ECLI:NL:GHAMS:2023:201

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
200.313.791/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling op grond van artikel 1:265g BW in een familiezorgzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van een zorgregeling tussen een vader en zijn kinderen. De vader, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, verzocht om een uitbreiding van de zorgregeling. De moeder, die de kinderen voornamelijk verzorgt, was van mening dat de huidige regeling voldoende was en dat uitbreiding niet in het belang van de kinderen zou zijn. De kinderen, die onder toezicht stonden van een gecertificeerde instelling, hebben medische en gedragsproblemen, wat de zorgsituatie complex maakt.

Het hof heeft vastgesteld dat er positieve ontwikkelingen zijn in de situatie van de kinderen en dat de vader in staat is om een grotere rol in hun zorg en opvoeding te vervullen. De raad voor de kinderbescherming en de gezinsmanager van de gecertificeerde instelling hebben beide geadviseerd om de zorgregeling uit te breiden. Het hof heeft geoordeeld dat de wijziging van de zorgregeling noodzakelijk is in het belang van de kinderen, en heeft de beschikking van de kinderrechter vernietigd. De nieuwe regeling houdt in dat de kinderen eens per veertien dagen van vrijdag na school tot woensdag naar school bij de vader verblijven. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van het kind in de zorgregeling en de noodzaak voor ouders om samen te werken in het belang van hun kinderen. Het hof heeft de bezwaren van de moeder tegen de uitbreiding van de zorgregeling niet voldoende onderbouwd geacht, en heeft de vader in zijn verzoek gesteund.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.313.791/01
zaaknummer rechtbank: C/15/316916 / JU RK 21-1032
beschikking van de meervoudige kamer van 24 januari 2023 inzake
[de vader],
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente 1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.M. Melissen te Noord-Scharwoude,
en
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [de moeder] (hierna: de moeder);
- de minderjarige [minderjarige 1] ;
- de minderjarige [minderjarige 2] .
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) (hierna: de kinderrechter) van 14 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 5 juni 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 april 2022.
2.2
De moeder heeft op 22 september 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
De GI heeft op 14 oktober 2022 een verweerschrift ingediend.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 25 november 2022 met bijlage, ingekomen op 28 november 2022;
- een bericht van de zijde van de vader van 30 november 2022 met bijlagen, ingekomen op 1 december 2022.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 5 december 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de gezinsmanager namens de GI;
- de moeder, bijgestaan door mr. J. Brouwer, advocaat te Heerhugowaard ;
- mevrouw R.N. Planting namens de raad.
De advocaat van de vader heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.
De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (LJ&R) heeft bij e-mail van 10 november 2022 het hof bericht niet ter zitting te zullen verschijnen, omdat zij niet meer betrokken is bij het gezin.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan [in] 2014. Bij beschikking van 29 juli 2020 van de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) is de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uitgesproken, welke beschikking op 11 augustus 2020 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2013,
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2016 en
- [minderjarige 3] , geboren [in] 2016.
[minderjarige 3] is overleden op 30 september 2016.
De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk: de kinderen).
3.3
De kinderen hebben de ziekte van Hirschsprung (een aangeboren (erfelijke) afwijking aan de dikke darm). Zij staan onder poliklinische behandeling van het Academisch Medisch Centrum (AMC).
Bij [minderjarige 2] is daarnaast sprake van eetproblematiek die zowel medisch als gedragsmatig van aard is. Hij is meerdere keren opgenomen geweest in het ziekenhuis.
Vanwege de eetproblemen kregen de vader en de moeder thuis eetbegeleiding.
3.4
De vader en de moeder zijn in maart 2019 uit elkaar gegaan en zijn via aanmelding door het wijkteam van de gemeente [gemeente 2] in december 2019 gestart met ouderbegeleiding waarbij werd gewerkt aan verbetering van de verstandhouding en de communicatie tussen de ouders.
3.5
Bij beschikking van 12 mei 2020 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld van LJ&R voor de duur van een jaar. De maatregel is daarna steeds verlengd en geldt nu tot 12 mei 2023. Bij beschikking van 28 maart 2022 is LJ&R vervangen door de huidige GI.
3.6
Bij beschikking van 29 juli 2020 van de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) is bepaald dat het aan die beschikking gehechte door de ouders op 19 juni 2020 ondertekende ouderschapsplan en bijlage 1 (door de ouders ondertekend op 23 juni 2020), deel uitmaken van de beschikking. In het ouderschapsplan zijn de ouders onder andere overeengekomen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en dat de kinderen overeenkomstig een tweewekelijks schema bij de vader zijn, te weten in week 1 van maandag uit school tot dinsdag naar school en in week 2 van vrijdag uit school tot dinsdag naar school. Ook is een verdeling van de vakanties en feestdagen opgenomen.
3.7
De GI heeft de vader en de moeder op 24 maart 2021 ieder een schriftelijke aanwijzing gegeven waarin zij worden aangewezen om actief samen te werken met de eetbegeleiding en om mee te werken aan de ouderbegeleiding.
Het verzoek van de vader tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing is door de kinderrechter afgewezen bij beschikking van 11 mei 2021.
3.8
De eetbegeleidster heeft op 11 mei 2021 haar begeleiding bij de vader thuis per direct stopgezet vanwege ‘zijn gedrag van 10-5-2021 tijdens de eetbegeleiding’.
Op 18 mei 2021 heeft de GI de vader geschreven dat de zorgregeling tussen hem en de kinderen werd stopgezet omdat er geen eetbegeleiding bij de vader thuis plaatsvindt.
De zorgregeling tussen de kinderen en de vader uit het ouderschapsplan is op 3 juni 2021 hervat.
3.9
Bij beschikking van 5 juli 2021 heeft de kinderrechter in een tussenbeslissing de zorgregeling op verzoek van de GI tijdelijk gewijzigd voor de duur van vijf maanden in die zin dat de kinderen bij de vader zijn om de week van zaterdagochtend 10.00 uur tot zondag 17.00 uur (voor het eten). De kinderrechter heeft daarna bij beschikking van 16 december 2021 bepaald dat deze gewijzigde zorgregeling tijdelijk in stand bleef. Ten slotte is de bestreden beschikking gegeven op 14 april 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, met wijziging van de beschikking van 29 juli 2020 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan in zoverre, een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen bij de vader zijn eenmaal per veertien dagen van vrijdag tot en met maandag en waarbij de vader de kinderen op vrijdag uit school haalt en op maandagochtend naar school brengt. Deze beschikking is gegeven op het (gewijzigde) verzoek van de GI.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, - naar het hof begrijpt - het inleidend verzoek van de GI af te wijzen, althans een zodanige zorgregeling te bepalen als het hof juist zal achten. Ter zitting in hoger beroep heeft de vader subsidiair verzocht een zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen bij hem zijn eens per twee weken van vrijdag uit school tot woensdag naar school.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:265g lid 1 Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling voor de duur van de ondertoezichtstelling een omgangsregeling vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Wijziging van omstandigheden
5.2
De vader heeft vier grieven geformuleerd waarvan de eerste de wijziging van omstandigheden betreft: daarvan is volgens de vader geen sprake en dus is er volgens hem geen grond om de zorgregeling te wijzigen.
5.3
Hiervoor onder 5.1 heeft het hof het wettelijk kader gegeven. Artikel 1:265g BW stelt niet als eis dat de omstandigheden nadien zijn gewijzigd alvorens de zorgregeling kan worden gewijzigd, maar stelt als voorwaarde dat het belang van het kind de wijziging noodzakelijk maakt. Hoewel de kinderrechter in de bestreden beschikking een overweging heeft gewijd aan veranderde omstandigheden, is de vraag of daarvan sprake is in dit geval rechtens niet relevant. De grief van de vader behoeft dus geen nadere bespreking. Het hof zal beoordelen of het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de zorgregeling uit het ouderschapsplan wordt gewijzigd.
Uitbreiding zorgregeling
5.4
De vader wil een gelijkwaardig aandeel in de zorg voor de kinderen en daarom gaat zijn voorkeur in de eerste plaats uit naar herstel van de zorgregeling uit het ouderschapsplan. In de tweede plaats stelt hij een zorgregeling voor die een uitbreiding van de huidige regeling met twee dagen per twee weken behelst. De vader wil de kinderen niet alleen méér bij zich hebben, maar ook wil hij meer betrokken worden bij bijvoorbeeld hun sporten. Hij wijst erop dat het goed gaat met de kinderen. Zij hebben de KIES-training afgerond en [minderjarige 1] volgt nu nog psychomotorische therapie. De eetbegeleiding is gestopt en uit het eindverslag van ZigZag blijkt dat de vader goed aansluit bij de kinderen en dat zij over en weer affectie laten zien. Ook Parlan ziet geen zorgen ten aanzien van de kinderen. Bovendien zijn de vader en de moeder erin geslaagd afspraken te maken over de medische zorg; zo hebben zij besloten een antibioticavrije periode in te lassen en is de buiksonde bij [minderjarige 2] verwijderd. De basis voor uitbreiding van de zorgregeling is dus goed, aldus de vader. Hij wijst er tot slot op dat de GI geen zwaarwegende argumenten ziet om de huidige zorgregeling niet uit te breiden.
5.5
De moeder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de kinderen onrustig zijn als zij naar de vader gaan en ook weer als zij terugkomen. Zij is dan ook tevreden met de huidige zorgregeling. Als die toch wordt uitgebreid, moet dat wat haar betreft met maximaal één overnachting gebeuren. De kinderen zeggen tegen de moeder dat zij niet méér dan drie nachten bij de vader willen zijn en de moeder wil hun wens respecteren. De moeder ziet niet dat er wezenlijk iets ten positieve is veranderd sinds de bestreden beschikking. De eetbegeleiding bij de vader (en bij haar) is weliswaar gestopt, maar de moeder voelt zich door de GI bestempeld als de boosdoener in de strijd tussen de ouders. Er wordt door de GI te weinig naar de belangen van de kinderen gekeken en te veel naar de vader geluisterd.
De moeder handhaaft haar standpunt dat de zorgregeling niet moet worden uitgebreid. Indien het hof van oordeel is dat toch kan worden uitgebreid, stelt de moeder voor dat het weekend per veertien dagen niet loopt tot maandagochtend, maar tot dinsdagochtend. Over enige tijd kan dan worden geëvalueerd.
5.6
De gezinsmanager van de GI heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de kinderen zich veerkrachtig tonen en dat de school geen zorgen over hen heeft. De strijd tussen de ouders baart de GI wel zorgen, al ziet zij dat beiden stappen in de goede richting zetten. Vooral de vader is goed aan te spreken op zijn gedrag en hij is in staat om te reflecteren en te leren. Door de stappen die zijn gezet, ziet de GI niet in waarom thans de zorgregeling niet zou kunnen worden uitgebreid. Er is minder ruis rond de medische afspraken van de kinderen. Ook de overdracht verloopt beter. Dat neemt niet weg dat de zorgregeling uit het ouderschapsplan niet moet worden hervat. Deze regeling kende te veel wisselmomenten en was daarom onrustig voor de kinderen.
5.7
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de huidige zorgregeling tussen de vader en de kinderen uit te breiden. Een uitbreiding komt tegemoet aan de intentie van de ouders zoals die uit het ouderschapsplan blijkt. De raad heeft er voorts goede nota van genomen dat de GI geen bezwaren ziet tegen uitbreiding. Met de kinderen gaat het in medisch opzicht alsook op school goed en de ouders zijn betrokken bij hen en hebben geprofiteerd van de hulpverlening. Er zijn geen signalen dat een van de ouders verminderd invulling kan geven aan het ouderschap. Het belang van de kinderen brengt mee dat zij optimaal profijt kunnen hebben van beide ouders. Nu de mogelijkheden van de kinderen groeien, dient de zorgregeling mee te groeien. Parlan heeft de ouders ermee gecomplimenteerd dat zij de spanningen die tussen hen heersen weten weg te houden bij de kinderen. Dat laat onverlet dat het goed zou zijn als een einde komt aan het voeren van procedures. Mogelijk is sprake van beginnende loyaliteitsproblematiek bij de kinderen. Die moet worden afgeremd en opgelost, omdat die schadelijk is voor de relatie van de kinderen met beide ouders.
Een bijkomend voordeel van uitbreiding van de zorgregeling is dat die de vader zal versterken in zijn ouderrol en dat de discussie over het feit dat de ouders van de moeder nu meer zorg dragen voor de kinderen dan de vader kan stoppen. De raad acht het wenselijk dat de GI helpt bij het vormgeven van de zorgregeling. Er moeten vaste kaders zijn met weinig ruimte voor discussie. Daarbij zij opgemerkt dat de raad zich kan vinden in de overweging van de kinderrechter dat veel wisselingen niet in het belang van de kinderen zijn, te minder omdat de ouders niet goed met elkaar communiceren.
5.8
Naar het oordeel van het hof waren er eerder voldoende redenen om de zorgregeling tussen de vader en de kinderen in duur en frequentie te beperken, maar op dit moment is sprake van een aantal positieve ontwikkelingen. Een belangrijke ontwikkeling is dat ZigZag haar eetbegeleiding in januari 2022 is gestart (nadat de vorige eetbegeleider was gestopt vanwege de samenwerking met de vader) en dat die begeleiding inmiddels met positief resultaat is afgerond. ZigZag heeft in haar verslag van 18 maart 2022 gesteld geen zorgen te hebben over de eetmomenten van [minderjarige 2] . [minderjarige 2] eet goed en de interactie tussen de vader en de kinderen is ook goed. De sfeer is ontspannen en de vader en de kinderen tonen elkaar hun affectie. ZigZag ziet dat de vader voldoende tools in handen heeft en dat hij pedagogisch vaardig genoeg is om te kunnen omgaan met eventuele weerstand van [minderjarige 2] . Begeleiding was dan ook niet langer nodig, maar op verzoek van de vader is die nog enige maanden voortgezet tijdens avondmaaltijden op schooldagen. Op 1 augustus 2022 is de begeleiding gestopt.
Voorts constateert het hof dat het naar omstandigheden goed gaat met de kinderen. Niet alleen hebben de school en de GI geen zorgen over hen, maar Parlan heeft in een e-mail van 17 januari 2022 de ouders een compliment gegeven voor hoe vrij de kinderen zich kunnen bewegen. Parlan heeft geen zorgen over de kinderen; gebleken is dat de ouders de spanningen die zij onderling voelen goed kunnen weghouden bij de kinderen.
De KIES-training van de kinderen is goed verlopen en de ouders zijn erin geslaagd afspraken te maken over de (afnemende) medische zorg. In een e-mail van 24 november 2022 heeft het AMC de afspraken op een rij gezet en de ouders gecomplimenteerd.
5.9
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden is het hof van oordeel dat de zorgregeling weliswaar terecht is gewijzigd, maar dat de positieve ontwikkelingen thans een groter aandeel van de vader in de zorg en opvoeding rechtvaardigen. Een uitgebreidere zorgregeling sluit bovendien aan bij de bedoelingen van de vader en de moeder na hun uiteengaan, zoals die volgen uit het ouderschapsplan. Zij zijn daarin een gelijkwaardig ouderschap overeengekomen en aanvankelijk heeft die regeling enige tijd gelopen. De vader lijkt in te zien dat die regeling bij nader inzien te veel wisselmomenten kent, maar hij hecht grote waarde aan een gelijk aandeel in de zorg voor de kinderen. Door toewijzing van het subsidiaire verzoek van de vader komt er meer balans in de zorg voor de kinderen. De moeder heeft grote bezwaren tegen een verblijf van de kinderen bij de vader van meer dan drie dagen achtereen, maar zij heeft die bezwaren onvoldoende onderbouwd. Zij heeft aangevoerd dat de kinderen die wens tegen haar hebben geuit, maar de ernst van deze bezwaren wordt niet door andere bronnen bevestigd. Het kan niet worden uitgesloten dat dergelijke uitspraken voortkomen uit loyaliteit jegens de moeder. Zij leggen voor het hof onvoldoende gewicht in de schaal om anders te beslissen. Vanwege de hoeveelheid wisselmomenten acht het hof herstel van de zorgregeling uit het ouderschapsplan thans niet in het belang van de kinderen, maar wel een regeling zoals subsidiair verzocht door de vader (en waarmee is ingestemd door de GI) van eens per twee weken van vrijdagmiddag tot woensdagochtend. Het hof zal aldus bepalen.
5.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de kinderen in het kader van een zorgregeling bij de vader zijn eens per veertien dagen van vrijdag na school tot woensdag naar school, waarbij de vader de kinderen van school haalt en naar school brengt, met wijziging van de beschikking van 29 juli 2020 en het daaraan gehechte ouderschapsplan in zoverre;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. M. Fiege, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 24 januari 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.