ECLI:NL:GHAMS:2023:1978

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
23-001949-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van meermalen (gekwalificeerde) winkeldiefstal en lokaalvredebreuk met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 28 juni 2021, waarin zij was veroordeeld voor meermalen winkeldiefstal en lokaalvredebreuk. De tenlastelegging omvatte verschillende diefstallen van goederen uit winkels, waarbij de verdachte zich schuldig maakte aan geweld om te ontsnappen bij betrapping. Het hof heeft de bewezenverklaring van de feiten bevestigd, maar heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en geen straf opgelegd, gezien de reeds opgelegde ISD-maatregel die tot januari 2025 loopt. De vordering van de benadeelde partij, ter zake van materiële schade van € 102,36, is toegewezen. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat deze al vermoedelijk ten uitvoer is gelegd. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001949-21
datum uitspraak: 22 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 juni 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-279253-19 (zaak A), 15-280323-19 (zaak B), 15-082280-21 (zaak C) en 15-130412-21 (zaak D), alsmede 15-101178-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter in zaak B (feit 1) toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
Zaak A:
zij op of omstreeks 21 november 2019 te Heemskerk een of meer schrijfblokken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan boekhandel [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak B:
1.
zij op of omstreeks 23 november 2019 te Heemskerk boekjes, een etui, een voorraadbus en een boekenlegger, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
winkelbedrijf [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd door geweld, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door zich los te rukken;
2.
zij op of omstreeks 23 november 2019 te Heemskerk wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [benadeelde 1] , welk binnendringen daarin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, terwijl aan haar, verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal (schriftelijk) was ontzegd voor een periode van 12 maanden, ingaande op 21 november 2019;
Zaak C:
zij, op of omstreeks 23 maart 2021 te Beverwijk, verschillende producten (o.a. tijdschriften), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak D:
zij, op of omstreeks 18 mei 2021 te Heemskerk sieraden en/of een joggingsbroek (t.w.v. EUR 45,94), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] (winkel), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof deels tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A, in zaak B onder 1 en 2, in zaak C en in zaak D tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
zij op 21 november 2019 te Heemskerk schrijfblokken, toebehorende aan boekhandel [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak B:
1.
zij op 23 november 2019 te Heemskerk boekjes, een etui, een voorraadbus en een boekenlegger, toebehorende aan winkelbedrijf [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door zich los te rukken;
2.
zij op 23 november 2019 te Heemskerk wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [benadeelde 1] , welk binnendringen daarin bestond dat zij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, terwijl aan haar door of namens de rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal (schriftelijk) was ontzegd voor een periode van 12 maanden, ingaande op 21 november 2019;
Zaak C:
zij op 23 maart 2021 te Beverwijk verschillende producten (o.a. tijdschriften), toebehorende aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak D:
zij op 18 mei 2021 te Heemskerk sieraden en een joggingsbroek (t.w.v. EUR 45,94), toebehorende aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen in zaak A, in zaak B onder 1 en 2, in zaak C en in zaak D meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A, in zaak C en in zaak D bewezenverklaarde levert op:
telkens: diefstal.
Het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde levert op:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 weken met een proeftijd van 2 jaren met algemene en bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met een proeftijd van 2 jaren met alleen de algemene voorwaarde.
De raadsman heeft het hof primair verzocht, gelet op de recent aan de verdachte opgelegde onherroepelijke ISD-maatregel, toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Subsidiair heeft de raadsman verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, zonder bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep, bij de beoordeling of aan de verdachte een straf moet worden opgelegd en zo ja welke, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan (gekwalificeerde) winkeldiefstal en aan lokaalvredebreuk (overtreding van een winkelverbod, opgelegd vanwege een winkeldiefstal). Winkeldiefstallen veroorzaken hinder en ergernis voor de benadeelden. Daarnaast brengen winkeldiefstallen doorgaans extra kosten en dus schade voor winkeliers met zich mee welke uiteindelijk worden doorberekend aan alle klanten van een winkel. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 juni 2023 is zij voorafgaand aan de onderhavige feiten vele malen wegens (winkel)diefstal onherroepelijk veroordeeld tot onder andere ook vrijheidsbenemende straffen. Dit heeft haar er niet van weerhouden opnieuw dit soort feiten te plegen.
Het voorgaande rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een al dan niet voorwaardelijke gevangenisstraf en gelet hierop is de door de politierechter opgelegde straf in beginsel een passende. Toch zal het hof daar in dit geval van afzien om de volgende reden.
Bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2022 is aan de verdachte de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van 2 jaren, die tot januari 2025 loopt. Tevens heeft het hof kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting zijn toegelicht. Gelet op vorengaande acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf wordt opgelegd ten aanzien van het bewezenverklaarde.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter zake van het in zaak A tenlastegelegde. Deze bedraagt € 102,36 ter zake materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu onduidelijk is of de onder de verdachte in beslag genomen goederen zijn teruggegeven aan de rechthebbende, in welke situatie van schade geen sprake (meer) zou zijn.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden, bestaande uit de waarde van de door de verdachte gestolen goederen. De verdachte heeft bij de politie geen afstand willen doen van deze goederen, wat teruggave aan de rechthebbende bemoeilijkt. Dit moet voor risico van de verdachte komen. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is niet aannemelijk geworden dat de goederen aan de rechthebbende zijn teruggegeven. De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering tot tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 september 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 juni 2023. Op basis daarvan (pagina 7) kan worden vermoed dat de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf al ten uitvoer is gelegd. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat de aan de verdachte opgelegde ISD-maatregel tot januari 2025 loopt, acht het hof termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36f en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-279253-19 (zaak A), in de zaak met parketnummer 15-280323-19 (zaak B) onder 1 en 2, in de zaak met parketnummer 15-082280-21 (zaak C) en in de zaak met parketnummer 15-130412-21 (zaak D) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-279253-19 (zaak A), in de zaak met parketnummer 15-280323-19 (zaak B) onder 1 en 2, in de zaak met parketnummer 15-082280-21 (zaak C) en in de zaak met parketnummer 15-130412-21 (zaak D) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-279253-19 (zaak A), in de zaak met parketnummer 15-280323-19 (zaak B) onder 1 en 2, in de zaak met parketnummer 15-082280-21 (zaak C) en in de zaak met parketnummer 15-130412-21 (zaak D) bewezenverklaarde geen straf wordt opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-279253-19 (zaak A) bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 102,36 (honderdtwee euro en zesendertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de
Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-279253-19 (zaak A) bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 102,36 (honderdtwee euro en zesendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
2 (twee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 november 2019.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 24 maart 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 september 2019, parketnummer 15-101178-18, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen met een proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. S. Jongeling en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van S. Maerman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 augustus 2023.
mr. S. Jongeling en mr. P.C. Verloop zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]