ECLI:NL:GHAMS:2023:1929
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Huurrecht van de echtelijke woning na echtscheiding en de belangenafweging tussen ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het huurrecht van de echtelijke woning na de echtscheiding van partijen. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om het huurrecht van de echtelijke woning aan hem toe te kennen, terwijl de vrouw, verweerster in hoger beroep, het verzoek van de man heeft afgewezen en de beschikking van de rechtbank heeft verzocht te bekrachtigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de vrouw huurster van de woning zou zijn, met ingang van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
De procedure in hoger beroep begon op 13 september 2022, na de beschikking van de rechtbank van 15 juni 2022, waarin de echtscheiding werd uitgesproken. De vrouw heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat zij de hoofdverzorger van de kinderen is en dat het huurrecht van de echtelijke woning aan haar moet toekomen, gezien de omstandigheden van de kinderen, waaronder de medische situatie van de jongste zoon. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen, waarbij het belang van de kinderen zwaarwegend is. De vrouw heeft geen alternatieve woonruimte kunnen vinden en de man heeft psychische klachten, wat zijn situatie bemoeilijkt.
Het hof heeft geoordeeld dat de beslissing van de rechtbank om het huurrecht aan de vrouw toe te kennen, op goede gronden is genomen. De man heeft niet voldoende aangetoond dat hij in aanmerking komt voor een urgentieverklaring voor een andere woning. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen en de hoofdverzorging door de vrouw leidend zijn geweest in de beslissing.