“De gebreken die tijdens de werkzaamheden zijn ontstaan en de posities daarvan tonen aan dat in zekere mate een ongelijke verzakking onder de woning is ontstaan. Door het schadeverloop die de foto’s van de bouwkundige opnamen laten zien is deze verzakking al ingezet tijdens de werkzaamheden van partij 2 [ [appellanten] , rechtbank], echter nadien tijdens de werkzaamheden van partij 3 [ [bedrijf 2] , rechtbank] is verergerd.
Voorafgaand aan de werkzaamheden zijn door [bedrijf 3] Expertisebureau lintvoeg- en vloerwaterpassingen gedaan, waarbij vastgesteld werd dat de zij- en achtergevel geen verzakkingsverschillen vertoonden en de voorgevel in kleine mate.
Dat de wijze waarop de werkzaamheden werden uitgevoerd tot schadelijke zettingen konden leiden viel ons inziens te verwachten.
Uit het rapport van [bedrijf 7] (bladzijde 4) blijkt dat aan partij 3 geadviseerd werd een gesloten grond- en waterkerende bouwkuip toe te passen. Hiervoor diende gebruikt gemaakt te worden van een verloren damwand, waartegen de werkvloer, keldervloer en —wanden gestort zouden worden. Wij beschikken slechts over een beperkte hoeveelheid foto’s van de werkzaamheden,
echter deze geven een duidelijk beeld van de aard, de locatie en de omvang van het werk. Mede gelet op de bevindingen in het [bedrijf 1] rapport inzake de gesteldheid van de fundatie onder nummer 224, moet gesteld worden dat de werkzaamheden ons inziens een zeer groot risico op zettingen met zich meebrachten. Daarnaast had het damwandadvies ons inziens al opgesteld moeten zijn voordat de werkzaamheden van partij 2 werden aangevangen.
Uit de door ons ontvangen foto’s blijkt echter dat dit advies niet is opgevolgd en gewerkt werd zonder damwandconstructie. De oorzaak van de schade is enerzijds de sloop- en graafwerkzaamheden in/aan de bestaande kelder van nummer 224, die tot zettingen/rotaties in het pand van partij 1 [ [geïntimeerde] , rechtbank] hebben geleid. Anderzijds heeft het graafwerk bij de voorgevel van nummer 224 en direct daarna aanstorten van zand tijdens de funderingswerkzaamheden van partij 3 evenwel tot zettingen onder het pand van partij 1 geleid. Hoewel uit het schadebeeld blijkt dat zettingen/rotaties zijn ontstaan, kunnen wij met de huidige meetresultaten de exacte mate waarin dit heeft plaatsvonden niet exact vaststellen.
Het rapport van [bedrijf 1] dd. 8 juli 2015 geeft aan dat (ten opzichte van het hoogst gemeten punt ter plaatse van de linker zijgevel) een totale zakking gemeten is van 34 mm, bij de aansluiting met de woning op nummer 224. Er is echter geen informatie voorhanden waaruit de situatie van de woning voorafgaand aan de werkzaamheden blijkt, verkregen uit eenzelfde nauwkeurige meting. Wij kunnen op basis van voornoemd rapport van [bedrijf 1] dan ook niet vaststellen wanneer de gemeten verzakking is ontstaan. De meting van [bedrijf 3] Expertisebureau van vóór de werkzaamheden gaf aan dat het zakkingsverschil in de voorgevel klein was, echter deze aanduiding is te relatief om staafbare conclusies te kunnen trekken.
Ook uit het rapport van [bedrijf 1] d.d. 1 september 2015 kunnen wij slechts opmaken dat tussen 1 juli en 31 augustus 2015 in de gevels van partij 1 gelijkmatige zettingen van 0,3 en 0,4 mm zijn ontstaan. Aangezien vóór aanvang van de werkzaamheden geen exacte hoogtemetingen (met millimeter aanduidingen) zijn verricht, kunnen wij de mate van verzakking (of rotatie) van de woning tijdens de werkzaamheden, niet exact vaststellen.
Wateroverlast 1
Uit de ons ter hand gestelde gegevens blijkt dat tijdens sloop- en graafwerkzaamheden in de periode december 2014 en januari 2015 sprake is geweest van wateroverlast vanaf de zijde van nummer 224. Wij ontvingen van partij 1 foto’s, genomen op 21 januari 2015, waaruit blijkt dat uit de kelder van nummer 224 opgepompt grondwater vrij de tuin in stroomde. Doordat het terras ter plaatse van de achtergevel van partij 1 verdiept is aangelegd, stroomde dit water langs de keermuur en zorgde daar door het ijzerhoudende water voor corrosie-aantasting. Ook stroomde in deze periode water via de woningscheidende wand naar binnen, waardoor het stuc- en schilderwerk aan de zijde van partij 1 aangetast werd. Deze laatstgenoemde wateroverlast is waarschijnlijk veroorzaakt door een verandering van de druk van het grondwater als gevolg van de op dat moment door partij 2 uitgevoerde werkzaamheden. Dat deze wateroverlast en schade daardoor in voornoemde periode tijdens de werkzaamheden van partij 2 zijn ontstaan blijkt tevens uit de opnamerapporten. […]
Uit het voorgaande blijkt al dat door de werkzaamheden van zowel partij 2 als 3 schade aan de woning van partij 1 is ontstaan en derhalve inderdaad sprake is van een causaal verband.
Gezien het tijdstip waarop wateroverlast 1 is ontstaan, zijn de daaruit voortvloeiende vocht- en corrosieaantastingen te herleiden naar het handelen door partij 2.”