ECLI:NL:GHAMS:2023:2067

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
200.289.023/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking inzake vermogensverdeling en alimentatie in hoger beroep

In deze eindbeschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 15 augustus 2023, wordt de vermogensverdeling en alimentatie tussen partijen, een man en een vrouw, behandeld. De zaak betreft een hoger beroep na eerdere uitspraken, waaronder een beschikking van 23 maart 2023 waarin een deskundigenonderzoek naar de waarde van een onroerende zaak werd bevolen. Het hof heeft de door de deskundige getaxeerde waarde van de woning vastgesteld op € 735.000,-. De man heeft bezwaar gemaakt tegen deze taxatie, maar het hof heeft geen aanleiding gezien om deze waarde te verlagen. De man en vrouw zijn in geschil over de verdeling van hun gezamenlijke vermogensbestanddelen, waaronder de woning, een speedboot en een staanplaats.

Het hof heeft bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van € 51.500,- moet betalen ter zake van de vermogensverrekening, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast zijn er inboedelgoederen verdeeld tussen de partijen, waarbij specifieke goederen aan zowel de man als de vrouw zijn toegewezen. De kosten van de deskundige, die € 995,- bedroegen, worden door beide partijen gezamenlijk gedragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, waarbij de voorzitter de beschikking in het openbaar heeft uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 15 augustus 2023
Zaaknummer: 200.289.023/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/15/286191 / FA RK 19-1520
in de zaak in hoger beroep van:
[de man] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente 1] ,
appellant in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M. de Geest te Heerhugowaard,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente 2] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. P.J.H. Vinke te Hoofddorp.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.
1.2
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen is overwogen in zijn beschikking van 23 maart 2023.
In deze beschikking heeft het hof, voor zover thans van belang, overwogen dat de verkoopopbrengst van de speedboot meegenomen zal worden in de vermogensopstelling. Daarnaast heeft het hof een deskundigenonderzoek bevolen naar de onderhandse verkoopwaarde van de onroerende zaak gelegen aan de [A-straat] [plaats A] (hierna: de woning) op 15 september 2020 en – voor het geval geen van partijen heeft aangegeven zich nog over de deskundige te willen uitlaten – mevrouw D. Noppen benoemd tot deskundige.
1.3
Bij het hof zijn nadien de navolgende stukken ingekomen:
- bericht per e-mail van de deskundige van 31 mei 2023;
- brief van de zijde van de vrouw van 29 juni 2023;
- bericht per e-mail met bijlagen van de zijde van de man van 4 juli 2023.

2.Verdere beoordeling in hoger beroep

2.1
In de (tussen)beschikking van 16 augustus 2022 heeft het hof een eindbeschikking gegeven voor wat betreft de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie (grief 1 van de man, grief 1 van de vrouw). De man verzoekt in een bijlage bij zijn brief van 4 juli 2023 om op (een deel van) deze beschikking terug te komen. Aan dit verzoek gaat het hof voorbij. Voor zover de man het niet eens is met deze beschikking, dient, althans diende hij daartegen de in de wet aangewezen rechtsmiddelen aan te wenden.
Wat betreft de grieven, gericht tegen de gelaste wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschap (van inboedel) en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, heeft het hof in de beschikking van 16 augustus 2022 overwogen dat de grieven 3 (staanplaats zomerwoning [plaats ] ) en 5 (veeggrief) van de man falen en grief 4 (pensioenverevening) van de man slaagt. In incidenteel appel heeft het hof overwogen dat grief 2c (inboedel) van de vrouw slaagt en grief 5 (auto) van de vrouw faalt. In het incidenteel hoger beroep van de vrouw was geen sprake van grief 3 of grief 4. Grief 2a van de vrouw (nieuwe taxatie) heeft geleid tot een afspraak ter zitting en vervolgens alsnog tot de beschikking van 21 maart 2023 waarin een deskundigenonderzoek is bevolen. Grief 2 (speedboot) van de man en grief 2b (betalingstermijn) van de vrouw heeft het hof besproken in de beschikking van 16 augustus 2022, maar hierop is nog geen definitieve beslissing genomen. In de (tussen)beschikking van 21 maart 2023 heeft het hof overwogen dat de verkoopopbrengst van de speedboot zal worden meegenomen in de vermogensopstelling. Dat betekent dat grief 2 van de man faalt. Het hof zal in deze beschikking nog een definitief oordeel geven over het verzoek in grief 2a van de vrouw betreffende de wettelijke rente en haar grief 2b en tevens een vermogensopstelling maken om te beoordelen of een vermogensverrekening moet plaatsvinden, zoals partijen in artikel 6 van de huwelijkse voorwaarden zijn overeengekomen.
Woning
2.2
Het hof heeft in de beschikking van 21 maart 2023 een onderzoek bevolen door een deskundige ter beantwoording van de vraag wat de onderhandse verkoopwaarde van de woning is op 15 september 2020. In het op 31 mei 2023 uitgebrachte deskundigenbericht heeft de deskundige de woning getaxeerd op een marktwaarde van € 735.000,-.
2.3
De vrouw kan zich vinden in de getaxeerde waarde. De man meent dat de getaxeerde waarde moet worden verminderd met een bedrag van € 59.036,83: een bedrag van € 25.000,- voor kantoorinventaris dat door de BV van de man is betaald, € 7.909,32 kosten vloer in de kantoorruimte, € 6.127,51 kosten afrit en € 20.000,- inbouwkasten in de kantoorruimte, omdat al deze kosten eveneens door de BV zijn betaald. Daarnaast vraagt hij zich af of de deskundige (voldoende) rekening heeft gehouden met het feit dat de genoemde referentieobjecten helemaal zijn voorzien van dubbel glas, terwijl de woning (groten-)deels is voorzien van enkel glas. Hij meent dat ook op dit punt nog een correctie van de getaxeerde waarde moet plaatsvinden.
2.4
Het hof overweegt als volgt. De man meent dat rekening moet worden gehouden met het feit dat bij de aankoop van de woning door de BV van de man € 25.000,- is betaald voor kantoorinventaris. Volgens hem is in de huidige taxatie de kantoorinventaris meegenomen. Waarom dit zo zou zijn, licht de man niet toe. Uit het taxatierapport blijkt niet dat de deskundige bij de waardebepaling een waarde heeft toegekend aan de inventaris. Wat betreft de kosten voor de vloer, de kosten voor de afrit en de ingebouwde kasten overweegt het hof dat de omstandigheid dat de kosten voor de installatie/aanschaf in rekening zijn gebracht aan de BV van de man, niet meebrengt dat de waardebepaling met eenzelfde bedrag als de kosten moet worden verminderd. Indien de kosten door de BV zijn betaald en nog geen verrekening met de man, bijvoorbeeld in de rekening-courant verhouding, heeft plaatsgevonden, kan dit hooguit tot een vordering van de BV op de man leiden.
Tot slot ziet het hof geen aanleiding de deskundige te vragen of zij zich nader wil uitlaten over de vraag of zij voldoende rekening heeft gehouden met het feit dat de referentieobjecten over dubbele beglazing beschikken en de woning grotendeels over enkel glas. Het hof kan niet vaststellen dat de referentieobjecten alle beschikken over dubbel glas. Zelfs als dit het geval is, had het op de weg van de man gelegen om te onderbouwen in welke mate dit van invloed is op de waardebepaling van de woning door de deskundige, hetgeen hij heeft nagelaten. Voor zover de man meent dat de referentieobjecten beter geïsoleerd zijn omdat deze dubbel glas hebben, overweegt het hof dat uit de vermelding van de energielabels bij vier van de vijf referentieobjecten kan worden opgemaakt dat hiermee rekening is gehouden.
De conclusie van het voorgaande is dat het hof geen aanleiding ziet van een andere (lagere) taxatiewaarde uit te gaan en in de vermogensopstelling voor de woning een waarde van € 735.000,- zal aanhouden.
Vermogensopstelling
2.5
Alleen aan de zijde van de man is sprake van vermogen dat voor verrekening in aanmerking komt. De vermogensopstelling ziet er als volgt uit:
Man:
Woning € 735.000,-
Verkoopopbrengst speedboot € 8.000,-
Verkoopopbrengst staanplaats [plaats ]
€ 40.000,- +
Totaal € 783.000,-
Hypotheek
€ 680.000,- -/-
Resteert € 103.000,-
Aan de vrouw komt de helft van dit bedrag, derhalve € 51.500,-, toe.
De vrouw heeft in haar grief 2a verzocht te bepalen dat de man het aan haar toekomende bedrag binnen veertien dagen na de beschikking van het hof moet betalen. De man heeft verzocht om een betalingstermijn van drie maanden na het onherroepelijk worden van de beschikking van het hof op te nemen. Nu geen van partijen zodanige belangen heeft gesteld die meebrengen dat het door hem of haar verzochte moet worden gevolgd, zal het hof bepalen dat de man het bedrag binnen vier maanden na de datum van deze beschikking moet betalen. Deze termijn is naar het oordeel van het hof voldoende om (zo nodig) een financiering te regelen. Het hof zal ook de door de vrouw gevorderde wettelijke rente toewijzen.
De betalingstermijn zal het hof ook opnemen voor de afstorting van het bedrag van € 55.750,- ter zake de pensioenverevening.
Kosten
2.6
De kosten van de deskundige hebben € 995,- inclusief BTW bedragen. Het hof ziet in de aard van het geschil aanleiding te bepalen dat deze kosten door partijen gezamenlijk dienen te worden gedragen, ieder voor de helft. Ieder van partijen moet dus € 497,50 betalen. De man heeft zijn helft reeds bij wege van voorschot betaald. Het hof zal bepalen dat de vrouw dit bedrag alsnog conform de door haar van het Landelijk Dienstencentrum voor de rechtspraak te ontvangen factuur moet voldoen.
Conclusie
2.7
De rechtbank heeft voor elk vermogensbestanddeel een afzonderlijke beslissing gegeven. Omdat op grond van de huwelijkse voorwaarden een vermogensverrekening moet plaatsvinden, zal het hof de beschikking van de rechtbank vernietigen voor zover daarin naar de afzonderlijke vermogensbestanddelen wordt verwezen. Ook de beslissing over de inboedel en de pensioenverevening zal worden vernietigd. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

3.Beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en incidenteel hoger beroep:
- vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft de beslissing over de woning, de speedboot, de staanplaats en zomerwoning/strandhuis [plaats ] aan Zee, de inboedel en de pensioenverevening en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt de man om binnen vier maanden na deze beschikking aan de vrouw te betalen € 51.500,- ter zake de vermogensverrekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 15 december 2023 tot de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat de navolgende inboedelgoederen worden toegedeeld aan de vrouw:
- kamerlamp;
- bankstel;
- kaarsenstandaard;
- boksbal en fitnessapparaat;
- wasdroger;
- diverse foto’s kinderen;
- huwelijksservies en servies van de oma van de vrouw;
- keukenpotten;
- strandhuisbanken;
- persoonlijke spullen van de vrouw, alsook de tekeningen van de kinderen;
- het schilderij van Patty Harpenau;
- de muziekinstallatie;
- één kamerlamp;
- de gangkast boven;
- het bureau van de vrouw;
- de kamertafel bij bank;
- de inboedelgoederen die zij thans in haar bezit heeft;
- bepaalt dat de navolgende inboedelgoederen worden toegedeeld aan de man:
- de keukentafel met stoelen;
- de wasmachine;
- het beeld;
- de televisie in de kamer;
- inboedelgoederen in de kamer van de kinderen, waaronder kasten, bureaus en bureaustoelen;
- één kamerlamp;
- de kast bij de sauna;
- de biljarttafel;
- de jacuzzi;
- de lampjes in het atelier van de man;
- de overige inboedelgoederen die hij thans in zijn bezit heeft;
- bepaalt dat de man is gehouden om zorg te dragen voor afstorting van een bedrag van € 55.750,- bij een door de vrouw aan te wijzen externe pensioenverzekeraar ter zake van het aan de vrouw toekomende deel van de pensioenaanspraken die de man in eigen beheer heeft opgebouwd, binnen vier maanden nadat de vrouw aan de man heeft meegedeeld bij welke pensioenverzekeraar dit bedrag moet worden afgestort, welk bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat deze vier maanden zijn verstreken tot de dag van algehele voldoening;
- bepaalt dat de kosten van de deskundige D. Noppen ten bedrage van € 995,- (inclusief BTW) ten laste komen van partijen, ieder voor de helft;
- bepaalt dat de vrouw de helft van het bedrag van de kosten van de deskundige, zijnde € 497,50 dient te betalen conform de nota met betaalinstructies die zij zal ontvangen van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Schenkeveld, mr. A.R. Sturhoofd en mr. T.A.M. Tijhuis, in tegenwoordigheid van mr. E. Kraan als griffier en is op 15 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.