Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
- voor recht te verklaren dat voor [appellante] vanaf 1 januari 1992 als pensioenovereenkomst met DLA Pensioenbrief-2004 geldt;
- voor recht te verklaren dat Pensioenbrief-2004 gedurende de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 december 2008 kwalificeert als oneigenlijke beschikbare regeling (streefregeling) recht gevend op vastgestelde pensioenen die door de werkgever moeten worden ondergebracht en gefinancierd, zoals bedoeld in de brief van de Verzekeringskamer van 20 december 2020 [hof: bedoeld zal zijn 2000] op pagina 3 onder het kopje
- voor recht te verklaren dat het uit hoofde van Pensioenbrief-2004 premievrij verzekerde kapitaal jaarlijks per 1 januari toereikend dient te zijn voor het op die datum verzekeren van de pensioenaanspraken die [appellante] tot ultimo van het voorgaande jaar heeft opgebouwd op basis van Pensioenbrief-2004;
- voor recht te verklaren dat Pensioenbrief-2004 vanaf 2009 kwalificeert als uitkeringsovereenkomst als bedoeld in art. 10 Pensioenwet en dat de pensioenopbouw van [appellante] vanaf 2009 dient te worden ondergebracht op basis van pensioenverzekeringen voor het onderbrengen van uitkeringsovereenkomsten als bedoeld in artikel 10 Pensioenwet, althans voor recht te verklaren dat Pensioenbrief-2004 vanaf 2009 kwalificeert als kapitaalovereenkomst in de zin van artikel 10 Pensioenwet, met dien verstande dat het vanaf 2009 premievrij verzekerde kapitaal jaarlijks per 1 januari toereikend dient te zijn voor het op die datum verzekeren van de pensioenaanspraken die [appellante] sedert 1 januari 2009 heeft opgebouwd op basis van Pensioenbrief-2004;
- voor recht te verklaren dat Pensioenbrief-2004 over de gehele periode van het dienstverband van [appellante] , ook indien dit tot de pensioendatum wordt voortgezet, kwalificeert als pensioenregeling volgens (hoofdstuk 1B van) de Wet op de loonbelasting 1964;
- DLA te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van een in deze zaak te wijzen veroordelend arrest op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat DLA ter zake deze veroordeling in gebreke zal blijken te zijn aan [appellante] een schriftelijk bewijs van verzekering afkomstig van Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij NV, gevestigd te Rotterdam, te doen toekomen waaruit blijkt dat ultimo 2021 een levenslang jaarlijks ouderdomspensioen ten bedrage van bruto € 29.018,61 (jaarlijks vanaf 1 juli 2023 postnumerando uit te keren in 12 gelijke maandelijkse termijnen) en een levenslang partnerpensioen van € 20.313,03 (jaarlijks postnumerando in 12 gelijke maandelijkse termijnen uit te keren vanaf de datum van overlijden van [appellante] tot en met de dag van overlijden van haar partner), althans een schriftelijk bewijs van verzekering van een kapitaal groot € 675.000,- uit te keren op 1 juli 2023, althans een schriftelijk bewijs van verzekering van een door het hof in goede justitie te bepalen kapitaal uit te keren op 1 juli 2023;
2.Feiten
(…)
(…)
(…). Na (…) zullen wij tot splitsing en aanpassing van de polis(sen) overgaan. Hieronder is dit nader aangegeven. Wij zijn daarbij uitgegaan van de volgende gegevens. (…). De pensioenbedragen, die op basis van een rekenrente van 6% door de huidige verzekering gedekt worden, bedragen (zie offerte van 29.01.1996): (…).
(…)
(…)
Het betreft een eindloontoezegging. De storting van de backservicekoopsommen wordt niet in de pensioenbrief vermeld, maar zal bij elke salarisverhoging moeten worden voldaan. Graag ontvangen wij een getekend pensioenbrief zo spoedig mogelijk per post retour.”
(…)
een ouderdomspensioen ingaande op uw pensioendatum indien u dan in leven bent en uit te keren gedurende de rest van uw leven.
een kapitaalverzekering, met pensioenclausule, ter dekking van het ouderdomspensioen.
- de uitkering als omschreven in artikel 9.1.b en 9.5.b van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag;
- de uit deze pensioenbrief voortvloeiende uitkeringen.
(…)
Inmiddels ben ik in het bezit van de bescheiden die u aan [Y] had doen toekomen.
(…)
De pensioenbrief was niet door de werkgever getekend alleen door [appellante] .
(…) De Delta Lloyd heeft de verzekerde bedragen aangepast aan het salaris 2009. De premie is dus fors hoger en we hebben een affinancieringskoopsom moeten betalen. Vanaf 01.01.2006 zijn er nieuwe pensioenregels ik denk daarom dat je na deze datum geen pensioenbrief hebt gekregen dus vandaar de nieuwe.
(…) U vraagt een reactie van mij op de inhoud van een gesprek tussen uw werkgever en [X] en en uzelf. Aangezien ik niet bij deze gesprekken aanwezig ben geweest, kan ik daarop niet ingaan.
3.Beoordeling
tenminste" recht bestond op een "
evenredig ouderdomspensioen" (artikel 9, lid 2 Regelen). Een lager verzekerd ouderdomspensioen moest gedurende de periode tussen uitdiensttreding en de pensioendatum jaarlijks voor een tijdsevenredig deel worden bij gefinancierd (en dekking voor een "naar redelijkheid" vast te stellen partnerpensioen). De voor het bereiken van het beoogde pensioen benodigde premies en eventuele koopsommen in verband met de overeengekomen backservice, zouden jaarlijks aan de hand van de actuele pensioengrondslag door Delta Lloyd moeten worden vastgesteld en door DLA aan Delta Lloyd worden voldaan. Sedert 2000 gold op grond van wijziging van artikel 9 Regelen dat de opbouw en financiering van ouderdomspensioen evenredig in de tijd diende te worden gerealiseerd. Dat betekende dat de totale tijdsevenredige pensioenopbouw van [appellante] op 1 januari 2009, toen de Pensioenwet van toepassing werd op de pensioenovereenkomst 2004, volledig diende te zijn gefinancierd en de financiering van de opbouw vanaf 2000 jaarlijks "bij" diende te zijn. Het was, althans in de visie van DNB en gevolgd in de rechtspraak, toegestaan om pensioenovereenkomsten die aanspraak gaven op toegezegd pensioen uit te voeren door het sluiten van een verzekering die op de pensioendatum recht gaf op uitkering van een kapitaal dat moest worden aangewend voor het verzekeren van de toegezegde beoogde pensioenen (deze regelingen werden door DNB aangeduid met de term streefregelingen of oneigenlijke beschikbare premieregelingen). De verzekeraar was verplicht ieder jaar te berekenen of het verzekerde kapitaal toereikend was voor het verzekeren van de toegezegde beoogde pensioenen op basis van de dat jaar geldende lijfrentetarieven en bij de werkgever indien nodig aanvullende premie in rekening te brengen en de werkgever was verplicht zorg te dragen dat dit gebeurde en de aanvullende premie te voldoen. [appellante] verwijst daarvoor naar de brief van de PVK van 20 december 2000 (2.6) en de brief van de PVK van 8 september 2004 (2.10), waar bovendien wordt gesteld dat voor de berekening het kapitaal voor het uitvoeren van een streefregeling uitsluitend van een van de actuele marktrente afwijkende rente mag worden uitgegaan indien dat uitdrukkelijk (schriftelijk) in de pensioenovereenkomst is bepaald. De pensioenbrief-2004 omvat niet zo’n beding.
Deze pensioenaanspraak kwalificeert, daar zijn partijen het over eens, als een zogenaamde streefregeling”, daaraan consequenties had moeten verbinden als bedoeld in de brief van de PVK onder Ad 1. Streefregeling (zie 2.6). Het hof zal die stelling van [appellante] betrekken bij de beoordeling van de grieven 4 tot en met 9 die alle gericht zijn tegen het oordeel van de kantonrechter met betrekking tot de vraag waartoe de pensioentoezegging verplicht.