ECLI:NL:GHAMS:2023:2003

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
23-000610-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een verboden organisatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van deelname aan de voortzetting van de werkzaamheid van de verboden organisatie Bandidos Holland MC door het dragen van een hesje van Bandidos Amsterdam MC. Het hof oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte door het dragen van dit hesje een aandeel had in de voortzetting van de verboden organisatie. Het hof benadrukte dat artikel 140, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht strikt moet worden geïnterpreteerd, en dat de gedraging van de verdachte niet kon worden aangemerkt als een bijdrage aan de voortzetting van de verboden organisatie. De advocaat-generaal had gerekwireerd tot bewezenverklaring, maar het hof volgde deze redenering niet. Het hof sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Daarnaast overwoog het hof dat de APV-bepalingen die de verdachte ten laste waren gelegd, onverbindend zijn, omdat zij een onterecht beperking vormen van de vrijheid van meningsuiting. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000610-22
datum uitspraak: 29 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-116360-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 juni 2020 in de gemeente Beverwijk en/of in de gemeente Heemskerk heeft deelgenomen aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij een onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard, immers heeft hij verdachte toen en daar op de openbare weg een hesje met patches en/of afbeeldingen en/of teksten gedragen dat nagenoeg gelijk is/was aan een hesje met patches en/of afbeeldingen en/of teksten van Bandidos MC Holland, welke Bandidos MC Holland bij onherroepelijke uitspraak van de Hoge Raad van 24 april 2020 verboden is verklaard;
subsidiair
hij op of omstreeks 11 juni 2020 in de gemeente Beverwijk op een openbare plaats, te weten op of nabij de Plesmanweg, zichtbaar (een) goed(eren) heeft gedragen en/of bij zich heeft gehad en/of heeft vervoerd die/dat uiterlijke kenmerk(en) zijn/is van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde, immers heeft hij, verdachte, toen en daar, een hesje met patches en/of afbeeldingen en/of teksten van Bandidos MC Holland gedragen en/of aan gehad, terwijl Bandidos MC Holland op 24 april 2020 door de Hoge Raad der Nederlanden verboden is verklaard;
en/of
hij op of omstreeks 11 juni 2020 in de gemeente Heemskerk op een openbare plaats, te weten op of nabij de Communicatieweg, zichtbaar (een) goed(eren) heeft gedragen en/of bij zich heeft gehad en/of heeft vervoerd die/dat uiterlijke kenmerk(en) zijn/is van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde, immers heeft hij, verdachte, toen en daar, een hesje met patches en/of afbeeldingen en/of teksten van Bandidos MC Holland gedragen en/of aan gehad, terwijl Bandidos MC Holland op 24 april 2020 door de Hoge Raad der Nederlanden verboden is verklaard;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Naar de mening van de advocaat-generaal dient het begrip “voortzetting van de werkzaamheid” in artikel 140, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in ruime zin te worden uitgelegd en kan daarom de verboden organisatie niet enkel worden voortgezet door het plegen van strafbare feiten maar ook door andere, op zichzelf onschuldige gedragingen, wanneer redelijkerwijs gezegd kan worden dat met deze gedraging wordt bijgedragen aan het in stand houden van de verboden organisatie. Specifiek geldt met betrekking tot het dragen van kleding, zogenoemde
coloursin geval van
outlaw motorcycle gangs, dat deze gedraging bij uitstek het gedachtegoed en de cultuur van de verboden organisatie uitdraagt en als zodanig als werkzaamheid van de verboden organisatie kan worden aangemerkt. Volgens de advocaat-generaal vormt in casu het dragen van de
coloursvan Bandidos Amsterdam MC – hoewel niet zelfstandig verboden – wel degelijk een voortzetting van de werkzaamheid van (het verboden) Bandidos Holland MC. Deze
coloursvormen immers een onlosmakelijk onderdeel van het bestaan van Bandidos Holland. De logo’s en naamvoering van Bandidos zijn identiek, en met het dragen van de
coloursvan Bandidos Amsterdam MC wordt aldus het bestaan van Bandidos Holland MC in Nederland bekrachtigd. Door deze te dragen en door met de logo’s en naamvoering van Bandidos naar buiten toe te treden in de openbare ruimte wordt de werkzaamheid van Bandidos Holland MC voortgezet. Naar de mening van het openbaar ministerie mag Bandidos Amsterdam MC – hoewel niet verboden – niet de naam in combinatie met de
coloursen het logo van Bandidos Holland (uit)dragen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Naar de mening van de raadsman levert het enkele dragen in de openbare ruimte van kleding met verwijzingen naar Bandidos – of dat nu om verwijzingen naar lokale niet-verboden chapters gaat of naar het verboden Bandidos MC Holland – geen overtreding van artikel 140, tweede lid, Sr op.
Het oordeel van het hof
Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan de voortzetting van de werkzaamheid van een bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden verklaarde organisatie als bedoeld in artikel 140, tweede lid, Sr. Dit artikellid brengt een beperking aan van de in de Grondwet en het EVRM gewaarborgde vrijheid van vereniging en vrijheid van meningsuiting en moet daarom, naar het oordeel van het hof, strikt worden uitgelegd. Uit het parlementaire debat zoals dat ten tijde van de invoering van artikel 140, tweede lid, Sr is gevoerd blijkt dat de wetgever evenmin een omvangrijke beperking van die grondrechten voor ogen stond. Daaruit leidt het hof af dat voor de vaststelling dat sprake is van voortzetting van de werkzaamheid van een verboden organisatie vereist is dat de gedraging van de verdachte ten dienste stond aan het voortbestaan van de verboden organisatie. Daarbij dient de ten laste gelegde gedraging van de verdachte een aandeel te hebben in de voortzetting van de werkzaamheid van de verboden verklaarde en ontbonden rechtspersoon, dan wel deze te ondersteunen, waardoor een verboden organisatie voort gaat op een wijze die strijdig is met de openbare orde.
Anders dan de advocaat-generaal legt het hof de strekking van artikel 140, tweede lid, Sr ten tijde van het tenlastegelegde daarom niet ruim uit. Dat rond een wetswijziging na het tijdstip van het tenlastegelegde in het parlementaire debat een ruimere uitleg is voorgestaan, is voor de beoordeling van deze zaak niet bepalend.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden vastgesteld dat de verdachte door het dragen van een hesje van Bandidos Amsterdam – een niet verboden organisatie – een aandeel heeft gehad in, dan wel de voortzetting van de werkzaamheid van de verboden verklaarde en ontbonden rechtspersoon Bandidos Holland MC heeft ondersteund, waardoor deze verboden organisatie voort is gegaan op een wijze die strijdig is met de openbare orde. Gelet daarop is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde

Aan de verdachte is subsidiair ten laste gelegd dat hij op 11 juni 2020 in strijd met de APV van Beverwijk en/of die van Heemskerk ‘een hesje met patches en/of afbeeldingen en/of teksten van Bandidos MC Holland gedragen en/of aan gehad’. Het dossier bevat echter slechts bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de verdachte toen en daar een hesje van Bandidos (MC) Amsterdam heeft gedragen.
Het hof zal de verdachte daarom ook van het subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
Ten overvloede overweegt het hof dat een bewezenverklaring ter zake van overtreding van de desbetreffende artikelen van de APV’s Beverwijk en Heemskerk zou leiden tot een ontslag van alle rechtsvervolging omdat deze feiten niet strafbaar zijn. Deze APV-bepalingen verbieden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde. Gelet op de beschikking van de Hoge Raad van
24 december 2021 (ECLI:NL:2021:1946) dienen dergelijke APV-bepalingen als onverbindend te worden aangemerkt aangezien zij een beperking teweeg brengen van het in artikel 7 lid 3 Grondwet gewaarborgde recht om in vrijheid de inhoud van te openbaren gedachten of gevoelens te bepalen en daaraan uiting te geven, op een wijze die niet in een gemeentelijke verordening mag worden aangebracht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. R.D. van Heffen en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van
mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 augustus 2023.
Mr. M. Lolkema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.