ECLI:NL:GHAMS:2023:1835

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
23-002070-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zware mishandeling met letsel en openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 september 2021. De verdachte, geboren in 1997, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij werd veroordeeld voor zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De tenlastelegging omvatte het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de benadeelde partij, [benadeelde partij1], door deze te slaan en te schoppen, en het plegen van geweld in vereniging op een openbare plaats in Rotterdam op 9 mei 2021. Het hof heeft de zaak behandeld op zittingen op 20 april en 12 mei 2023, waarbij het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging heeft gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan de benadeelde partij, wat resulteerde in een litteken en een hersenschudding. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 7.706,12, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002070-22
datum uitspraak: 12 mei 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 september 2021 in de strafzaak onder parketnummer 10-135660-21 tegen
[verdachte1],
geboren te [geboorteplaats1] op [geboortedatum1] 1997,
adres: [adres1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2023 en 12 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman van de verdachte en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 mei 2021 te Rotterdam , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde partij1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een litteken in het gezicht en/of hersenschudding heeft toegebracht door
- tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, van voornoemde [benadeelde partij1] te slaan en/of te stompen, waardoor voornoemde [benadeelde partij1] op de grond is gevallen en/of
- terwijl voornoemde [benadeelde partij1] op de grond lag, tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, van voornoemde [benadeelde partij1] te schoppen en/of te trappen;
subsidiair
hij op of omstreeks 9 mei 2021 te Rotterdam , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, van voornoemde [benadeelde partij1] heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [benadeelde partij1] op de grond is gevallen en/of
- terwijl voornoemde [benadeelde partij1] op de grond lag, tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, van voornoemde [benadeelde partij1] heeft geschopt en/of getrapt en/of
- terwijl voornoemde [benadeelde partij1] op de grond lag, tegen het bovenlichaam van voornoemde [benadeelde partij1] heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 9 mei 2021 te Rotterdam , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde partij1] heeft mishandeld door
- tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, van voornoemde [benadeelde partij1] te slaan en/of te stompen, waardoor voornoemde [benadeelde partij1] op de grond is gevallen en/of
- terwijl voornoemde [benadeelde partij1] op de grond lag, tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, van voornoemde [benadeelde partij1] te schoppen en/of te trappen en/of
- terwijl voornoemde [benadeelde partij1] op de grond lag, tegen het bovenlichaam van voornoemde [benadeelde partij1] te schoppen en/of te trappen, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een litteken in het gezicht en/of een zware hersenschudding ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 9 mei 2021 te Rotterdam , openlijk, te weten, op/aan de Lijnbaan en/of de Korte Lijnbaan en/of de Karel Doormanstraat , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij1] door
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde partij1] te schoppen en/of te trappen en/of
- in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [benadeelde partij1] te slaan en/of te stompen, waardoor voornoemde [benadeelde partij1] op de grond is gevallen en/of
- in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [benadeelde partij1] te schoppen en/of te trappen, terwijl voornoemde [benadeelde partij1] op de grond lag en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het (boven)lichaam van voornoemde [benadeelde partij1] te stampen en/of te schoppen en/of te trappen, terwijl voornoemde [benadeelde partij1] op de grond lag;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het hof recht doet op grondslag van de in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het primair (zware mishandeling) ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte één keer tegen het gezicht van het slachtoffer heeft geschopt maar dat hij niet de opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, om zwaar letsel toe te brengen. De aard van het letsel van het slachtoffer is ook niet zodanig dat sprake is van zwaar letsel.
Het hof overweegt als volgt.
Zwaar lichamelijk letsel
Voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen – in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad – de volgende factoren worden meegewogen: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze factoren worden gebaseerd en in geval van meerdere verwondingen kan de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit.
Verder kan in de beoordeling worden betrokken of restschade aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meer littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en, daarmee samenhangend, de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert en eventueel of in verband met dat litteken langdurige pijnklachten bestaan.
De aangever heeft als gevolg van de door de verdachte gegeven schop letsel opgelopen in de vorm van bloedverlies uit beide neusgaten, een wond in de bovenlip van ongeveer 1 cm, een wond op het voorhoofd van ongeveer 5 cm en een wond op het achterhoofd van 1 cm. Het letsel was van dien aard dat de wonden gehecht moesten worden. Medisch ingrijpen was dus noodzakelijk. Er is sprake van restschade in de vorm van een ontsierend litteken op een nadrukkelijk zichtbare plek van het lichaam, namelijk het voorhoofd van de aangever, hetgeen door het hof ter terechtzitting is waargenomen. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het door aangever opgelopen letsel als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht kan worden gekwalificeerd.
Opzet
Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde dient bij de verdachte sprake te zijn geweest van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever. Daarbij neemt het hof als uitgangspunt dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in dit geval zwaar lichamelijk letsel bij de aangever - is aanwezig indien de verdachte met de bewezenverklaarde gedraging bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte met kracht met een geschoeide voet de aangever één keer een schop tegen zijn gezicht heeft gegeven, terwijl deze op de grond lag. Het op deze wijze met kracht schoppen tegen het gezicht van een persoon roept naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel in het leven, welk letsel zich hier ook heeft gerealiseerd. Het gezicht is immers bij uitstek een kwetsbaar en fractuur-gevoelig deel van het menselijk lichaam.
Het hof is van oordeel dat de gedraging van de verdachte, beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm, zozeer gericht was op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat hij deze kans ook bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte voornoemde aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
Het voorgaande wettigt de conclusie dat de verdachte bij het schoppen tegen het gezicht van de aangever, minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het intreden van zwaar lichamelijk letsel.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van de aangever, zoals hem onder 1 primair ten laste is gelegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 9 mei 2021 te Rotterdam , tezamen en in vereniging met anderen, aan [benadeelde partij1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een litteken in het gezicht heeft toegebracht door
- [benadeelde partij1] te slaan, waardoor [benadeelde partij1] op de grond is gevallen en
- terwijl [benadeelde partij1] op de grond lag, tegen het gezicht van [benadeelde partij1] te schoppen;
2.
hij op 9 mei 2021 te Rotterdam , openlijk, te weten op de Korte Lijnbaan en/of de Karel Doormanstraat , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij1] door
- meerdere malen tegen het lichaam van [benadeelde partij1] te trappen en
- [benadeelde partij1] te slaan, waardoor [benadeelde partij1] op de grond is gevallen en
- tegen het gezicht van [benadeelde partij1] te schoppen, terwijl [benadeelde partij1] op de grond lag en
- meerdere malen, tegen het lichaam van [benadeelde partij1] te trappen, terwijl [benadeelde partij1] op de grond lag.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten uitsluit, zodat deze strafbaar zijn.
Het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van zware mishandeling.
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van de onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde feiten uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 (medeplegen van poging tot zware mishandeling) en 2 (openlijke geweldpleging) bewezenverklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Tevens zijn als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij een forensische poliklinische instelling opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en heeft voorts gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich na een voetbalwedstrijd tussen Feyenoord en Ajax samen met andere voetbalsupporters schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld, in het centrum van Rotterdam, midden tussen het winkelend publiek. Omstanders die getuige zijn van dergelijk geweld schrikken en voelen zich daarna doorgaans onveiliger. De verdachte en zijn mededaders hebben het tamelijk willekeurige slachtoffer zonder noemenswaardige aanleiding op laffe wijze aangevallen en hem geslagen, tegen het hoofd geschopt en hem daardoor pijn en ingrijpend letsel toegebracht, met een ontsierend litteken tot gevolg. Verder heeft het slachtoffer ook psychisch nadelige gevolgen van het op hem uitgeoefende geweld ondervonden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 april 2023 is hij eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken. Dit laat het hof in het nadeel van de verdachte meewegen.
Het hof heeft ten aanzien van de persoon van de verdachte echter ook acht geslagen op de namens hem ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht persoonlijke omstandigheden, mede blijkend uit de over hem opgemaakte rapportages. De verdachte lijkt een positieve wending te hebben gegeven aan zijn leven. Hij heeft nu een relatie en een baan als [baan]. Daarnaast heeft hij hulp gezocht voor zijn schuldenproblematiek. Dit zal het hof in het voordeel van de verdachte laten meewegen.
Het hof is van oordeel dat vanwege de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de verdachte eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf. Als uitgangspunt is oplegging gerechtvaardigd van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Dit geldt temeer nu het hof, anders dan de rechtbank (na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep) tot bewezenverklaring van een voltooid delict komt. Gelet evenwel op de eerdergenoemde positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte acht het hof het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan in eerste aanleg opgelegd niet in het belang van de verdachte en de samenleving, mede omdat het gevaar op de loer ligt dat de ingezette positieve ontwikkelingen zullen worden doorkruist. Het hof zal daarom dezelfde straf opleggen als de rechtbank.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.061,45, bestaande uit € 2.061,45 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade.
De opgevoerde materiele schade ziet op:
€ 588,45
onderverdeeld in :€ 22,33 voor voeding
€ 8,57 voor pijnstilling
€ 82,55 voor persoonlijke verzorging
€ 475,00 voor zonnebril met UV-bescherming
€ 385,00 voor eigen risico ziektekostenverzekering
€ 139,95 voor een trainingspak
€ 219,00 voor Airpods
€ 730,00 voor fysiotherapie
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 8.047,84, bestaande uit € 2.047,84 aan materiële schade en € 6.000,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen op gelijke wijze als de rechtbank heeft gedaan.
De raadsman heeft verzocht de gevorderde kosten voor voeding, pijnstilling en persoonlijke verzorging af te wijzen wegens het ontbreken van causaal verband. Ten aanzien van de gevorderde kosten voor zonnebil met UV-bescherming is primair betoogd dat vergoeding van deze kosten moet worden afgewezen wegens het ontbreken van causaal verband, terwijl subsidiair de hoogte van vordering wordt betwist. De gevorderde kosten voor trainingspak dienen te worden gematigd. De gevorderde kosten voor Airpods en fysiotherapie dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu zij onvoldoende zijn onderbouwd en ook een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Ten aanzien van de vordering tot immateriële schade heeft de verdediging afwijzing verzocht, omdat de gestelde lichamelijke en psychische klachten onvoldoende zijn onderbouwd.
Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering (gedeeltelijk) zal worden toegewezen. Het hof zal zijn overwegingen ten aanzien van de verschillende schadeposten hieronder achtereenvolgens bespreken.
Materiële schade
Kosten voeding
Het hof zal de gevorderde kosten voor voeding afwijzen, omdat het rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de kosten van voeding ontbreekt.
Kosten pijnstilling en persoonlijke verzorging
Het hof zal de gevorderde kosten voor pijnstilling en persoonlijke verzorging toewijzen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte.
Kosten zonnebril met UV-bescherming
Het hof zal de gevorderde kosten voor een zonnebril met UV-bescherming deels toewijzen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is genoegzaam komen vast te staan dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden als gevolg van het handelen van de verdachte, waardoor hij tevens een hersenschudding heeft opgelopen. Het hof zal, nu een schriftelijke onderbouwing van het gehele gevorderde bedrag ontbreekt, de geleden schade ter zake de zonnebril met UV-bescherming op € 250,00 stellen.
Kosten eigen risico ziektekostenverzekering
Het hof zal de gevorderde kosten voor eigen risico ziektekostenverzekering toewijzen, ook nu deze post niet door de verdediging is betwist.
Kosten trainingspak en Airpods
Het hof zal de gevorderde kosten voor het trainingspak en de Airpods toewijzen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Het hof zal de geleden schade voor trainingspak en Airpods op respectievelijk € 100,00 en € 150,00 stellen.
Kosten fysiotherapie
Het hof zal de gevorderde kosten voor fysiotherapie toewijzen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte.
Immateriële schade
De begroting van immateriële schade geschiedt naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, alsmede, in geval van letselschade, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van het slachtoffer.
Blijkens de in hoger beroep ingediende vordering en de ter terechtzitting gegeven toelichting door de advocaat van de benadeelde partij is gebleken dat deze als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het bewezenverklaarde heeft grote gevolgen gehad voor de benadeelde partij. Hij heeft onder meer PTSS aan het bewezenverklaarde overgehouden en heeft hier EMDR-therapie voor moeten volgen. Het hof is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 6.000,00. Het overige deel van de gevorderde immateriële schade zal het hof afwijzen, omdat dit de grenzen van de billijkheid te buiten gaat.
Conclusie
De vordering van de benadeelde partij zal voor een totaalbedrag van € 7.706,12, bestaande uit € 1.706,12 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade worden toegewezen. De verdachte is voor deze schade hoofdelijk aansprakelijk. Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ingetreden, te weten 9 mei 2021.
De verdachte is op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek samen met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk voor de schade en dus tot vergoeding daarvan gehouden, behalve voor zover de schade al door de mededader(s) is vergoed.
Het hof zal daarbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 55, 63, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd van twee jaren zal melden bij Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder ambulante behandeling zal stellen bij een forensische poliklinische instelling, nader te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.706,12 (zevenduizend zevenhonderdzes euro en twaalf cent) bestaande uit € 1.706,12 (duizend zevenhonderdzes euro en twaalf cent) materiële schade en € 6.000,00 (zesduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij1] , ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 7.706,12 (zevenduizend zevenhonderdzes euro en twaalf cent) bestaande uit € 1.706,12 (duizend zevenhonderdzes euro en twaalf cent) materiële schade en € 6.000,00 (zesduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 73 ( drieënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 9 mei 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. W.S. Ludwig en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. T.M.A.D. de Lanoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 mei 2023.
Mr. M. van der Horst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]