ECLI:NL:GHAMS:2023:1877

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
200.323.595/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder voor minderjarige met geestelijke en lichamelijke beperkingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder voor de minderjarige [kind], die lijdt aan een autismespectrumstoornis en PTSS. De man, de vader van [kind], is in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de kantonrechter die de vrouw, de moeder van [kind], tot bewindvoerder had benoemd. De man betwist de geschiktheid van de vrouw als bewindvoerder en verzoekt om de benoeming van een onafhankelijke bewindvoerder. Hij stelt dat de vrouw niet in staat is om de belangen van [kind] goed te behartigen, mede vanwege hun problematische verleden en de vrees dat de vrouw invloed zal uitoefenen op zijn nalatenschap.

Het hof heeft het verloop van het geding in eerste aanleg en de ingediende stukken in hoger beroep in overweging genomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juli 2023 zijn zowel de man als de vrouw, alsook [kind], verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat [kind] voldoende in staat is om zijn voorkeur voor de vrouw als bewindvoerder kenbaar te maken. De vrouw heeft in het verleden bewezen dat zij de belangen van [kind] goed kan behartigen en heeft al stappen ondernomen om zijn financiële situatie te verbeteren.

Het hof concludeert dat er geen gegronde redenen zijn om de benoeming van de vrouw tot bewindvoerder te betwisten. De vrees van de man voor wanbeheer is onvoldoende onderbouwd en de wettelijke verplichtingen van de bewindvoerder bieden voldoende waarborgen. De beschikking van de kantonrechter wordt dan ook bekrachtigd, waarbij de vrouw als bewindvoerder wordt gehandhaafd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.323.595/01
zaaknummers rechtbank: 10074483 BM VERZ 22-2572 JM en 10074484 MB VERZ 22-627 JM
beschikking van de meervoudige kamer van 1 augustus 2023 (bij vervroeging) inzake
[de man] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. P.C. Smit te Utrecht.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [kind] (hierna te noemen: [kind] ), advocaat: mr. J.I. Vervest te Heemskerk;
- [de vrouw] (hierna te noemen: de vrouw);
- [zus] (hierna te noemen: [zus] ).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Zaandam) (hierna: de kantonrechter) van 30 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 28 februari 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van voormelde beschikking.
2.2
[kind] heeft op 18 april 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- de stukken van de procedure bij de kantonrechter, ingediend door de man op 27 maart 2023, 20 mei 2023 en 23 mei 2023;
- een bericht van de zijde van de man van 7 juli 2023 met bijlagen;
- een e-mailbericht van de zijde van [kind] van 10 juli 2023.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 17 juli 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- [kind] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw.
[zus] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

[kind] [in] 2004 geboren uit het (in 2022 ontbonden) huwelijk van de man en de vrouw. [zus] is de oudere zus van [kind] . [kind] woont bij de vrouw.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan [kind] wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand onder bewind gesteld. Daarnaast is een mentorschap ten behoeve van [kind] ingesteld. De vrouw is, op haar verzoek, tot bewindvoerder en mentor benoemd.
4.2
De man verzoekt – na wijziging van zijn verzoek ter zitting in hoger beroep -, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, een onafhankelijke bewindvoerder ten behoeve van [kind] te benoemen.
4.3
[kind] verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans zijn verzoek af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In geschil is, na wijziging van het verzoek van de man ter zitting, wie de bewindvoerder van [kind] dient te zijn. De man gaat ermee akkoord dat de vrouw de mentor is van [kind] , maar hij heeft – vanwege hun gedeelde verleden – geen vertrouwen in de vrouw als bewindvoerder over de goederen van hun zoon [kind] .
Wettelijk kader
5.2
Op grond van artikel 1:435 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechter bij het instellen van het bewind of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Indien lid 3 niet van toepassing is, bepaalt lid 4 van dit artikel dat, indien de rechthebbende gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot bewindvoerder wordt benoemd. Is de vorige zin niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
Ontvankelijkheid
5.3
Voordat het hof de grief van de man ten aanzien van de benoeming van de vrouw tot bewindvoerder kan behandelen, zal het ingaan op het verweer van [kind] dat deze grief faalt en de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep omdat de man geen, althans geen inhoudelijke grieven zou hebben aangevoerd.
Het hof overweegt als volgt. Het beroepschrift dient ingevolge artikel 359 Rv een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden te bevatten waarop het beroep berust, wat meebrengt dat uit het beroepschrift moet blijken op welke gronden de man meent dat de door hem bestreden beschikking onjuist is. Hetgeen de man in zijn beroepschrift heeft vermeld, voldoet daaraan; duidelijk is waarom hij het oneens is met de bestreden beschikking. Hij kan dus worden ontvangen in zijn hoger beroep.
Standpunt van de man
5.4
De man is het niet eens met de benoeming van de vrouw tot bewindvoerder. De kantonrechter heeft zich mede gebaseerd op de voorkeur van [kind] en daarbij overwogen dat [kind] voldoende in staat is die voorkeur kenbaar te maken. De man weerspreekt dat [kind] dat kan. Het bewind is nu juist noodzakelijk omdat [kind] is gediagnosticeerd met een stoornis in het autismespectrum en PTSS. Gezien zijn jonge leeftijd en zijn problematiek kan [kind] niet overzien wat het betekent voor zijn financiële toekomst als de vrouw zijn bewindvoerder is. De man stelt dat de belangen van [kind] worden verwaarloosd als de vrouw zijn bewindvoerder is, waarbij hij zich baseert op zijn ervaringen met haar tijdens hun huwelijk en echtscheiding. [kind] heeft er belang bij om zijn zaken te bespreken met een professional.
Ter zitting in hoger beroep heeft de man verklaard dat hij niet in goede gezondheid verkeert. Als hij komt te overlijden zal [kind] , als een van zijn kinderen, een deel erven van de aandelen die de man als grootaandeelhouder in enkele ondernemingen heeft. De man vreest voor het voortbestaan van die ondernemingen als de vrouw indirect zeggenschap daarover krijgt. Het is vooral om die reden dat de man graag ziet dat een onafhankelijke bewindvoerder wordt benoemd, waarbij hij aan het hof de keuze laat welke professionele bewindvoerder wordt benoemd.
Standpunt van [kind]
5.5
[kind] voelt zich gekwetst door het hoger beroep van de man. Het is juist de man die heeft laten zien de belangen van [kind] niet in acht te nemen; hij heeft tijdens zijn detentie de vrouw en [kind] laten volgen door een recherchebureau omdat hij dacht dat de vrouw samenwoonde met een andere man in de zin van artikel 1:160 BW. Dat heeft het gevoel van veiligheid van [kind] aangetast.
Ook neemt hij er aanstoot aan dat de man hem afschildert als een onwetend kind; [kind] heeft alleen een fobie die het hem lastig maakt zich te identificeren of betalingshandelingen te verrichten.
De man onderbouwt niet waarom de vrouw niet geschikt zou zijn als bewindvoerder; hetgeen hij noemt heeft slechts betrekking op zijn eigen verstandhouding met de vrouw en niet op die tussen de vrouw en [kind] .
De vrouw is de stabiele factor in het leven van [kind] . Zij heeft altijd alles voor hem geregeld en kent hem goed. [kind] heeft geen behoefte aan inmenging van weer een professional. De bedoeling is dat [kind] op termijn zelf zijn financiën beheert. Het voordeel van de vrouw als zijn bewindvoerder is dat zij geen salaris vraagt.
De uitdrukkelijke voorkeur van [kind] gaat uit naar de benoeming van de vrouw tot bewindvoerder. Het is bovendien in praktisch opzicht handig als bewindvoerder en mentor dezelfde persoon zijn, aldus [kind] .
Standpunt van de vrouw
5.6
Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw verklaard dat het bewind goed loopt. Zij heeft contact gelegd met onder andere de Belastingdienst en het LBIO en zij heeft een Wajonguitkering aangevraagd voor [kind] . [kind] heeft een autismespectrumstoornis, een angststoornis en PTSS. Hij heeft er moeite mee zich te identificeren en draagt vaak een gezichtsmasker. Dat maakt het soms lastig om financiële zaken te regelen, om welke reden de vrouw hem ondersteunt, maar [kind] heeft zelf volledig inzicht in zijn financiële zaken. Ten tijde van de indiening van haar verzoek tot onderbewindstelling ging het minder goed met [kind] ; hij was toen opgenomen op de high en intensive careafdeling Jeugd van GGZ-NHN Triversum wegens psychische ontregeling. Inmiddels gaat het beter. De vrouw heeft er dan ook vertrouwen in dat [kind] zijn financiële belangen op termijn (als zijn angststoornis verder is behandeld) zelf kan regelen.
Oordeel van het hof
5.7
[kind] heeft, ook ter zitting in hoger beroep, de uitdrukkelijke voorkeur uitgesproken voor benoeming van de vrouw tot zijn bewindvoerder. Met de kantonrechter is het hof eens dat [kind] voldoende in staat kan worden geacht om zijn voorkeur kenbaar te maken. De man heeft onvoldoende onderbouwd waarom de stoornissen van [kind] zouden maken dat voorbij dient te worden gegaan aan de door [kind] geuite voorkeur voor de vrouw. Dat [kind] niet in staat is zijn eigen vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, betekent niet dat hij zijn wil niet kan bepalen en dat blijkt ook niet uit de door de vrouw bij haar inleidende verzoek gevoegde bijlagen waaronder een psychiatrisch rapport.
5.8
Aan de voorkeur voor de vrouw kan voorbij worden gegaan indien gegronde redenen zich tegen haar benoeming verzetten. Volgens de man zijn die redenen gelegen in zijn ervaringen met de vrouw in het verleden, waarbij hij heeft verwezen naar de echtscheidingsbeschikking. Daaruit blijkt dat de vrouw een bedrag van ruim € 10.000,- van de spaarrekening van [zus] had overgemaakt naar een aparte spaarrekening. Het hof ziet in dat enkele gegeven – dat overigens plaatsvond tijdens de minderjarigheid van [zus] , en naar de vrouw stelt in opdracht van de man – onvoldoende grond om te concluderen dat de vrouw niet geschikt is om de taak van bewindvoerder op zich te nemen. Ook overigens is niet gebleken dat de vrouw niet in staat zou zijn tot het voeren van de financiële huishouding van [kind] .
Tussen de man en de vrouw is veel gebeurd; hun verstandhouding is niet goed en zij maken elkaar over en weer verwijten. Dat de man daardoor het idee heeft opgevat dat de vrouw, als bewindvoerder van [kind] , bemoeienis zou kunnen hebben met zijn nalatenschap is begrijpelijkerwijs lastig voor hem, maar zijn vrees voor wanbeheer heeft hij naar het oordeel van het hof onvoldoende concreet gemaakt. De vrouw is als bewindvoerder wettelijk verplicht jaarlijks rekening en verantwoording af te leggen ten overstaan van de kantonrechter en voor bepaalde beschikkingshandelingen heeft zij toestemming van [kind] of een machtiging van de kantonrechter nodig. Indien de man vreest voor de invloed van de vrouw op zijn ondernemingen via de aandelen van [kind] , zou hij kunnen kiezen voor certificering van de aandelen zodat de zeggenschap daarover niet door [kind] en/of de vrouw wordt uitgeoefend, nog daargelaten dat thans niet te voorspellen is of nog steeds sprake is van onderbewindstelling op het moment dat de man komt te overlijden. Ook kan hij via een testament maatregelen treffen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is naar het oordeel van het hof geen sprake van gegronde redenen die zich verzetten tegen de benoeming van de vrouw tot bewindvoerder.
De beschikking waarvan beroep zal dan ook worden bekrachtigd voor zover de vrouw tot bewindvoerder is benoemd.
5.9
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. J. Jonkers en mr. A.R. van Wieren, in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier en is op 1 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.