In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, dat op 10 juli 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1960 en illegaal verblijvend in Nederland, was beschuldigd van witwassen van een contant geldbedrag van € 17.000,00, dat hij op 3 juli 2019 bij zich droeg. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, omdat de identiteitsfouillering door de verbalisanten onrechtmatig was uitgevoerd. Dit vormverzuim heeft geleid tot de vraag of de onderzoeksresultaten, waaronder het aantreffen van het geld, uitgesloten moesten worden van het bewijs.
De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over de herkomst van het geld, variërend van het verdienen met klussen in de bouw tot het lenen van geld van vrienden. Het hof oordeelde dat de verdachte niet in staat was om een concrete en verifieerbare verklaring te geven voor de herkomst van het geld, waardoor het vermoeden van witwassen niet kon worden ontzenuwd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard.
De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaar, en het in beslag genomen geld van € 17.000,00 is verbeurd verklaard. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die in schrijnende omstandigheden verkeert.