ECLI:NL:GHAMS:2023:2043

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
200.323.432/01 en 200.323.432/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en omgangsregeling in een complexe ouderschapszaak met internationale elementen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is op 5 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder in eerste aanleg verzocht om het gezamenlijk gezag te handhaven en een 50/50 zorgregeling te realiseren. De vader, verweerder, had verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en een beperkte omgangsregeling voor de moeder vast te stellen. Het hof oordeelde dat de moeder het belang van de kinderen ernstig had geschaad door hen te betrekken in haar strijd tegen de vader, wat leidde tot een loyaalheidsconflict. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de vader alleen met het gezag te belasten. Tevens werd de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen beperkt tot één keer in de twee weken onder begeleiding van een hulpverlener. Het hof oordeelde dat de moeder onvoldoende inzicht had in de impact van haar gedrag op de kinderen en dat er geen reële verwachting was dat de situatie zou verbeteren. De verzoeken van de moeder om een bijzondere curator te benoemen en om afgifte van bescheiden werden afgewezen. De beslissing benadrukt de noodzaak van een veilige en stabiele omgeving voor de kinderen, waarbij de belangen van de kinderen voorop staan.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.323.432/01 en 200.323.432/02
zaaknummers rechtbank: C/13/721650 / FA RK 22-5089 en C/13/724850 / FA RK 22-6870
beschikking van de meervoudige kamer van 5 september 2023 in de zaak van
[de moeder],
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep en in het incident,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.A. van den Heuvel te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in hoger beroep en in het incident,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.G.M. ter Avest te Utrecht.
Als belanghebbenden zijn tevens aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (Hierna: [minderjarige 2] );
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats A] (hierna: de GI).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 24 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 24 februari 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 24 november 2022 (zaaknummer 200.323.432/01).
Zij heeft daarbij een verzoek gedaan tot afgifte van bescheiden op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) (zaaknummer 200.323.432/02).
2.2
De vader heeft op 25 april 2023 een verweerschrift in beide zaken ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- het proces-verbaal van de behandeling bij de rechtbank, ingediend door de vader op 1 juni 2023;
- een brief van de zijde van de moeder van 12 juni 2023 met bijlagen;
- een brief van de zijde van de moeder van 13 juni 2023 met bijlagen;
- een brief van de zijde van de vader van 13 juni 2023 met bijlagen.
2.4
De voorzitter heeft op 30 mei 2023 met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , ieder afzonderlijk, gesproken, in het bijzijn van de griffier. Van die gesprekken heeft zij ter zitting een samenvatting gegeven. Vóór en na de gesprekken heeft het hof mailberichten van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ontvangen, op respectievelijk 10 mei 2023, 25 mei 2023, 11 juni 2023 en 12 juni 2023.
2.5
De mondelinge behandeling van beide zaken heeft op 23 juni 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de gezinsmanager namens de GI;
- mevrouw N. Jansen namens de raad.
De advocaten van de moeder en de vader hebben ter zitting ieder een pleitnotitie overgelegd.
2.6
Op 10 juli 2023 hebben beide kinderen weer ieder een e-mail gestuurd aan het hof. Het hof zal deze e-mails buiten beschouwing gelaten nu deze zijn ingekomen nadat de behandeling was gesloten en de overige bij deze zaak betrokkenen hierop niet meer hebben kunnen reageren.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn [in] 2010 te [plaats A] gehuwd. De moeder heeft de Canadese nationaliteit en de vader de Nederlandse nationaliteit. Hun huwelijk is op 3 mei 2016 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 20 januari 2016 in de registers van de burgerlijke stand.
De moeder en de vader zijn de ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk: de kinderen) die voor het huwelijk zijn geboren, [in] 2010.
Bij de echtscheidingsbeschikking van 20 januari 2016 is voor recht verklaard dat de moeder en de vader (hierna ook te noemen: de ouders) gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over de kinderen zijn belast. Verder is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald en is een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen de ene week bij de moeder zijn en de andere week bij de vader.
3.2
De kinderen staan sinds 15 september 2015 – met een onderbreking van een jaar in 2018 – onder toezicht van de GI. De maatregel is laatstelijk verlengd tot 17 september 2023.
3.3
Bij beschikking van 17 november 2020 van dit hof is, met vernietiging van de beschikking van 21 maart 2019 van de rechtbank in zoverre, een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader verleend. Tevens is een zorgregeling bepaald, met wijziging van de beschikking van 20 januari 2016 in zoverre, waarbij de moeder en de kinderen elkaar onder begeleiding zien, ten minste eens per drie weken, waarbij de frequentie op geleide van de GI kan worden uitgebreid.
3.4
De machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen is nadien telkens verlengd, voor het laatst tot 17 november 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, overeenkomstig het verzoek van de vader, het gezamenlijk gezag van de moeder en de vader beëindigd en is de vader voortaan alleen belast met de uitoefening van het gezag over de kinderen.
Tevens is bij de bestreden beschikking een omgangsregeling bepaald tussen de moeder en de kinderen in die zin dat de kinderen de moeder met ingang van de datum van de beschikking gedurende drie maanden één keer in de twee weken zien voor de duur van twee uur en, indien deze omgangsregeling naar de inschatting van de GI goed verloopt, na drie maanden voor de duur van een dagdeel onder begeleiding van een hulpverlener, door de GI in overleg met de vader aan te wijzen.
De moeder had met betrekking tot de zorgregeling primair verzocht te bepalen dat een 50/50-regeling zou worden vastgesteld, en subsidiair te bepalen dat wordt toegewerkt naar een 50/50-regeling, waarbij stap voor stap een uitbreiding volgt. Daarnaast had zij verzocht te bepalen dat de vakanties bij helfte worden verdeeld.
De vader had verzocht een omgangsregeling vast te stellen van één keer in de drie weken voor de duur van twee uur, onder begeleiding van een hulpverlener, niet zijnde Actief & Advies.
Bij de bestreden beschikking is voorts aan de moeder, op verzoek van de vader, een contactverbod opgelegd, inhoudende dat de moeder zich dient te onthouden van het leggen van enig contact met de kinderen, op welke wijze dan ook, niet telefonisch, via sociale media, persoonlijk of anderszins, behalve op grond van de vastgestelde omgangsregeling dan wel op geleide van de GI. Aan de moeder is ook een verbod opgelegd om zich in de nabijheid van de kinderen te begeven binnen een straal van 200 meter, waar de kinderen zich ook bevinden, behalve op grond van de vastgestelde omgangsregeling. Dit alles is bepaald op straffe van een dwangsom van € 250,- per keer dat de moeder deze verboden overtreedt, met een maximum van € 20.000,-. De rechtbank heeft de duur van de verboden bepaald op zes maanden (tot 23 mei 2023).
Het verzoek van de GI om een bijzondere curator te benoemen over de kinderen is bij de bestreden beschikking afgewezen.
4.2
De moeder verzoekt in de zaak met zaaknummer 200.323.432/01, met vernietiging van de bestreden beschikking, de inleidende verzoeken van de vader met betrekking tot het gezag, de zorgregeling en het contactverbod alsnog af te wijzen en de inleidende verzoeken van de moeder met betrekking tot de zorgregeling alsnog toe te wijzen, alsook een bijzondere curator te benoemen, althans en in ieder geval een verklarende analyse te bevelen.
4.3
De moeder verzoekt in de zaak met zaaknummer 200.323.432/02 de vader te veroordelen over te gaan tot afgifte aan de advocaat van de moeder van de in het lichaam van haar beroepschrift aangeduide bescheiden, in het bijzonder de daarin genoemde brief, althans kopieën daarvan, dit alles binnen vijf dagen na betekening van de ten deze in incident te wijzen beschikking, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de vader aan de uit te spreken veroordeling niet of niet volledig voldoet, met een maximum van € 50.000,-.
4.4
De vader verzoekt de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen en de verzoeken van de moeder af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing in beide zaken

Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1
De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien de moeder de Canadese nationaliteit heeft. Het hof stelt vast dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de verzoeken kennis te nemen. Voorts heeft de rechtbank Nederlands recht toegepast. Nu daartegen geen grief is gericht, zal ook het hof daarvan uitgaan.
Gezag
5.2
Voordat het hof de grief van de moeder ten aanzien van de beëindiging van het gezamenlijk gezag van partijen kan behandelen, zal worden ingegaan op het verweer van de vader dat deze grief faalt omdat de moeder die onvoldoende zou hebben onderbouwd.
Het beroepschrift dient ingevolge artikel 359 Rv jo. artikel 278 lid 1 Rv een duidelijke omschrijving van het verzoek te bevatten en van de gronden waarop het verzoek berust, wat meebrengt dat uit het beroepschrift moet blijken op welke gronden de moeder meent dat de door haar bestreden beschikking onjuist is en dat in hoger beroep anders moet worden geoordeeld. Hetgeen de moeder in haar beroepschrift heeft vermeld, voldoet daaraan; de grief is voldoende specifiek en voldoende toegelicht. Zij kan dus worden ontvangen in haar hoger beroep.
Wettelijk kader
5.3
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Standpunten van betrokkenen
5.4
De moeder stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen heeft beëindigd en de vader met het gezag over de kinderen heeft belast. Aan de wettelijke gronden van artikel 1:253n BW is volgens haar niet voldaan. Zij heeft dit standpunt in haar beroepschrift en ter zitting in hoger beroep uitvoerig toegelicht.
De vader betwist het standpunt van de moeder, eveneens met een uitvoerige toelichting.
De raad heeft het hof ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof zal hierna bij zijn beoordeling, waar dat nodig is, op de wederzijdse standpunten van de ouders ingaan.
Oordeel van het hof
5.5
Anders dan de moeder, is het hof van oordeel dat aan de voorwaarde voor beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen is voldaan. De verhouding tussen de ouders is al jarenlang ernstig verstoord, er bestaat bij hen een groot onderling wantrouwen en zij zijn ver van elkaar verwijderd geraakt. Het hof onderschrijft de conclusie van de rechtbank in de bestreden beschikking dat van een werkzame situatie tussen de ouders allang geen sprake meer is, dat ook jarenlange hulpverlening niet tot een (positieve) vorm van communicatie of een constructieve samenwerking in het belang van de kinderen heeft geleid, dat de kinderen klem zitten tussen de ouders en dat er geen reële verwachting bestaat dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. De rechtbank heeft daarbij terecht gerefereerd aan de rapporten van de raad uit 2015 en 2019, de rapportage van het NIFP uit 2017 en het rapport van het Omgangshuis uit 2022. De inhoud daarvan rechtvaardigt geen andere conclusie. Ook het hof heeft in zijn uitspraak van 17 november 2020 (zie 3.3), onder verwijzing naar onder meer het raadsrapport uit 2019 en de rapportage van het NIFP, al overwogen dat de kinderen door de strijd en het gebrek aan samenwerking tussen de ouders langdurig klem zitten.
De moeder heeft in hoger beroep uitvoerig betoogd dat de situatie tussen de ouders door toedoen van de vader is ontstaan. Sinds januari 2016 heeft de vader vrijwel alle ingezette vormen van hulpverlening afgehouden, terwijl de moeder aan alles heeft meegewerkt en door de jaren heen ook zelf hulpverlening heeft ingeschakeld. De GI heeft verzuimd tegen de vader stappen te ondernemen, aldus de moeder.
Naar het oordeel van het hof kan hier echter in het midden blijven hoe de situatie tussen de ouders is ontstaan en wie hiervan de oorzaak is, wat er verder zij van het betoog van de moeder dat door de vader is betwist. De vraag die hier voorligt is of er een onaanvaardbaar en niet binnen afzienbare tijd af te wenden risico bestaat dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders bij voortduring van het gezamenlijk gezag. Zoals uit het voorgaande volgt, beantwoordt het hof die vraag bevestigend. Niet aannemelijk is dat, zoals de moeder in haar beroepschrift voorstaat, andere en betere hulpverlening hier nog verandering in zou kunnen brengen. Het feit dat de moeder, zoals zij tevens aanvoert, altijd toestemming heeft gegeven voor gezagsbeslissingen en deze nooit heeft belemmerd, is in de gegeven omstandigheden evenmin voldoende om anders te oordelen.
5.6
De rechtbank heeft voorts de vader met het gezag over de kinderen belast, en geoordeeld dat het voor de kinderen het beste is dat hun huidige woonsituatie wordt gecontinueerd en zij bij de vader zullen opgroeien. Dit oordeel is gebaseerd op een volgens de rechtbank jarenlang bestaand patroon waarbij de moeder volwassen zaken met de kinderen bespreekt en daarbij een zeer negatief beeld neerzet van de vader en van de zorg die hij voor de kinderen draagt. Daarmee beïnvloedt, beangstigt en belast zij de kinderen. De moeder schuift de kinderen daarbij ook met regelmaat naar voren ter ondersteuning van haar eigen strijd. Door haar handelen belemmert zij onbelast contact tussen de kinderen en hun vader en creëert zij voor de kinderen een angstige wereld waarin eigenlijk uitsluitend kan worden vertrouwd op de moeder, aldus de rechtbank in de bestreden beschikking.
De moeder betwist in hoger beroep dat sprake is van het bovenomschreven patroon en brengt daartegen in dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de diverse positieve stappen die zij in de afgelopen jaren heeft gezet, en aan de tegenwerking door de vader van vrijwel alle ingezette vormen van hulpverlening. Het hof volgt de moeder in zoverre dat duidelijk is dat zij veel van de kinderen houdt, een goede band heeft met hen, zeer begaan is met alles wat hen aangaat zoals onder (veel) meer hun schoolgang en hun gezondheid, en zich tot het uiterste voor hen inzet. De moeder kan tevens worden nagegeven dat de vader zeker niet altijd (volledig) heeft meegewerkt aan de geboden hulpverlening, een gegeven waarvoor de rechtbank blijkens haar overwegingen trouwens wel degelijk oog heeft gehad. Dit alles is echter niet voldoende om, zoals de moeder wil, anders te concluderen dan dat sprake is van een al jarenlang bestaand patroon zoals de rechtbank heeft omschreven en waarvoor meer dan voldoende grond te vinden is in de overgelegde stukken, waaronder de raadsrapporten uit 2015 en 2019, het NIFP rapport uit 2017 en de rapportage van het Omgangshuis van maart 2022. Tevens blijkt daaruit dat de moeder onvoldoende inzicht toont in de impact op de kinderen van haar diskwalificerende houding en uitspraken over de vader en zijn opvoedsituatie. Het hof onderschrijft dan ook het oordeel van de rechtbank en de overwegingen daartoe.
5.7
Dat geldt ook voor het oordeel van de rechtbank dat de Snapchats die de moeder in de maanden juni en juli 2022 aan [minderjarige 1] – en naar moet worden aangenomen ook aan [minderjarige 2] – heeft gestuurd, een illustratie vormen van (de voortzetting van) dit patroon. Daarin laat de moeder zich onder meer buitengewoon negatief uit over de vader, zijn partner en de kinderen van zijn partner, en geeft zij instructies over wat de kinderen moeten zeggen tegen de hulpverleners van Actief & Advies die op dat moment de omgang begeleidden. Zo schrijft zij de kinderen onder meer:
‘U need to take a stand against ur Father. U are being intervieuwed by [X] . U need to give as many negative thoughts backed up by examples of negative behaviour of [Y] (…) One of u needs to bring the copy of the letter tot the Judge tomorrow to [X] & hand it in together u need to repeat what u want: live with Mommy, 1 time a week with Father & no time with [Y] & family (…)’en
‘(…) Also u need to fix things with [X] . U cannot say that u like ur Father when u have written that u do not trust him & don’t feel safe there (…) U tell her that u do not like him, want to live with Mom & instead of going to Finland that u want to go home to ur Mommy (…).Ook instrueert zij de kinderen bij de hulpverlening melding te maken van (beweerdelijk) gewelddadig gedrag van de zoon van de partner van de vader jegens [minderjarige 1] en grens-overschrijdend handelen van de partner van de vader jegens de moeder. Tevens betrekt zij de kinderen bij lopende en mogelijk toekomstige procedures en bij een conflict tussen de ouders over de beslissing wie de huisarts van de kinderen moet zijn. Als zij de kinderen informeert dat zij niet naar een nieuwe huisarts gaan, vermeldt zij daarbij :
‘We won a battle in the war’.
De moeder voert in hoger beroep aan dat zij de Snapchats uit wanhoop heeft gestuurd, omdat de kinderen en zij graag meer contact met elkaar wilden, maar de vader in het traject bij Actief & Advies de uitbreiding van de omgang tegenhield. Dit vormt echter geen rechtvaardiging voor haar handelwijze. Dat geldt temeer nu het geen incidenten betreft, maar het om een groot aantal berichten gaat die over een periode van in elk geval twee maanden zijn verstuurd. Niet is in te zien dat, zoals de moeder kennelijk meent, de lading van de berichten minder zwaar zou zijn indien alle berichten (dus ook die van de kinderen alsook berichten zonder negatieve lading van de hand van de moeder) zouden zijn overgelegd. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de moeder met haar Snapchatberichten het belang van de kinderen ernstig heeft geschaad door hen in haar strijd tegen de vader te betrekken en hen daarmee te belasten. Zij heeft daarmee het loyaliteitsconflict waarin de kinderen zich al jaren bevinden, versterkt en hun contact met de vader bemoeilijkt.
5.8
De moeder is zich blijkens haar stellingen in hoger beroep ervan bewust dat zij met het sturen van de Snapchats fout heeft gehandeld. Zij is daarna een intensief psychologisch traject gaan volgen en spreekt haar psycholoog nog steeds wekelijks. Dit om te voorkomen dat zij terugvalt in haar eerdere coping-mechanisme, aldus de moeder. Het hof betwijfelt echter of daarmee voldoende positief resultaat zal worden behaald, aangezien de moeder het sturen van de Snapchats blijkens haar stellingen ziet als een eenmalige misstap, en niet onder ogen ziet dat haar handelwijze onderdeel is van een jarenlang bestaand patroon dat op deze wijze wordt voortgezet. Het hof is er dan ook niet van overtuigd dat de moeder tot op heden in staat is gebleken dit patroon van beïnvloeding van de kinderen tegen de vader te doorbreken. Voor dat oordeel is temeer aanleiding, nu het hof voorafgaande en na de onder 2.4 genoemde kindgesprekken mailberichten van de kinderen heeft ontvangen, waarvan de inhoud haaks staat op hetgeen de kinderen, ieder afzonderlijk, in hun gesprek met de voorzitter hebben verklaard. In die gesprekken hebben zij ieder voor zich verklaard dat zij het, hoewel zij graag (veel) vaker omgang met de moeder willen hebben, ook goed (volgens [minderjarige 2] ) dan wel normaal (volgens [minderjarige 1] ) hebben bij de vader en hebben zij geen negatief woord over hem gezegd. In de mailberichten van 10 mei 2023 respectievelijk 11 juni 2023 laten de kinderen zich echter uitermate negatief uit over hun (verblijf bij de) vader. Zo zouden zij het zat zijn om bij hun vader te wonen omdat hij altijd boos op hen is, en zouden zij het verblijf bij hem beschouwen als een gevangenis en een chaos, waarin zij voortdurend dingen moeten doen die zij niet willen, zoals schoonmaken, helpen bij de vele verhuizingen, het tennissen van de vader bijwonen en reizen met zijn ex-vriendin. De vader zou verkeerde keuzes maken voor hen en niet correct zijn in zijn hoofd. Deze berichten vallen moeilijk te rijmen met hetgeen de kinderen ieder in het kindgesprek met de voorzitter hebben verklaard. De berichten lijken veeleer het standpunt van de moeder weer te geven, waarbij nog komt de vader gemotiveerd heeft aangevoerd dat en waarom de kinderen het mailbericht van 10 mei 2023 gezien het tijdstip van verzending niet zelf kunnen hebben gestuurd en [minderjarige 1] volgens de verklaring van de GI ter zitting in hoger beroep heeft ontkend het hof te hebben gemaild. Ook bevatten de mailberichten de mededeling dat de kinderen door de rechter willen worden gehoord maar dat de vader hen niet naar het gesprek met de rechter wil laten gaan, terwijl zij in werkelijkheid door de vader naar de plaats van het kindgesprek zijn gebracht en [minderjarige 2] in het kindgesprek te kennen heeft gegeven dat het haar niet uitmaakt of zij met de rechter praat of niet.
Het hof zal, gelet op het voorgaande, voorbij gaan aan de inhoud van de mailberichten en uitgaan van hetgeen de kinderen ieder in het kindgesprek hebben verklaard. Het hof houdt er daarbij rekening mee dat, zoals uit de overgelegde rapporten blijkt, bij de kinderen sprake is van ernstige loyaliteitsproblematiek als gevolg van de situatie tussen hun ouders, wat ook bleek uit het feit dat zij tijdens het gesprek op hun hoede waren en zich terughoudend opstelden in de zin dat zij zich beperkten tot het geven van beknopte antwoorden op de vragen van de voorzitter.
In het gesprek heeft [minderjarige 2] gezegd dat het haar niet uitmaakt of de vader alleen beslissingen over haar neemt, terwijl [minderjarige 1] heeft verklaard dat zij graag wil dat ook de moeder beslissingen over haar neemt. Gezien al hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof echter van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden de vader alleen met het gezag over de kinderen heeft belast, waaruit volgt dat zij bij hem blijven wonen en verder zullen opgroeien. Hetgeen de moeder daartegen verder nog heeft aangevoerd, leidt het hof niet tot een ander oordeel. Zo is in hoger beroep gebleken dat de schoolresultaten van de kinderen zijn verslechterd en dat de moeder zich intensief inzet voor verbetering daarvan, zowel naar de vader als naar de school toe. Zij staat daarbij een andere aanpak voor dan de vader. Anders dan de moeder kennelijk meent, is niet gebleken dat de verminderde schoolresultaten worden veroorzaakt door de opvoedsituatie bij de vader die volgens de moeder instabiel is, noch door de aanpak die de vader voorstaat. Het hof sluit niet uit dat de schoolresultaten vooral het gevolg zijn van de situatie tussen de ouders waarin de kinderen klem zitten en die, hoe begrijpelijk de zorgen van de moeder ook zijn, door haar intensieve bemoeienis onveranderd blijft. Verbetering van de schoolresultaten is dan pas te verwachten als er meer rust en duidelijkheid komt in het leven van de kinderen, en daardoor meer ruimte om aan hun eigen verdere ontwikkeling toe te komen. Met de rechtbank spreekt het hof de hoop uit dat de onderhavige beslissing over het gezag daaraan zal bijdragen.
5.9
De moeder heeft, onder overlegging van een mailbericht van haar psycholoog van 12 juni 2023, nog de mogelijkheid van solo parallel ouderschap aangevoerd. Deze vorm van ouderschap houdt in dat iedere ouder zich zoveel mogelijk richt op de eigen opvoedsituatie en er weinig communicatie plaatsvindt met de andere ouder, dit alles onder het maken van duidelijke afspraken om conflicten te verminderen of te voorkomen. Ouders die in conflict blijven, kunnen een traject volgen waarbij zij leren het ouderschap los van elkaar in te vullen.
Het hof acht dit echter niet passend voor deze ouders, reeds omdat de moeder zich niet kan beperken tot haar eigen opvoedsituatie en zich te veel bezighoudt met de wijze waarop de vader vorm en invulling geeft aan de verzorging en opvoeding van de kinderen. Tot op heden is niet gebleken dat zij in staat is zich van bemoeienis met de opvoedsituatie van de kinderen bij de vader te onthouden. Ook overigens leidt de inhoud van voornoemd mailbericht niet tot een ander oordeel, onder meer omdat deze uitsluitend is gebaseerd op informatie van de moeder en de psycholoog van de moeder niet zelf met de kinderen heeft gesproken.
Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen voor zover deze het gezag over de kinderen betreft.
Omgang
5.1
Een kind heeft recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Dit recht wordt, wat betreft de niet met het gezag belaste ouder, gewaarborgd door artikel 8 EVRM en artikel 1:377a lid 1 BW en, wat het kind aangaat, niet alleen door die laatstgenoemde bepaling, maar ook door artikel 9 lid 3 IVRK en artikel 24 lid 3 Handvest van de grondrechten van de EU. De rechter kan de niet met het gezag belaste ouder het recht op omgang met het kind uitsluitend ontzeggen op de in artikel 1:377a lid 3 BW limitatief opgesomde gronden.
Standpunten van partijen
5.11
De moeder en de kinderen hebben inmiddels eens per twee weken gedurende een dagdeel omgang met elkaar onder begeleiding van LeefSterk/Koel & Co. De moeder stelt dat de omgang goed verloopt en dat zij en de kinderen elkaar meer willen zien. Zij wil dan ook graag herstel van de 50/50-verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
De vader acht uitbreiding van de omgang noch opheffing van de begeleiding ervan in dit stadium in het belang van de kinderen. De kinderen moeten worden beschermd tegen de schadelijke gevolgen van het gedrag van de moeder en zijn op dit moment nog onvoldoende weerbaar daartegen.
De raad heeft geadviseerd de bestreden beschikking ook op dit punt te bekrachtigen.
Oordeel van het hof
5.12
Beide kinderen hebben in hun gesprek met de voorzitter te kennen gegeven de moeder vaker te willen zien door ofwel de zorgregeling uit te breiden tot een 50/50 verdeling ( [minderjarige 1] ), ofwel de kinderen zelf te laten bepalen wanneer zij bij de moeder zijn ( [minderjarige 2] ).
De GI heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat [minderjarige 1] ook tegen haar heeft gezegd dat zij bij beide ouders even veel tijd wil doorbrengen. [minderjarige 1] wil dat de ouders ‘normaal doen’ en stoppen met discussiëren. Het doet haar verdriet dat de ouders daarin niet slagen en dat de procedures voortduren, aldus de GI.
Het hof begrijpt de wens van de kinderen, maar is van oordeel dat in dit stadium nog geen sprake kan zijn van een situatie waarin de zorgregeling wordt uitgebreid en niet langer wordt begeleid. Uit de rapportage van het Omgangshuis van 4 maart 2022 blijkt dat hoewel bij slechts 5% van de omgang sprake was van belasting van de kinderen door uitlatingen van de moeder en ontwijkend gedrag van de vader, die 5% wel de potentie heeft om de 95% die goed gaat te ondermijnen, gezien het verleden en het nog ontbreken van voldoende zicht en begrip van de moeder op/in haar eigen aandeel. Het Omgangshuis achtte begeleiding daarom nog noodzakelijk. De moeder heeft dit in hoger beroep betwist. Gelet echter op hetgeen hiervoor bij 5.6 tot en met 5.8 is overwogen, neemt het hof dit advies ook thans tot uitgangspunt. Voor uitbreiding van de omgang tussen de moeder en de kinderen is pas plaats als komt vast te staan dat de moeder zich weet te onthouden van de negatieve beïnvloeding van de kinderen tegen de (opvoedsituatie bij de) vader of als de kinderen daartegen zodanig weerbaar zijn dat dit hun contact met de vader bij wie zij wonen en verder opgroeien, niet dan wel in mindere mate raakt en het loyaliteitsconflict waarin zij zich bevinden, niet versterkt. Niet gebleken is dat daarvan in dit stadium sprake is. De conclusie moet dan ook zijn dat onbegeleide omgang en uitbreiding daarvan, hoe graag de moeder en de kinderen dit ook willen, thans niet in het belang is van de kinderen. Het hof heeft de leeftijd van de kinderen (dertien jaar) daarbij in aanmerking genomen. Zoals de vader ook onderkent, is het niet reëel te veronderstellen dat de omgang tussen de moeder en de kinderen altijd begeleid kan blijven. Met de vader is het hof echter van oordeel dat de kinderen eerst de nodige rust moeten krijgen en afstand moeten nemen alvorens zij onbegeleid contact met de moeder aankunnen.
Het hof verwerpt het beroep van de moeder op het bepaalde in artikel 8 EVRM. Inmenging in het bij die bepaling beschermde recht van de moeder op gezinsleven met de kinderen is bij wet voorzien en noodzakelijk, en tevens evenredig aan het doel van bescherming van de ontwikkeling van de kinderen.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep ook op het punt van de omgangsregeling bekrachtigen.
Contact- en gebiedsverbod
5.13
Hoewel het contact- en gebiedsverbod al op 23 mei 2023 is verstreken, heeft de moeder belang bij een beoordeling van haar grief tegen dit verbod dat gedurende een periode van zes maanden een inbreuk maakte op haar recht om zich vrijelijk te verplaatsen.
De moeder stelt dat er geen reden was voor een verbod en dat er nog minder reden was voor het verbinden van een dwangsom aan het verbod. De vader heeft verweer gevoerd.
5.14
Het hof onderschrijft ook deze beslissing van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, zij het dat alleen al de door de moeder gestuurde Snapchats voldoende grond vormden voor het opleggen van het verbod en de daaraan verbonden dwangsom, hoe ingrijpend ook. Uit de inhoud van de Snapchats blijkt niet alleen dat het gedrag van de moeder (het negatief beïnvloeden van de kinderen tegen de vader) waarvan het patroon al jarenlang zichtbaar was en dat begeleiding van de omgang noodzakelijk maakte, nog onverminderd voortduurde, maar ook dat zij geen enkel inzicht had in de schadelijke gevolgen van haar gedrag voor de kinderen. Overigens is in hoger beroep gebleken dat de moeder en de kinderen sinds de termijn van het contact- en gebiedsverbod is verstreken, ook buiten de begeleide omgangsregeling contact met elkaar hebben.
Bijzondere curator
5.15
De moeder heeft verzocht een bijzondere curator te benoemen die in gesprekken met de kinderen zal onderzoeken hoe het met hen gaat en wat zij nodig hebben. Als alternatief stelt de moeder een bevel tot een verklarende analyse voor van een onafhankelijk psycholoog of orthopedagoog. Binnen dit onderzoek kan ook het perspectief van de kinderen worden onderzocht, aldus de moeder.
De vader vindt benoeming van een bijzondere curator niet nodig. Dankzij de ondertoezichtstelling is er al voldoende zicht op de kinderen en bovendien heeft de vader er geen vertrouwen in dat de kinderen onbevangen met een derde zullen praten. Ook het verzoek om een verklarende analyse moet worden afgewezen, niet alleen omdat het een nieuw verzoek is dat niet voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan, maar omdat de situatie van partijen zich niet leent voor een dergelijke analyse, aldus de vader.
5.16
Evenals de rechtbank is het hof ook in hoger beroep van oordeel dat benoeming van een bijzondere curator niet noodzakelijk of aangewezen is voor de in deze procedure te nemen beslissingen. Datzelfde geldt voor de verklarende analyse die de moeder wenst en die zij - anders dan de vader stelt – in hoger beroep mag vragen in aanvulling op haar verzoeken in eerste aanleg. Ook overigens ziet het hof de noodzaak van het door de moeder verzochte dan wel het belang daarvan voor de kinderen niet in. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de kinderen al jaren onder toezicht staan, dat de raad twee keer onderzoek heeft gedaan, dat het NIFP onderzoek heeft gedaan en dat de kinderen in behandeling zijn geweest bij Bright GGZ. Ook het Omgangshuis en Actief & Advies zijn bij de kinderen betrokken geweest evenals hulpverleners zoals Families First en IAG. Er zijn genoeg instanties geweest die zich met (het belang van) de kinderen hebben bezig gehouden. Uit de verklaring van de GI is bovendien gebleken dat de kinderen niet meer willen praten met hulpverleners en behoefte hebben aan rust. Het hof zal de verzoeken van de moeder dan ook afwijzen.
Afgifte van bescheiden op grond van artikel 843a Rv
5.17
De moeder wil dat de vader de originele versie overlegt van de brief die in eerste aanleg door de vader in het geding is gebracht en die door de moeder zou zijn geschreven. De moeder ontkent dat zij de gewraakte brief heeft geschreven en zij heeft de brief nodig om die te laten onderzoeken door een handtekeningdeskundige. Volgens diens eerste bevindingen is de handtekening onder de getypte brief niet afkomstig van de moeder, aldus haar stellingen.
De vader heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.
5.18
Het hof zal het verzoek van de moeder afwijzen wegens gebrek aan belang. Ook als de moeder met behulp van een deskundige onderbouwt dat voornoemde brief niet door haar is ondertekend, brengt dat geen verandering in de beslissingen van het hof op de aan hem voorliggende verzoeken.
Artikel 6 EVRM
5.19
Aan het slot van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder zich nog beroepen op het bepaalde in artikel 6 EVRM en daartoe aangevoerd dat in de procedure bij de rechtbank een aantal fouten en omissies is begaan waardoor – naar het hof begrijpt – haar recht op een eerlijk proces is geschonden. Van fouten en omissies in eerste aanleg is het hof echter niet gebleken. Ook al zou dat anders zijn, dan strekt dit hoger beroep ertoe fouten en/of omissies te herstellen.
6. De beslissing
Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.323.432/01
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het openbaar register;
in de zaak met zaaknummer 200.323.432/02
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Haeringen, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. A.R. van Wieren, in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier, en is op 5 september 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.