ECLI:NL:GHAMS:2023:191

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
200.318.208/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige en bekrachtiging van de bestreden beschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige]. De minderjarige, geboren in 2017, staat sinds 28 juni 2021 onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats] (hierna: GI). De vader van [minderjarige] heeft in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 13 juli 2022 bestreden, waarin de ondertoezichtstelling werd verlengd tot 28 juni 2023. De vader verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, terwijl de moeder verzocht om deze te bekrachtigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 december 2022 zijn de vader, de moeder, hun advocaten, vertegenwoordigers van de GI en het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (LET JB), en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig geweest. De raad adviseerde om de bestreden beschikking te bekrachtigen, gezien de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] en de noodzaak van regievoering door de GI. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om adequaat te communiceren en dat de vader regelmatig aangeeft niet mee te willen werken aan de hulpverlening.

Het hof oordeelde dat de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling aanwezig waren, gezien de zorgen over de opvoedsituatie en de ontwikkeling van [minderjarige]. De hulpverlening in het gedwongen kader is noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De vader werd niet in de proceskosten veroordeeld, omdat er geen bewijs was van misbruik van processuele bevoegdheden. De beschikking van de kinderrechter werd bekrachtigd, en het hof wees het verzoek van de vader om beperking van de ondertoezichtstelling af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.318.208/01
zaaknummer rechtbank: C/15/327292 / JU RK 22-594 en
beschikking van de meervoudige kamer van 24 januari 2023 inzake
[de vader],
wonende te [plaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.K. Ramdas te Barendrecht,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats] ,
gevestigd te [plaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Het hof merkt als (overige) belanghebbenden aan:
- de minderjarige [minderjarige] (verder te noemen: [minderjarige] ), geboren [in] 2017 te [plaats] ;
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder), bijgestaan door mr. P.K. de Blieck-Willemsen te Vaassen.
Het hof heeft als informant aangemerkt:
- het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (verder te noemen: LET JB).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie: Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de kinderrechter

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de kinderrechter naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie: Haarlem) (hierna: de kinderrechter) van 13 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 12 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van
13 juli 2022.
2.2
De moeder heeft op 28 november 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 9 december 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. P. Salim, die waarneemt voor mr. Ramdas;
- een vertegenwoordiger van de GI:
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordiger van het LET JB;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw M. Eijpe.
De moeder heeft via videoverbinding aan de mondelinge behandeling deelgenomen.

3.De feiten

3.1
Uit de (in september 2019 verbroken) relatie van de moeder en de vader (verder gezamenlijk te noemen: de ouders) is [minderjarige] geboren.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] verblijft bij de moeder. De vader heeft momenteel iedere week op vrijdagmiddag omgang met [minderjarige] .
3.2
[minderjarige] staat sinds 28 juni 2021 onder toezicht van de GI.
3.3
Bij beschikking van 13 juli 2021 heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld. Daarbij zijn de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige] bij helfte verdeeld tussen de ouders.
Deze zorgregeling is op verzoek van de GI door de kinderrechter bij beschikking van 17 december 2021 opgeschort, waarna bepaald is dat de omgang zal worden hervat en vormgegeven volgens de voorwaarden van het LET JB.
3.4
Bij beschikking van 10 januari 2022 heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder bepaald. De vader is in hoger beroep gegaan van deze beslissing. Bij beschikking van 10 januari 2023 heeft dit hof een bijzondere curator benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 14 juli 2022 tot 28 juni 2023.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, (zo begrijpt het hof) het inleidende verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen dan wel de verlenging in duur te beperken.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vader te veroordelen in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijke kader
5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 260, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW) in verband met artikel 255, eerste lid, BW kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige telkens verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
De standpunten
5.2
De vader stelt zich onder meer op het standpunt dat er geen sprake is van een ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] . Bovendien heeft de GI gedurende de ondertoezichtstelling onvoldoende invulling gegeven aan de maatregel.
5.3
De moeder meent dat de kinderrechter een juiste beslissing heeft genomen. De ouders kunnen niet met elkaar communiceren en het is van groot belang dat de GI regie voert.
Het advies van de raad
5.4
De raad adviseert bekrachtiging van de bestreden beschikking. Er is gedurende de ondertoezichtstelling al veel bereikt, maar gelet op de moeizame communicatie tussen de ouders is regievoering door de GI noodzakelijk. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij contact heeft met haar vader en dat er een weekendregeling tot stand komt.
De beoordeling door het hof
5.5
Het hoger beroep dient ertoe om fouten of vergissingen bij de behandeling van de zaak door de kinderrechter, te herstellen. In zijn eerste grief stelt de vader de gang van zaken in eerste aanleg aan de orde. Voor zover de vader daarmee wil bereiken dat de bestreden beschikking wordt vernietigd, heeft hij bij de beoordeling van die grief geen belang omdat de zaak in hoger beroep opnieuw behandeld wordt, waarbij eventuele fouten of omissies uit de eerste aanleg kunnen worden hersteld. Verder heeft de vader in hoger beroep – anders dan in de procedure bij de kinderrechter – niet meer verzocht om vervanging van de GI. Zijn tweede grief behoeft daarom evenmin bespreking.
5.6
Anders dan de vader verder stelt, is uit de stukken en uit hetgeen ter zitting in hoger beroep is besproken, voldoende duidelijk geworden dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling werd bedreigd. Zij werd belast met volwassenenproblematiek en is in het verleden getuige geweest van huiselijk geweld tussen de ouders. Recenter nog is zij getuige geweest van (telefonische) bedreiging van de vader richting de moeder. Ook waren er zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder thuis.
Door middel van de inzet van hulpverlening is de situatie nu enigszins gestabiliseerd, maar de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] is in dit stadium nog niet weggenomen. [minderjarige] is een meisje dat veel structuur, duidelijkheid en grenzen nodig heeft. Ondanks dat de moeder nu beter inziet wat [minderjarige] nodig heeft, heeft het LET JB ter zitting aangegeven dat het een uitdaging voor de moeder is om [minderjarige] te (blijven) bieden wat zij nodig heeft. Inmiddels is een onderzoek naar de hechting van [minderjarige] ten opzichte van de moeder gestart. Ook zijn er nog steeds zorgen over het contact tussen [minderjarige] en de vader. Dankzij intensieve bemoeienis van het LET JB is er nu sprake van (begeleide) omgang, maar de vader geeft regelmatig aan, ook nog ter zitting in hoger beroep, niet meer mee te zullen werken met de hulpverlening en de omgang stop te zetten als het uiteindelijke doel niet is om tot een co-ouderschapsregeling te komen. Het LET JB heeft aangegeven dat zij op dit moment geen mogelijkheden ziet voor een co-ouderschap en dat zal worden toegewerkt naar een weekendregeling. Het contact tussen de hulpverlening en de vader is daardoor niet stabiel. Gelet op de uitingen van de vader, bestaat bovendien het risico dat de omgang tussen hem en [minderjarige] stopt, wat schadelijk is voor [minderjarige] . Verder lukt het de ouders nog steeds niet om in het belang van [minderjarige] behoorlijk te communiceren met elkaar.
Vanwege al deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren en ook thans nog aanwezig zijn. Het hof acht voortzetting van de hulpverlening in het gedwongen kader met de betrokkenheid van het LET JB noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. Voor een beperking van de duur van de ondertoezichtstelling ziet het hof geen aanleiding. Ook ziet het hof geen aanleiding voor benoeming van een bijzondere curator voor [minderjarige] zoals de vader ter zitting in hoger beroep heeft verzocht, omdat dat reeds bij beschikking van dit hof van 10 januari 2023 is gebeurd.
Proceskosten
5.7
Het hof ziet, gelet op de aard en inhoud van de zaak, geen aanleiding de vader te veroordelen in de proceskosten. Van het door de moeder gestelde misbruik door de vader van zijn processuele bevoegdheden is niet (voldoende) gebleken. Het verzoek van de moeder om de vader te veroordelen in de proceskosten zal dan ook worden afgewezen.
5.8
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van Baardewijk, A. van Haeringen en
J.M.C. Louwinger-Rijk, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier, en is op 24 januari 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.