ECLI:NL:GHAMS:2023:1858
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor vakanties met minderjarigen in het kader van gezamenlijk gezag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor vakanties van de minderjarige kinderen van de partijen. De vader, appellant, is in hoger beroep gekomen van een mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, die op 1 juni 2023 vervangende toestemming had verleend aan de moeder, geïntimeerde, om met de kinderen naar Thailand te reizen. De vader heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het hof oordeelt dat het spoedeisend belang bij de gevorderde voorlopige voorziening ontbreekt, aangezien de reis naar Thailand inmiddels is geannuleerd. Het hof vernietigt de bestreden uitspraak en verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar vordering tot vervangende toestemming voor de reis naar Thailand in augustus 2024.
Daarnaast heeft de moeder vervangende toestemming gevraagd voor een vakantie van de minderjarige [minderjarige 1] naar [plaats B] van 12 tot 19 augustus 2023, en voor een vakantie met de kinderen in de herfstvakantie 2023 naar een Europese bestemming. Het hof oordeelt dat de vader geen bezwaar heeft gemaakt tegen de vermeerdering van eis door de moeder en dat het belang van [minderjarige 1] om mee te gaan op vakantie zwaarder weegt dan het belang van de vader om eerst kennis te maken met de partner van de moeder. Het hof verleent daarom vervangende toestemming voor de reis naar [plaats B].
Voor de herfstvakantie 2023 oordeelt het hof dat de moeder voldoende bepaald heeft aangegeven dat het om een vakantie naar een veilig Europees land gaat. Het hof wijst de vordering van de moeder toe en verleent vervangende toestemming voor deze reis. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.