ECLI:NL:GHAMS:2023:1905

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
23-003219-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht gepleegd door een masseur in de maatschappelijke zorg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een masseur, werd beschuldigd van ontucht met een cliënt die zich aan zijn zorg had toevertrouwd. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk werkzaam was in de maatschappelijke zorg, in tegenstelling tot de rechtbank die hem had vrijgesproken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 160 uren. De zaak kwam aan het licht na een massage op 18 april 2019, waarbij de verdachte de schaamlippen van de benadeelde partij heeft aangeraakt. Het hof achtte de verklaringen van de benadeelde partij betrouwbaar en vond voldoende bewijs voor de ontuchtige handelingen. De impact op het slachtoffer was groot, en het hof benadrukte het misbruik van vertrouwen door de verdachte. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van €800,00 werd toegewezen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde de straffen op, waarbij het belang van de bescherming van slachtoffers en de ernst van de feiten zwaar wogen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003219-21
datum uitspraak: 7 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-149101-19 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1973,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 juli 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 april 2019 te Amsterdam, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg te weten als masseur (in de massagesalon [salon01] ), ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij 1] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door, tijdens een massage, haar schaamlippen te masseren en/of te strelen en/of aan te raken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 april 2019 te Amsterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, terwijl hij werkzaam was als masseur (in massagesalon [salon01] ),
- die [benadeelde partij 1] een massage, gericht op haar hoofd en/of rug en/of armen en/of benen, gegeven in een kleine en/of besloten ruimte en/of
- de handdoek die over haar onderlichaam lag (wat) weggeschoven en/of wat tussen haar benen gedrukt en/of
- is hij, verdachte, (onverhoeds) met zijn hand(en) en/of een of meer vinger(s) onder die handdoek gegaan en/of
- heeft hij (onverhoeds) haar slip gedeeltelijk weggeschoven en/of
- zijn hand(en) en/of een of meer vinger(s) in of onder haar slip gedaan en/of
- ( tegen haar wil) eenmaal of meermalen haar benen uit elkaar gedrukt of geduwd, in elk geval gedaan en/of
- ( onverhoeds) haar schaamlippen gestreeld en/of gemasseerd en/of aangeraakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Standpunt
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Daartoe heeft hij in de eerste plaats aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs gebruikt te kunnen worden, nu tussen haar beide verklaringen teveel inconsistenties zitten. In het geval het hof bewezen acht dat de verdachte de schaamlippen van aangeefster heeft aangeraakt, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte dit met opzet heeft gedaan. Voorts moet de verdachte van het hem primair tenlastegelegde worden vrijgesproken, omdat de verdachte niet werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg en de aangeefster zich niet als patiënt of cliënt aan de hulp of zorg van de verdachte heeft toevertrouwd.
Bewijs voor gedragingen
Het hof overweegt het volgende. Allereerst is van belang dat niet is gebleken van enig belang van aangeefster om een valse aangifte te doen en de verdachte valselijk te beschuldigen. Aangeefster heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris gedetailleerde verklaringen afgelegd over de gebeurtenissen op 18 april 2019 in de massagesalon van de verdachte. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte tijdens de massage met zijn handen steeds meer richting haar liezen bewoog en dat hij uiteindelijk meerdere keren haar schaamlippen heeft aangeraakt. Deze aanrakingen voelden als stevige strelingen. Ook heeft aangeefster verklaard over de gevoelens en emoties die zij daarbij heeft ervaren. De inhoud van de verklaringen die aangeefster heeft afgelegd, heeft overtuigingskracht. Daarnaast bevatten deze verklaringen geen verschillen die maken dat getwijfeld moet worden aan de betrouwbaarheid daarvan. Het hof acht de aangifte en de verklaring die door aangeefster bij de rechter-commissaris is afgelegd dan ook betrouwbaar.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van aangeefster in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal. De verdachte heeft verklaard dat hij in de betreffende massagesalon als enige mannelijke masseur massages verzorgde. Verder vindt de verklaring van aangeefster steun in de waarneming van de verbalisanten van de emotionele reactie van aangeefster toen verbalisanten haar confronteerden met een foto van de verdachte. Ook wordt ondersteuning gevonden in de verklaring van getuige [getuige01] die heeft verklaard dat zij op 2 mei 2019, twee weken later dan de tenlastegelegde datum, door de verdachte in zijn massagesalon is gemasseerd, dat hij met zijn handen steeds meer richting haar vagina bewoog en uiteindelijk met zijn handen haar schaamlippen masseerde en dat dit ongeveer een minuut duurde. De verklaringen van aangeefster en [getuige01] beschrijven een specifieke en op belangrijke punten overeenkomstige grensoverschrijdende handelswijze van de verdachte tijdens massages die kort na elkaar hebben plaatsgevonden.
Werkzaam in de maatschappelijke zorg
De verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde ruim een jaar eigenaar van een massagesalon in Amsterdam, waar hij en twee werkneemsters klanten tegen betaling masseerden. De verdachte heeft zich daarvoor in een klooster in India verdiept in de Tibetaanse gezondheidsleer. Daar leerde hij van monniken masseren voor mensen die last hebben van gewrichten en spieren. De verdachte had als masseur een zeker psychisch overwicht, nu aangeefster zich in een kwetsbare en afhankelijke positie bevond ten opzichte van de verdachte. Zij heeft zich immers, terwijl zij grotendeels ontbloot was, overgegeven aan de zorg van de verdachte en mocht daarbij op zijn professionaliteit vertrouwen.
Het hof is onder deze omstandigheden van oordeel dat de verdachte de tenlastegelegde gedraging heeft begaan terwijl hij werkzaam was in de maatschappelijke zorg en dat de verweten gedraging zodoende heeft plaatsgevonden in een hulp- en/of zorgverlenend kader.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 april 2019 te Amsterdam, terwijl hij werkzaam was in de maatschappelijke zorg, te weten als masseur (in de massagesalon [salon01] ), ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij 1] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door, tijdens een massage, haar schaamlippen te strelen en/of aan te raken.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden weergegeven in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een dag en een taakstraf voor de duur van 180 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich als masseur schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij slachtoffer [benadeelde partij 1] . Hij heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Ook heeft hij daarmee op ernstige wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij van het slachtoffer heeft gekregen, te meer nu de relatie tussen hulpverlener en de aan zijn zorg toevertrouwde persoon voor de hulpverlener een bijzonder verantwoordelijkheid schept. Ter terechtzitting in hoger beroep is dan ook gebleken dat de impact op het slachtoffer nog altijd groot is, zoals zij treffend onder woorden heeft gebracht. Zij heeft nog altijd last van psychische klachten.
Het hof merkt op dat, in tegenstelling tot hetgeen de advocaat-generaal en de raadsman naar voren hebben gebracht, de redelijke termijn (als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden) niet is overschreden. De verdachte is immers niet in verzekering gesteld en de dagvaarding voor de terechtzitting is betekend op 4 februari 2021. Nu niet is gebleken dat door de Nederlandse Staat ten aanzien van de verdachte eerder een handeling is verricht waarin hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld, constateert het hof dat berechting binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden.
Het hof acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Het voorwaardelijk gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf, waaraan een proeftijd van twee jaren zal worden gekoppeld, dient als waarschuwing voor de verdachte zodat hij ervan wordt weerhouden nogmaals een strafbaar feit te plegen.

Beslag

Onder de verdachte is een geldbedrag van € 3.935,- in beslag genomen. Het hof zal de teruggave hiervan aan de verdachte gelasten. Op dit geldbedrag rust overigens ook conservatoir beslag, zodat deze last niet zonder meer met zich brengt dat de verdachte daarover (in zijn geheel) de beschikking zal krijgen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 800,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is door de verdediging niet betwist en komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het hof neemt daarbij in aanmerking de aard en de ernst van het feit, de psychische gevolgen die de benadeelde partij heeft beschreven en de toegekende schadevergoedingen in vergelijkbare gevallen. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
29 (negenentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: € 3.935,-.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 800,00 (achthonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 800,00 (achthonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 16 (zestien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 april 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. R.P. den Otter en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst en mr. R. Bleumers, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 augustus 2023.
Mr. R.P. den Otter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.