en kan de intensieve begeleiding worden geboden die zij nodig heeft voor haar diabetes. Door de vader is verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een beperktere duur. Het hof acht dit niet wenselijk, mede vanwege het feit dat er de aankomende periode een persoonlijkheidsonderzoek zal worden verricht bij [minderjarige] . Naar aanleiding van dit onderzoek zal meer duidelijk worden over de verwerkingssnelheden van [minderjarige] , haar leervermogen en haar IQ. Ook zal dan moeten blijken hoe het komt dat [minderjarige] continu dezelfde vragen blijft stellen en waarom zij bepaalde informatie niet lijkt te kunnen onthouden. Zolang de mogelijkheden en beperkingen van [minderjarige] niet in kaart zijn gebracht, kan van een thuisplaatsing nog geen sprake zijn.
5.7
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Schenkeveld, mr. J.F. Miedema en mr. M. Groenleer, in tegenwoordigheid van mr. M. Hermans als griffier en is op 15 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.