ECLI:NL:GHAMS:2023:2048

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
23-002974-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1993, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor witwassen. De tenlastelegging betrof het verwerven en gebruiken van een geldbedrag van € 5.831,10, waarvan de verdachte zou hebben geweten dat het afkomstig was uit een misdrijf. Tijdens de zitting heeft de verdachte ontkend de ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd en verklaarde dat hij slechts stappen had ondernomen om een bankrekening te openen bij de Bunq Bank, maar daar verder niets mee had gedaan.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken. Het hof heeft overwogen dat er niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de ten laste gelegde gelden heeft witgewassen. Ook schuldwitwassen werd niet bewezen geacht. Het hof concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde had begaan, en sprak hem vrij.

Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld. De benadeelde partijen, die zich in eerste aanleg hadden gevoegd, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft bepaald dat de kosten voor de benadeelde partijen en de verdachte voor eigen rekening komen. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 augustus 2023.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002974-22
datum uitspraak: 22 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 november 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-030861-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 7 september 2020 te Monnickendam, gemeente Waterland, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (5831,10 EUR bestaande uit drie bedragen, 2500 EUR, 2210 EUR en 1121,10 EUR), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten dit geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
subsidiair
een of meer ander(en) in de periode van 1 september 2020 tot en met 10 september 2020 te Monnickendam en/of te Rotterdam, althans in Nederland, een geldbedrag van € 5.831,10 (bestaande uit 3 bedragen van € 2500,-, 2.210 en 1.121,10) heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van dat geld gebruik gemaakt, terwijl hij/zij wist/wisten, althans redelijkerwijs moest/moesten vermoeden dat dat geld geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 september 2020 tot en met
10 september 2020 te Monnickendam en/of Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een rekening te openen (bij de Bunq Bank) en die rekening ter beschikking te stellen aan voornoemde ander(en).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De verdachte ontkent het ten laste gelegde te hebben gepleegd. De verdachte heeft aangevoerd dat hij weliswaar de stappen heeft doorlopen om een account aan te maken bij de Bunq Bank, maar daar verder niets mee heeft gedaan en ook geen bevestiging heeft gekregen dat hij een bankrekening bij de Bunq Bank geopend zou hebben.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dat niet met een voor bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid is komen vast te staan dat de verdachte opzettelijk de ten laste gelegde gelden heeft witgewassen. Het hof acht schuldwitwassen evenmin bewezen. Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.651,89. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.210,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.121,10. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. R.D. van Heffen en mr. A.J. van Es, in tegenwoordigheid van
mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 augustus 2023.
mr. A.J. van Es is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.