ECLI:NL:GHAMS:2023:2008

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
23-000797-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verkoop van en aanwezig hebben van heroïne en cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar werd wel veroordeeld voor andere feiten met betrekking tot de verkoop en het aanwezig hebben van heroïne en cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 juni 2018 opzettelijk cocaïne heeft verkocht aan een medeverdachte en dat hij op 18 juni 2019 heroïne aanwezig heeft gehad. Daarnaast heeft hij op 4 juli 2019 cocaïne en heroïne in zijn bezit gehad. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft geleid tot een hogere strafmaat. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De beslissing om de taakstraf te verlagen was gebaseerd op de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Het hof heeft ook beslissingen genomen over de teruggave van in beslag genomen voorwerpen en de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000797-21
datum uitspraak: 31 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 maart 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701929-18 en 23-001246-15 (TUL), 96-191894-17 (TUL), 13-702156-16 (TUL), 13-703054-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis van 18 maart 2021 vrijgesproken van hetgeen hem onder 2 primair, 3 primair en subsidiair is ten laste gelegd en hem veroordeeld voor hetgeen hem onder 1, 2 subsidiair en 4 is ten laste gelegd.
Blijkens de akte instellen rechtsmiddel is het namens de verdachte ingestelde hoger beroep niet gericht tegen de beslissing tot vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde.
Het voorgaande betekent dat het hof geen oordeel toekomt met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde en uitsluitend heeft te oordelen over het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde, inclusief de beslissingen omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke veroordelingen en de in beslag genomen voorwerpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 14 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt (aan [betrokkene 1] ) of vervoerd (ongeveer) een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;

2.(gevoegde zaak 701301-19)

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 18 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 18 juni 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 0,46 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;

4.(gevoegde zaak 701328-19)

hij op of omstreeks 4 juli 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad 16 bolletjes met een gewicht van ongeveer 4,98 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of 4 bolletjes met een gewicht van 0,62 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, in elk geval (een) middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan – overeenkomstig het standpunt van de
advocaat-generaal – moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Door de verdediging is ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Daartoe is – verkort weergegeven – aangevoerd dat sprake is geweest van een misverstand tussen de verdachte en [betrokkene 1] . Omdat de verdachte die dag wiet zou kopen bij [bedrijf] , verkeerde hij in de veronderstelling dat [betrokkene 1] die wiet bij hem kwam afleveren toen zij naar de auto van de verdachte toeliep. Hij gaf haar daarom een biljet van € 50,00. Op het moment dat de verdachte merkte dat [betrokkene 1] hem geen wiet had gegeven maar bolletjes, gaf hij deze aan haar terug en kreeg hij zijn biljet van
€ 50,00 weer van haar terug. Dat de verbalisanten slechts twee handelingen hebben waargenomen bij de verdachte en [betrokkene 1] en daarop zijn gaan acteren, is in de visie van de verdediging onvoldoende voor het bewijs van het ten laste gelegde.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat [betrokkene 1] eerst iets aan de verdachte overhandigde en daarna iets van de verdachte in haar hand gedrukt kreeg, waarop zij haar hand stevig dichthield. Bij haar staandehouding bleek [betrokkene 1] in haar hand vijf bolletjes cocaïne te hebben, welke bolletjes zij volgens haar verklaring voor € 50,00 had gekocht van de verdachte. Haar verklaring wordt ondersteund door het feit dat de verbalisanten slechts twee overdrachtshandelingen hebben waargenomen. Indien de lezing van de verdachte wordt gevolgd, zou immers sprake zijn van vier overdrachtshandelingen. Ook kent het hof gewicht toe aan de tegenover de politie afgelegde verklaring van [bedrijf] , inhoudende dat [betrokkene 1] wilde gebruiken en daarom naar de auto van de verdachte liep, alsmede aan de omstandigheid dat [bedrijf] bij zijn insluitingsfouillering geen wiet bij zich had.
Het hof acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 14 juni 2018 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht aan [betrokkene 1] een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;

2.hij op 18 juni 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,46 gram van een materiaal bevattende heroïne, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;

4.

hij op 4 juli 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 16 bolletjes met een gewicht van 4,98 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 4 bolletjes met een gewicht van 0,62 gram van een materiaal bevattende heroïne, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Hetgeen onder 1, 2 subsidiair en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 subsidiair en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk delict in kracht van gewijsde is gegaan.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk delict in kracht van gewijsde is gegaan.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk delict in kracht van gewijsde is gegaan.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 subsidiair en 4 bewezen verklaarde uitsluit.
Oplegging van straffen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte van het in eerste aanleg onder 2 primair, 3 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en hem ter zake van het onder 1, 2 subsidiair en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 dagen, met aftrek van voorarrest alsmede tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vorderingen na voorwaardelijke veroordelingen en de in beslag genomen voorwerpen, als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
De verdediging heeft verzocht geen andere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan een gevangenisstraf voor de duur van 9 dagen, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 subsidiair en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 dagen, met aftrek van voorarrest alsmede tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkoop van en het aanwezig hebben van harddrugs. Drugs, zoals in het onderhavige geval heroïne en cocaïne, bedreigen de volksgezondheid en de handel in en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. De verdachte heeft hieraan door zijn handelen bijgedragen, kennelijk uitsluitend met het oog op eigen financieel gewin.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 augustus 2023 is hij meermalen ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Daarnaast liep hij nog in verschillende proeftijden en zijn nog geen vijf jaren verlopen sinds de verdachte hem wegens overtredingen van de Opiumwet opgelegde gevangenisstraffen heeft ondergaan.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de verdachte betreffende reclasseringsadviezen van GGZ Inforsa van 11 februari 2020 en 3 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte voldoet aan de harde ISD-criteria. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met toezicht of interventies het recidiverisico te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen.
Het hof heeft voorts gelet op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt bij de verkoop van 0-10 gram cocaïne of heroïne een taakstraf voor de duur van 30 uren genoemd en bij het opzettelijk aanwezig hebben van een dergelijke hoeveelheid een geldboete van € 750,00 genoemd.
Ter zitting in hoger beroep is door en namens de verdachte naar voren gebracht dat sprake is van een opwaartse lijn in zijn leven. Hij werkt sinds enige tijd als allround klusjesman en is via een gemeentelijk traject bezig om diploma’s te halen zodat hij als zzp’er aan de slag kan. Zijn drugsgebruik heeft hij beperkt tot het zeer sporadisch roken van een joint. Verder zorgt de verdachte voor zijn vriendin en vijf kinderen en is hij mantelzorger van zijn zieke moeder.
Alles afwegende acht het hof in beginsel een taakstraf voor de duur van 135 uren in combinatie met een gevangenisstraf voor de duur van 9 dagen met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Het hof acht de door de advocaat-generaal gevorderde straf onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in twee instanties is geschonden, zonder dat deze vertragingen aan de verdediging zijn te wijten. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de termijn voor de berechting in eerste aanleg met ruim 9 maanden is overschreden en dat de termijn voor de berechting in hoger beroep met bijna 5 maanden is overschreden.
Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafmaat en in plaats van een taakstraf van de hiervoor vermelde duur, een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis opleggen, in combinatie met een gevangenisstraf voor de duur van 9 dagen, met aftrek van voorarrest.
Vorderingen na voorwaardelijke veroordelingen
Voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 23-001246-15
Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 januari 2016 en na arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 8 november 2016 met parketnummer 23-001246-15 is de verdachte – voor zover hier van belang – veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, met bevel dat die taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de in eerste aanleg ingediende vordering tot toewijzing van het Openbaar Ministerie – de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf gevorderd.
De verdediging heeft ter zake geen standpunt ingenomen.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 96-191894-17
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 januari 2018 met parketnummer
96-191894-17 is de verdachte – voor zover hier van belang – veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, met bevel dat die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep – in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering tot toewijzing van het Openbaar Ministerie – zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu het onderliggende feit een verkeersfeit betreft en daarom een zodanig ander feit is dan de in de onderhavige zaak bewezen verklaarde feiten, dat toewijzing niet in de rede ligt.
De verdediging heeft ter zake geen standpunt ingenomen.
Het hof overweegt als volgt.
Nu de verdachte het in de onderhavige strafzaak onder 1 bewezen verklaarde feit heeft begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken, heeft hij de genoemde algemene voorwaarde niet nageleefd en is de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel toewijsbaar.
Gelet evenwel op het feit dat het onderliggende feit een verkeersfeit betreft en daarmee een andersoortig feit betreft dan de feiten die in de onderhavige zaak zijn bewezen, acht het hof – evenals de rechtbank en de advocaat-generaal – termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 13-702156-16
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 november 2016 met parketnummer
13-702156-16 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met aftrek van voorarrest, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep – in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering tot toewijzing van het Openbaar Ministerie – zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, in die zin dat in plaats van de hiervoor bedoelde gevangenisstraf van 4 weken, een taakstraf voor de duur van 56 uren dient te worden opgelegd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de vordering primair dient te worden afgewezen en subsidiair dat de gevangenisstraf dient te worden omgezet in een taakstraf.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Het hof zal in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten, nu het hof daartoe, op grond van hetgeen omtrent de verdachte bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, termen aanwezig acht.
Voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 13-703054-16
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 november 2016 met parketnummer
13-703054-16 is de verdachte – voor zover hier van belang – veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met bevel dat een deel van die taakstraf, groot 50 uren, subsidiair 25 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de in eerste aanleg ingediende vordering tot toewijzing van het Openbaar Ministerie – de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf gevorderd.
De verdediging heeft ter zake geen standpunt ingenomen.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
In beslag genomen voorwerpen
Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- 1 a. geldbedrag van € 99,35 (goednummer 5766245);
- 1. geldbedrag van € 1.619,90 (goednummer 5766245);
- 2. weegschaal Tanita (goednummer 5766251);
- 3. zaktelefoon Nokia (goednummer 5766202);
- 4. zaktelefoon Huawei (goednummer 5766192);
- 5. zaktelefoon Samsung (goednummer 5766195);
- 6. zaktelefoon Samsung (goednummer 5766199);
- 7. zaktelefoon iPhone (goednummer 5766200).
De rechtbank heeft ten aanzien van de onder 2 tot en met 7 genummerde voorwerpen de teruggave aan de rechthebbende gelast en ten aanzien van de onder 1a en 1 genummerde voorwerpen de teruggave aan de verdachte gelast.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de onder 2 genummerde in beslag genomen weegschaal primair dient te worden onttrokken aan het verkeer en subsidiair verbeurd wordt verklaard. Ten aanzien van de onder 7 genummerde iPhone heeft de advocaat-generaal primair de teruggave aan en subsidiair de bewaring ten behoeve van de rechthebbende [naam] gevorderd. Ten aanzien van de onder 1 en 1a genummerde in beslag genomen geldbedragen en de onder 3 tot en met 6 genummerde in beslag genomen telefoons heeft de advocaat-generaal de teruggave aan de verdachte gevorderd.
De raadsman heeft ten aanzien van de onder nummer 7 genummerde iPhone verzocht het ertoe te leiden dat de verdachte zijn foto’s en zijn andere persoonlijke data van deze telefoon kan halen. Ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen is geen standpunt ingenomen.
Teruggave aan de verdachte
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen zoals onder 1 en 1a genummerd en van de voorwerpen zoals onder 3 tot en met 6 genummerd, aangezien het strafvorderlijk belang zich daartegen niet meer verzet.
Teruggave aan de rechthebbende
Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven iPhone zoals genummerd onder 7 zal het hof de teruggave aan de rechthebbende gelasten, te weten [naam] .
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende zekerheid verkregen omtrent de rechtsverhouding van de verdachte tot de onder 2 genummerde weegschaal, op grond waarvan de gevorderde beslagbeslissing niet in de rede ligt. Het hof zal daarom de bewaring van dit in beslag genomen voorwerp gelasten ten behoeve van de rechthebbende.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 43a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggave aan [naam]van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
7. zaktelefoon iPhone (goednummer 5766200).
Gelast de
teruggave aan de verdachtevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1a. geldbedrag van € 99,35 (goednummer 5766245)
1. geldbedrag van € 1.619,90 (goednummer 5766245)
3. zaktelefoon Nokia (goednummer 5766202)
4. zaktelefoon Huawei (goednummer 5766192)
5. zaktelefoon Samsung (goednummer 5766195)
6. zaktelefoon Samsung (goednummer 5766199).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2. weegschaal Tanita (goednummer 5766251).
Beveelt de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 november 2016, parketnummer 23-001246-15, te weten van een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Wijst afde vordering van de officier van justitie van 20 juni 2019 strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 januari 2018 met parketnummer
96-191894-17 voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
Beveelt in plaats van de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2018 met parketnummer 13-702156-16, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van voorarrest, een
taakstrafvoor de duur van
56 (zesenvijftig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
28 (achtentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 november 2016 met parketnummer 13-703054-16, te weten van een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. D. Radder en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van
mr. N.R. Achterberg en C.A. Schouten, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 augustus 2023.
mr. M.J. Dubelaar en C.A. Schouten zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]