ECLI:NL:GHAMS:2023:2047

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
23-000081-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor witwassen na verklaring over herkomst van contant geld

Op 5 september 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van een verdachte die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van witwassen, omdat hij op 3 maart 2019 in Den Haag een contant geldbedrag van EUR 34.700 voorhanden had, waarvan werd vermoed dat het afkomstig was uit een misdrijf. Tijdens de rechtszaak heeft de verdachte verklaard dat het geld afkomstig was uit zijn restaurant, de inkomsten van zijn zoon, en leningen voor de start van een nieuw restaurant. De verdediging voerde aan dat er regelmatig contant werd betaald in het restaurant en dat de boekhouder van de verdachte dit bevestigde.

Het hof heeft de verklaringen van de verdachte in overweging genomen en vastgesteld dat hij een concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geld. Het openbaar ministerie had de taak om nader onderzoek te doen naar de juistheid van deze verklaring, maar het hof oordeelde dat dit onvoldoende was gebeurd. De tapgesprekken die als bewijs werden aangedragen, waren niet eenduidig en lieten ruimte voor andere interpretaties.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat het geld uit een misdrijf afkomstig was, en heeft de verdachte vrijgesproken. Tevens is de teruggave van de in beslag genomen geldbedragen gelast. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000081-22
datum uitspraak: 5 september 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-997015-21 tegen
[verbalisant],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op 3 maart 2019 te Den Haag, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een contant geldbedrag van in totaal EUR 34.700, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het aangetroffen geld afkomstig is uit de inkomsten van het restaurant van de verdachte, inkomsten uit het restaurant van zijn zoon, oude leningen voor onder andere de bruiloft van zijn dochter en leningen voor de start van een nieuw restaurant. Er werd regelmatig contant betaald in het restaurant en ook werd er regelmatig geld opgenomen van de bankrekening. De boekhouder van de verdachte heeft bevestigd dat sprake was van een contante geldstroom uit verdachtes restaurant. Hiermee heeft de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld gegeven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis en verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de door de verdachte afgelegde verklaringen dusdanig wisselend zijn dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is en daarmee het witwasvermoeden niet heeft weerlegd.
Het hof overweegt als volgt.
Naar aanleiding van informatie uit een ander onderzoek is het restaurant van de verdachte onder observatie genomen. In een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en de verdachte werd gehoord dat de verdachte geld zou hebben liggen en dat [medeverdachte 1] op 3 maart 2019 in de avond geld zou komen halen. Verbalisanten zagen op die avond bij binnentreden in het restaurant dat de verdachte aan tafel zat met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en dat er diverse enveloppen met geld op tafel lagen, diverse handgeschreven papieren en een bundel 50 eurobiljetten. Uiteindelijk werd een bedrag van € 35.010,00 aangetroffen. Het is ongebruikelijk om een dergelijk groot bedrag in contanten voorhanden te hebben en de omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen, roepen vragen op.
Het hof is van oordeel dat door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. In een dergelijk geval mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Hoewel de door de verdachte afgelegde verklaringen, vanaf zijn aanhouding tot en met de terechtzitting in hoger beroep, wisselend waren en niet altijd even duidelijk, heeft de verdachte reeds bij de politie verklaard dat het aangetroffen geld afkomstig is uit de (horeca)zaak van zijn zoon, uit zijn eigen zaak en uit leningen van vrienden, en dat het (mede) bedoeld was voor de start van een nieuw restaurant en voor de terugbetaling van leningen. Namens de verdachte zijn – reeds in eerste aanleg – stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn verklaring. Zo is er een verklaring van de boekhouder waarin deze bevestigt dat het restaurant van de verdachte een contante geldstroom had. Ook zijn er omzetstaten over een aantal maanden overgelegd die overeenkomen met de inhoud van de verklaring van de boekhouder. Daarnaast zijn twee leningsovereenkomsten overgelegd en is er een verklaring van de zoon van de verdachte, die stelt maandelijks contant geld afkomstig uit zijn eigen restaurant aan zijn vader en moeder te geven. Ook is een huurovereenkomst van de ruimte voor het nieuwe restaurant overgelegd.
Het hof is van oordeel dat de verdachte hiermee een verklaring voor de niet-illegale herkomst van het aangetroffen geld heeft afgelegd die voldoet aan de daaraan te stellen eisen, zodat het aan het openbaar ministerie was om nader onderzoek te doen naar de juistheid van deze verklaring.
Het hof is van oordeel dat het openbaar ministerie zodanig onderzoek niet, althans onvoldoende heeft gedaan. De verwijzing naar de in het dossier opgenomen tapgesprekken tussen de verdachte en anderen, en tussen anderen onderling, volstaat niet voor het falsifiëren van de verklaringen van de verdachte, nu de inhoud van die gesprekken voor meer dan één uitleg vatbaar is.
Het hof komt daarom niet tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld afkomstig is uit enig misdrijf. Zodoende is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Beslag

Nu de verdachte zal worden vrijgesproken zal het hof de teruggave gelasten van de onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedragen.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. Geld Euro 5000.00
IBN 03-03-2019 [nummer 1]
2 Geld Euro 5000.00
IBN 03-03-2019 [nummer 2]
3 Geld Euro 5000.00
IBN datum 03-03-2019 [nummer 3]
4 Geld Euro 5000.00
IBN datum 03-03-2019 [nummer 4]
5 Geld Euro 5000.00
IBN datum 03-03-2019 [nummer 5]
6 Geld Euro 4700.00
IBN datum 03-03-2019 [nummer 6]
7 Geld Euro 5000.00
IBN datum 03-03-2019 [nummer 7]
8 Geld Euro 310.00
IBN datum 03-03-2019 [nummer 8].
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. R.D. van Heffen en mr. A.J. van Es, in tegenwoordigheid van
mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
5 september 2023.
mr. A.J. van Es is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.