ECLI:NL:GHAMS:2023:1912

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
200.326.976/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over voorgenomen publicatie door Het Parool inzake beleid Jeugdbescherming en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een kind

In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming Regio [A.] namens een kind, dat kort na de geboorte door de ouders in een vuilcontainer is achtergelaten. Het Parool heeft de intentie om een achtergrondartikel te publiceren over de uitoefening van de voogdij door Jeugdbescherming, waarbij het kind centraal staat. De Jeugdbescherming vordert dat Het Parool geen gegevens publiceert die herleidbaar zijn tot de identiteit van het kind en dat het zich onthoudt van publicatie over bepaalde onderwerpen. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen vrijwel geheel toegewezen, wat Het Parool in hoger beroep aanvecht. Het hof oordeelt dat de vrees voor onherstelbare schade aan het kind door de toezeggingen van Het Parool, om niet over bepaalde onderwerpen te publiceren, voldoende is weggenomen. Het hof concludeert dat het recht op vrijheid van meningsuiting van Het Parool in dit geval zwaarder weegt dan het recht van het kind op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van het kind af, waarbij iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.326.976/01 SKG
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/732052 / KG ZA 23-302
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 augustus 2023
inzake
HET PAROOL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. J.P. van den Brink te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wettelijk vertegenwoordigd door Stichting Jeugdbescherming Regio [A.] ,
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.Ch. Kaaks te Amsterdam.
Partijen worden Het Parool en het kind genoemd.

1.De zaak in het kort

Het Parool is van plan om een achtergrondartikel te publiceren over de uitoefening van de voogdij door de Stichting Jeugdbescherming Regio [A.] , (hierna: Jeugdbescherming) waarbij aandacht wordt besteed aan een kind dat kort na de geboorte door de ouders is achtergelaten in een vuilcontainer. Het Parool wenst met de voorgenomen publicatie het bredere thema van het door Jeugdbescherming onvoldoende uit elkaar houden van belangen van kind en ouders, vooral moeders, aan de orde te stellen. Namens het kind heeft Jeugdbescherming met een beroep op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het kind een aantal ge- en verboden gevorderd. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen vrijwel geheel toegewezen. Het Parool bestrijdt dit oordeel in hoger beroep en heeft toegezegd dat hij niet zal publiceren over een aantal onderwerpen en gegevens.

2.Het geding in hoger beroep

Het Parool is bij dagvaarding van 8 mei 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) van 13 april 2023 (verkort, aangevuld op 14 april 2023), onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen het kind, vertegenwoordigd door Jeugdbescherming, als eiseres en Het Parool als gedaagde.
Partijen hebben de volgende stukken ingediend:
- de appeldagvaarding met daarin opgenomen de grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft op 29 juni 2023 achter gesloten deuren plaatsgevonden. Namens partijen hebben gepleit hun advocaten voornoemd en (Het Parool) tevens mr. E. Groen, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities waarvan exemplaren zijn overgelegd. Namens het kind zijn nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Het Parool heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen met, uitvoerbaar bij voorraad, beslissing over de proceskosten.
Zijdens het kind is geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met, uitvoerbaar bij voorraad, beslissing over de proceskosten.

3.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.11 de feiten vermeld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover in dit stadium relevant komen de feiten samengevat neer op het volgende:
3.1
Het kind is op de dag van de geboorte in een vuilcontainer achtergelaten door de ouders. Kort daarna is het kind gevonden. Het kind is bij pleegouders ondergebracht. De ouders van het kind worden thans strafrechtelijk vervolgd. Jeugdbescherming is belast met de voogdij over het kind.
3.2
De vondst van het kind heeft geleid tot publiciteit. Het Parool doet sinds begin 2022 onderzoek naar de invulling van de voogdij over het kind door Jeugdbescherming. Het Parool heeft eerder dit jaar een kort artikel gepubliceerd over een aan de situatie gerelateerd nieuwsfeit en is van plan een achtergrondartikel (hierna: de voorgenomen publicatie) te publiceren.

4.Beoordeling

4.1
De namens het kind door Jeugdbescherming ingestelde vorderingen betreffen de voorgenomen publicatie en strekken ertoe dat Het Parool geen gegevens publiceert die direct of indirect herleidbaar zijn tot de identiteit van het kind, zich onthoudt van publicatie over een aantal onderwerpen en geen informatie uit strafdossiers en de dossiers van Jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming gebruikt. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen vrijwel geheel toegewezen. De grieven van Het Parool richten zich tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering.
4.2
Het kind heeft nog altijd spoedeisend belang bij de gevorderde bevelen en verboden. Het Parool heeft dit ook niet betwist.
4.3
De vorderingen van het kind zien op een voorgenomen toekomstige publicatie. Daarmee komt het in artikel 7 Grondwet neergelegde verbod op censuur in beeld. De toepasselijkheid van deze bepaling betekent echter niet zonder meer dat een publicatie niet van tevoren mag worden verboden. Als de onrechtmatigheid daarvan voldoende is gebleken, kan ter voorkoming van onherstelbare schade een verbod vooraf worden uitgesproken. Voorafgaande beperkingen van publicatie brengen echter zulke risico’s op ontoelaatbare inperking van de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid met zich dat de noodzaak daarvan zorgvuldig en kritisch moet worden onderzocht.
De vorderingen van het kind houden een beperking in van het recht van Het Parool op vrijheid van meningsuiting. Ingevolge artikel 10 EVRM kan dit recht slechts worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen. Van een dergelijke situatie is sprake indien de publicaties onrechtmatig zijn jegens het kind in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten de wederzijdse belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van Het Parool is er met name in gelegen dat zij zich als krant kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van het kind is met name gelegen in het voorkomen van onnodige schendingen van de aan het kind toekomende privacy, zoals gewaarborgd in artikel 8 EVRM. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen.
4.4
De voorgenomen publicatie betreft een achtergrondartikel waarvoor Het Parool sinds begin 2022 onderzoek heeft gedaan en dat zij eind april 2023 beoogde te publiceren. Het Parool heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een grondig en behoorlijk onderzoek heeft verricht, waarbij onder meer met verschillende direct betrokken personen en instanties is gesproken. Zijdens het kind is dit niet betwist. Het Parool heeft ‘wederhoorvragen’ voorgelegd aan verschillende betrokkenen. Zij heeft, daargelaten de niet altijd neutrale formulering en de aanzienlijke uitgebreidheid van deze vragen, afdoende toegelicht dat deze vragen bedoeld waren om informatie te vergaren en om betrokkenen in de gelegenheid te stellen hun visie te geven. Op basis van die toelichting is voldoende aannemelijk dat die vragen niet noodzakelijkerwijs een afspiegeling vormen van de inhoud van de voorgenomen publicatie. Voorts heeft Het Parool Jeugdbescherming de gelegenheid gegeven om namens het kind de voorgenomen publicatie in te zien op het kantoor van Het Parool. Hoewel het nog niet tot een afspraak is gekomen, heeft Het Parool hiermee voldoende gelegenheid geboden om de visie van het kind te geven op de voorgenomen publicatie. In dit verband benadrukt het hof dat Jeugdbescherming in dit kort geding niet namens zichzelf, maar als vertegenwoordiger van het kind optreedt. Eventuele opvattingen van Jeugdbescherming over de voorgenomen publicatie over haar rol als instantie doen in dit verband niet ter zake, en het al dan niet geven van gelegenheid tot wederhoor in dat opzicht is dus niet relevant.
4.5
Niet gesteld of gebleken is dat de voorgenomen publicatie onvoldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. Naar de mening van Het Parool leveren de feiten een misstand op die is gelegen in het beleid van Jeugdbescherming betreffende de omgang van het kind met de ouders, welk beleid ook in andere voogdij-situaties een rol speelt. Het Parool stelt dat Jeugdbescherming die omgang mogelijk belangrijker vindt dan de veiligheid van het kind en zelfs in sommige gevallen het belang van de moeder voorop heeft gesteld. Het Parool mag op zichzelf over de interpretatie van het feitenmateriaal een eigen mening uiten, mits hij (voldoende) duidelijk onderscheid aanbrengt tussen feiten, beweringen en meningen (zie in dit verband bijvoorbeeld artikel 2 van de Code voor de journalistiek).
Het Parool beoogt met de voorgenomen publicatie een bijdrage te leveren aan het publieke debat over de manier waarop Jeugdbescherming haar taak vervult, de dilemma’s waarmee zij wordt geconfronteerd en de keuzes die zij maakt; Het Parool heeft toegelicht dat hij het bredere thema van het door Jeugdbescherming onvoldoende uit elkaar houden van belangen van kind en ouders en het potentiële gevaar van het door Jeugdbescherming vasthouden aan uitgebreide omgang van ouder en kind aan de orde wenst te stellen. Daarmee is sprake van een
debate on a question of public interest. Dat, in dat verband, het geval van het kind en de gang van zaken, met name de rol van Jeugdbescherming daarin, in de publicatie zal worden behandeld is een redelijke journalistieke keuze en het is niet nodig dat die gang van zaken in dit geval op zichzelf bezien als misstand valt aan te merken. Wanneer het gaat om bijdragen van journalisten aan het publieke debat, bestaat er voor beperkingen op de vrijheid van meningsuiting relatief weinig ruimte. Dat heeft te maken met de taak van de pers om informatie te verspreiden (de waakhondfunctie van de pers), maar ook met het recht van het publiek om informatie te ontvangen.
4.6
Niet in geschil is dat het kind zeer jong en uiterst kwetsbaar is. Het zwaarwegende belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het kind rechtvaardigt in dit geval dat direct en indirect tot de persoon van het kind herleidbare gegevens niet in het publieke domein terecht komen en dat een ruime benadering wordt gehanteerd van wat tot de persoon van het kind herleidbaar wordt geacht. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat eenmaal op internet beschikbaar materiaal daar in beginsel zeer lang beschikbaar blijft. Dat betekent dat daaronder bijvoorbeeld ook gegevens begrepen kunnen worden betreffende (de persoon van) de ouders en pleegouders, de woonplaats en andere tot de privésfeer van het kind, de ouders en pleegouders te rekenen onderwerpen. Het in de gegeven context met bescherming van de persoonlijke levenssfeer gediende belang van het kind vergt voorts dat in dit geval aan de eis dat alleen informatie wordt gepubliceerd die voldoende steun vindt in de feiten bijzonder gewicht toekomt. Het Parool heeft hieromtrent concrete toezeggingen gedaan (zie hierna).
4.7
Afweging van alle relevante omstandigheden leidt voorshands tot de conclusie dat het recht op vrijheid van meningsuiting van Het Parool in dit geval zwaarder weegt dan het eveneens zwaarwegende recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van het kind. Dat de publicatie jegens het kind onrechtmatig is/zal zijn is derhalve voorshands onvoldoende gebleken.
Omdat de voorgenomen publicatie een bijdrage beoogt te leveren aan het publieke debat over de taakvervulling van Jeugdbescherming, is er relatief weinig ruimte voor beperkingen op de vrijheid van meningsuiting van Het Parool. Wel vergen de zwaarwegende belangen van het zeer jonge en kwetsbare kind en de gerechtvaardigde vrees van Jeugdbescherming dat het kind verder zal kunnen worden beschadigd dat Het Parool zoveel mogelijk voorkomt dat door zijn toedoen tot de persoon van het kind herleidbare gegevens in het publieke domein terecht komen. Er is reeds enige informatie over het kind beschikbaar in het publieke domein (zie bijvoorbeeld de niet door Jeugdbescherming weersproken opsomming in MvG 7.21). Het Parool heeft toegezegd om geen mededelingen te doen over een aantal onderwerpen (zie randnummer 6.11 en ook randnummer 2.6 van de pleitnotitie van Het Parool in hoger beroep) en geen (indirect) tot de persoon van het kind te herleiden gegevens te publiceren (zie randnummer 6.13 van die pleitnotitie van Het Parool). De toezeggingen van Het Parool dekken vrijwel alle onderwerpen en gegevens die in de zijdens het kind ingestelde vorderingen worden genoemd. Aannemelijk is dat Het Parool met deze toezeggingen voorshands voldoende aan het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het kind is tegemoetgekomen. Het hof gaat er, met het kind, vanuit dat Het Parool zich ten volle aan die toezeggingen zal houden. Hiermee is ook de vrees dat de voorgenomen publicatie onherstelbare schade aan het kind zal kunnen berokkenen voorshands voldoende weggenomen. Bij deze stand van zaken is er geen grond om Het Parool ten aanzien van de voorgenomen publicatie (verder) te beperken in haar uitingsvrijheid.
4.8
De slotsom luidt dat er onvoldoende grond aanwezig is voor handhaving van de in eerste aanleg toegewezen met een dwangsom versterkte ge- en verboden. Deze zullen alsnog worden afgewezen. Er bestaat geen belang bij afzonderlijke bespreking van de grieven. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en de namens het kind ingestelde vorderingen worden afgewezen. Nu voor de uitkomst mede beslissend zijn de toezeggingen die door Het Parool gedurende de procedure, met name ter zitting in hoger beroep, zijn gedaan ziet het hof aanleiding om de proceskosten in beide instanties te compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende;
wijst de namens het kind ingestelde vorderingen alsnog geheel af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten in beide instanties draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en L. Alwin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023.