In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van deelname aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij rechterlijke beslissing verboden was verklaard, namelijk Saudarah en/of Satudarah MC. Het hof oordeelde dat niet bewezen was dat de organisatie 'Singa 19', waarvan de verdachte lid was, een opvolger was van de verboden organisaties. De verdachte had op 2 december 2020 een hesje gedragen met daarop kenmerken die leken op die van de verboden organisaties, maar het hof concludeerde dat dit niet voldoende was om te spreken van voortzetting van de werkzaamheid van de verboden organisatie. Het hof benadrukte dat de strekking van artikel 140, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht strikt moet worden geïnterpreteerd, en dat er geen bewijs was dat de verdachte handelingen had verricht die bijdroegen aan het voortbestaan van de verboden organisatie. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Daarnaast werd overwogen dat een eventuele bewezenverklaring van de overtreding van de APV-bepaling zou leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging, omdat deze bepaling als onverbindend werd aangemerkt. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij.