ECLI:NL:GHAMS:2023:1793

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
23-000270-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en seksuele uitbuiting in Amsterdam met betrekking tot twee benadeelden

Op 25 juli 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een strafzaak over mensenhandel en seksuele uitbuiting. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1971, die beschuldigd werd van het uitbuiten van twee vrouwen, [benadeelde] en [benadeelde 2], in de periode van 1 december 2021 tot en met 5 juli 2022. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis van de rechtbank Amsterdam, dat op 18 januari 2023 werd uitgesproken. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 11 juli 2023 en het onderzoek in eerste aanleg.

De tenlastelegging omvatte verschillende feiten van dwang, geweld en misbruik van een kwetsbare positie, waarbij de verdachte de benadeelden heeft gedwongen tot prostitutie en hen onder druk heeft gezet door middel van bedreigingen en geweld. De verdachte heeft de vrouwen in een kwetsbare situatie gebracht, wetende dat zij dakloos en verslaafd waren aan drugs. Het hof heeft de verklaringen van de benadeelden en getuigen gewogen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de uitbuiting van [benadeelde], maar dat de uitbuiting van [benadeelde 2] wel bewezen kon worden.

Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, maar heeft hem schuldig bevonden aan het tweede feit van mensenhandel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan [benadeelde 2] van € 2.500,00 voor immateriële schade, terwijl de vordering van [benadeelde] niet-ontvankelijk is verklaard. Het hof heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000270-23
datum uitspraak: 25 juli 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-147445-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 juli 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en hetgeen de verdachte, zijn raadsman en de gemachtigden van de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 december 2021 tot en met
11 juni 2022 te Amsterdam en/of Waddinxveen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, een ander,
te weten [benadeelde] (geboren [geboortedag 1] 1995) (telkens)
door dwang, geweld of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [benadeelde] heeft, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1)
en/of heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4)
en/of heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [benadeelde] met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9)
en/of (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde] (artikel 273f lid 1 sub 6)
waarbij die dwang en/of dat geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of dreiging met een of meer andere feitelijkheden en/of die afpersing en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat voordeel trekken heeft/hebben bestaan uit:
- het op de hoogte zijn van het gegeven dat die [benadeelde] uit een instelling was weggelopen en/of werd gezocht door de politie en/of verslaafd was (aan harddrugs) en/of
- het (in strijd met de waarheid) tegenover die [benadeelde] doen voorkomen dat zij een liefdesrelatie hadden en/of vanuit die vermeende liefdesrelatie aan die [benadeelde] beloven te trouwen en/of kinderen te krijgen en/of
- het zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze te uiten tegen die [benadeelde] en/of
- het geven van verdovende middelen (onder meer heroïne en/of cocaïne) aan die [benadeelde] en/of het betalen voor en/of regelen van de verdovende middelen van die [benadeelde] en/of
- het (vanuit die vermeende liefdesrelatie en/of door het hiervoor genoemde zich jegens die [benadeelde] uiten op boze en/of agressieve en/of (anderszins)dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze) die [benadeelde] ertoe bewegen om (onbeschermde) seks met hem, verdachte, te hebben en/of
- het dwingen van die [benadeelde] om prostitutiewerkzaamheden uit te voeren (door dwingend en/of dreigend op haar in te praten) en/of
- het denigrerend (laten) behandelen van die [benadeelde] (onder meer door etensresten en/of andere goederen naar haar te (laten) gooien) en/of
- het (laten) uitschelden van die [benadeelde] (onder meer met de woorden “kankerhoer” en/of “slet” en/of “je bent niets waard”) en/of
- het één of meermalen (met kracht) slaan van die [benadeelde] en/of
- het brengen en/of houden van die [benadeelde] in een positie waar zij niet over haar eigen financiële middelen kon beschikken en/of waarbij voornoemde "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het laten verblijven van die [benadeelde] in de woning van zijn, verdachtes, moeder en/of het onderbrengen van die [benadeelde] in de woning van zijn, verdachtes, medeverdachte op het adres [adres] en/of het ter beschikking laten stellen van die woning aan [adres] als werkplek (voor prostitutiewerkzaamheden van die [benadeelde] ) en/of
- het regelen van één of meerdere prostitutieafspraken (klanten) en/of de daarvoor te betalen bedragen en/of
- het bepalen wanneer en/of hoe vaak die [benadeelde] prostitutiewerkzaamheden diende te verrichtten (onder andere door op die [benadeelde] in te praten) en/of
- die [benadeelde] de prostitutiewerkzaamheden laten verrichten zonder condoom en/of
- ( een groot deel van) het geld dat die [benadeelde] verdiende met haar prostitutiewerkzaamheden te ontvangen en/of af te pakken;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni 2022 tot en met 5 juli 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, een ander,
te weten [benadeelde 2] (geboren [geboortedag 2] 1999)
(telkens) door dwang, geweld of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [benadeelde 2] heeft, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1)
en/of heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4)
en/of heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [benadeelde 2] met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9)
en/of (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde 2] (artikel 273f lid 1 sub 6) waarbij die dwang en/of dat geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of dreiging met een of meer andere feitelijkheden en/of die afpersing en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat voordeel trekken heeft/hebben bestaan uit:
- het op de hoogte zijn van het gegeven dat die [benadeelde 2] dakloos was en/of verslaafd was (aan harddrugs) en/of
- het (in strijd met de waarheid) tegenover die [benadeelde 2] doen voorkomen dat hij, verdachte, een liefdesrelatie met haar was aangegaan en/of (aldus) een stabiel en rustig leven voor haar ging regelen en/of die [benadeelde 2] aan een huis kon helpen en/of
- het zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze te uiten tegen die [benadeelde 2] en/of
- het dwingen van die [benadeelde 2] om prostitutiewerkzaamheden uit te voeren (door dwingend en/of dreigend op haar in te praten) en/of
- het één of meermalen (met kracht) slaan van die [benadeelde 2] en/of
- het brengen en/of houden van die [benadeelde 2] in een positie waar zij niet over haar eigen financiële middelen kon beschikken en/of waarbij voornoemde "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het onderbrengen van die [benadeelde 2] in de woning van zijn, verdachtes, mededader aan [adres] en/of het ter beschikking laten stellen van die woning aan [adres] als werkplek (voor prostitutiewerkzaamheden van die [benadeelde 2] ) en/of
- het regelen van één of meerdere prostitutieafspraken (klanten) en/of de daarvoor te betalen bedragen en/of
- het bepalen wanneer en/of hoe vaak die [benadeelde 2] prostitutiewerkzaamheden diende te verrichtten (onder andere door op die [benadeelde 2] in te praten) en/of
- ( een groot deel van) het geld dat die [benadeelde 2] verdiende met haar prostitutiewerkzaamheden te ontvangen en/of af te pakken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof:
- met betrekking tot feit 1 tot een andere beslissing over de bewijsvraag en de vordering van de benadeelde partij,
- met betrekking tot feit 2 tot een enigszins andere bewezenverklaring en
- tot een andere strafoplegging
komt dan de rechtbank.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Standpunt verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Met betrekking tot feit 1 heeft hij aangevoerd dat het hof op basis van alle gepresenteerde bewijsmiddelen niet de overtuiging kan bekomen dat de verdachte de intentie heeft gehad [benadeelde] uit te buiten dan wel druk of dwang heeft toegepast gericht op die uitbuiting. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat er sprake was van de in de tenlastelegging feitelijk omschreven handelingen en dwangmiddelen en/of dat de verdachte het oogmerk van uitbuiting van [benadeelde 2] had. Voorts geldt dat vanuit de context en de achtergrond van de relatie tussen de verdachte en [benadeelde 2] niet de overtuiging kan worden bekomen dat de verdachte schuldig is aan mensenhandel ten aanzien van [benadeelde 2] .
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde.
Oordeel van het hof
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit ( [benadeelde] )
Op 11 juni 2022 werd [benadeelde] aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] aan [adres] in Amsterdam. Zij zat verstopt achter een struik in de tuin en verkeerde in een verwarde en emotionele toestand. In de woning was onder andere de verdachte aanwezig. In de eerste contacten van [benadeelde] met de verbalisanten verklaarde zij dat zij seks moest hebben met mannen in de woning van [medeverdachte 1] en dat de verdachte deze mannen regelde en dat zij het geld dat zij hiermee verdiende af moest geven aan de verdachte. Verder verklaarde [benadeelde] dat de verdachte boos werd op haar als zij te weinig geld vroeg voor de seksuele diensten en dat hij haar ook weleens een harde klap in het gezicht had gegeven. Ook verklaarde ze dat de verdachte drugs voor haar haalde als ze niet met mannen naar bed wilde gaan, zodat ze weer zou meewerken.
In het verhoor bij de rechter-commissaris verklaarde [benadeelde] dat ze niet gedwongen werd om zich te prostitueren en dat zij zelf aan anderen vroeg of zij klanten voor haar wilden regelen. Met de verdiensten kon zij dan voorzien in haar drugsverslaving. [benadeelde] verklaarde verder dat zij geld bij de verdachte in bewaring gaf, omdat ze het anders uitgaf aan drugs, maar dat hij het geld aan haar teruggaf zodra zij daarom vroeg. Ze verklaarde voorts dat de verdachte haar nooit mishandeld heeft en dat ze een romantische relatie met elkaar hadden.
Het hof neemt in acht dat [benadeelde] voorafgaand aan haar verblijf in de woning van [medeverdachte 1] was weggelopen uit een instelling waar zij verbleef op grond van een rechterlijke machtiging en dat zij werd aangetroffen in een ernstig verwarde toestand. Gelet op de omstandigheid dat [benadeelde] een zeer kwetsbare en verwarde vrouw is en gelet op haar in de tijd wisselende en soms intern strijdige verklaringen, ziet het hof aanleiding om behoedzaamheid te betrachten bij de weging en waardering van haar verklaringen. Dit brengt met zich dat er, voor zover er wordt uitgegaan van de belastende onderdelen van die verklaringen, aanvullende eisen aan het steunbewijs dienen te worden gesteld.
Bij requisitoir heeft de advocaat-generaal als steunbewijs gepresenteerd dat de verklaringen van [benadeelde 2] en [benadeelde] ten aanzien van de handelwijze van de verdachte op essentiële delen overeenkomen. Daarnaast heeft de advocaat-generaal in dit kader gewezen op de verklaring van [medeverdachte 1] , dat [benadeelde] door de verdachte naar de woning van [medeverdachte 1] is gebracht, en op het sms-bericht van [benadeelde] aan de verdachte waarin zij vraagt of de klant ook morgen kan komen. Het hof stelt vast dat de verklaringen van [benadeelde] en [medeverdachte 1] op relevante punten verschillen, terwijl de verdachte van meet af aan heeft ontkend [benadeelde] seksueel te hebben uitgebuit. Daar komt bij dat [benadeelde] ook ten aanzien van [medeverdachte 1] belastend heeft verklaard, zodat ook de weging van zijn verklaringen noopt tot extra behoedzaamheid. Het voorgaande brengt met zich dat de verklaringen van [benadeelde] en [medeverdachte 1] elkaar over en weer onvoldoende ondersteunen ten aanzien van de kern van het verwijt, te weten de uitbuiting van [benadeelde] door de verdachte en/of [medeverdachte 1] . Het hof stelt voorts vast dat de verklaring van [medeverdachte 1] ten aanzien van het afstaan van geld door [benadeelde] aan de verdachte niet op eigen waarnemingen van de getuige, maar op een aanname berust, zodat dit deel van die verklaring, niet aan het bewijs van het tenlastegelegde kan bijdragen. Hetgeen resteert is, ook in onderlinge samenhang bezien met de door de advocaat-generaal naar voren gebrachte bewijsmiddelen, onvoldoende om te komen tot de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid dat sprake is geweest van uitbuiting van [benadeelde] door de verdachte. De verdachte zal van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Seksuele uitbuiting van [benadeelde 2] (feit 2)
Bij de aanhouding van [medeverdachte 1] op 5 juli 2022 in de woning aan [adres] in Amsterdam troffen verbalisanten [benadeelde 2] aan. [benadeelde 2] heeft verklaard dat de verdachte haar hulp had aangeboden en dat de verdachte haar naar de woning van [medeverdachte 1] heeft gebracht. Zij verklaarde dat de verdachte mannen voor haar regelde met wie zij seks moest hebben en dat zij de helft van het geld dat ze daarmee verdiende moest afgeven aan de verdachte. Verder heeft zij verklaard dat zij erg bang was voor de verdachte en dat hij haar ook eens heeft geslagen en dat hij haar kleineerde. Ook heeft ze verklaard dat de verdachte veel drugs aan haar gaf.
De verklaring van [benadeelde 2] wordt op relevante punten ondersteund door andere bewijsmiddelen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de verdachte twee mannen had meegenomen met wie [benadeelde 2] seks moest hebben en dat de verdachte vond dat hij daar geld voor moest krijgen. [getuige 1] heeft verklaard dat [benadeelde 2] hem toen een Whatsapp-bericht heeft gestuurd dat ze daar weg wilde. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [benadeelde 2] bang was voor de verdachte en haar om hulp heeft gevraagd. [getuige 2] heeft ook verklaard dat de verdachte geld van [benadeelde 2] wilde hebben en dat de verdachte [benadeelde 2] daarover dreigend had gebeld, waarna [getuige 2] de telefoon had overgenomen en eveneens dreigend werd toegesproken door de verdachte. Op 30 juni 2022 heeft de verdachte een spraakbericht gestuurd aan [benadeelde 2] , waarin hij op een dwingende toon eiste dat [benadeelde 2] geld aan de verdachte gaf. In een telefoongesprek van 29 juni 2022 om 23:37 uur vertelde de verdachte aan [naam 2] over een mooie jonge Marokkaanse meid met wie de verdachte naar eigen zeggen zelf ook seks had. De verdachte eindigde het gesprek met dat hij haar, [benadeelde 2] , zou gaan bellen. In een telefoongesprek van 29 juni 2022 om 23:41 uur vertelde de verdachte aan [benadeelde 2] dat hij iemand voor haar had en dat zij van diegene “
twee barkies gaat trekken”(het hof begrijpt: € 200,00) en dat één barkie (het hof begrijpt: € 100,00) voor de verdachte was. Om 00:26 uur belde de verdachte weer met [naam 2] en zei dat het meisje aan het wachten was en dat de verdachte haar bij [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) had gebracht. De verdachte zei vervolgens: “
Ik control haar. Je weet hoe toch. Jij en ik hebben toch al samen gewerkt man. Jij weet precies wat ik bedoel. Als je wil mag die broer van je wel meekomen. Ze is mooi, ze is een jonge meid. Ze is niet oud, ze is jong, strakke heup, gezicht ook strak. Jong, superjong, jong vlees, mals vlees.”[naam 2] sloot het gesprek af met de mededeling dat hij en zijn broer eraan kwamen. Op 30 juni 2022 om 04:14 uur belde de verdachte [benadeelde 2] op en zei hij haar op dreigende toon dat hij “
die doekoe”(het hof begrijpt: dat geld) moest krijgen en dat als ze het geld niet aan hem gaf, ze een groot probleem had. De verdachte zei: “
Dan ga je zien wie ik ben. Nu ga je zien dat ik boos ben. Ik ga je kaolobek schoppen. Dan moet je er nu vandoor vertrekken.”Op 26 juni 2022 stuurde de verdachte een spraakbericht naar [naam 1] , waarin hij [benadeelde 2] aanprees. De verdachte zei: “
Ik heb vrouw voor jou. Man ik moet doekoe verdienen als ik een vrouw voor je regel. Niks gaat voor niks. Ze is een mooie vrouw. Is echt sexy man, lekkere kutje man. Die kutje is ook zacht. Denk er aan, ik zoek die vrouwen en ik moet wel verdienen.”
Mensenhandel is gericht op uitbuiting. In relatie tot de seksindustrie spreken de wetgever en de Hoge Raad van een uitbuitingssituatie, indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de verdachte het oogmerk had op de uitbuiting van [benadeelde 2] en dat zij in een uitbuitingssituatie verkeerde. De hiervoor genoemde en in de bewijsmiddelen opgenomen telefoongesprekken, die voor wat betreft de intentie van de verdachte niet alleen door de verklaring van [benadeelde 2] , maar ook die van [getuige 1] en [getuige 2] worden ondersteund, spreken in dit verband boekdelen. De verdachte wist dat [benadeelde 2] dakloos en drugsverslaafd, én aldus kwetsbaar was. In die situatie heeft hij haar in de woning van [medeverdachte 1] gehuisvest en vervolgens door dwang, geweld, dreiging met geweld en door misbruik van die kwetsbare positie betaalde seks met mannen laten hebben, terwijl zij het geld dat ze daarmee verdiende deels moest afstaan aan de verdachte. Op grond van het voorgaande acht het hof de ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van [benadeelde 2] bewezen. De verklaring van de verdachte dat hij enkel klanten voor [benadeelde 2] regelde zodat zij haar schuld ten aanzien van het gebruiken van de door hem aan [benadeelde 2] geleverde drugs kon voldoen (waarbij in het midden kan blijven of een dergelijke situatie aan bewezenverklaring in de weg zou staan), schuift het hof – gelet op het voorgaande – als onaannemelijk terzijde.
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bijlage bij dit arrest.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 15 juni 2022 tot en met 5 juli 2022 te Amsterdam, een ander, te weten [benadeelde 2] (geboren [geboortedag 2] 1999),
door dwang, geweld en door dreiging met geweld dan wel door misbruik van een kwetsbare positie heeft gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting;
en heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [benadeelde 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard;
en heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [benadeelde 2] met of voor een derde tegen betaling
en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde 2] waarbij die dwang en dat geweld en die dreiging met geweld en dat misbruik van een kwetsbare positie en dat voordeel trekken heeft bestaan uit:
- het op de hoogte zijn van het gegeven dat die [benadeelde 2] dakloos was en/of verslaafd was (aan harddrugs) en
- het zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en overheersende en denigrerende toon/wijze te uiten tegen die [benadeelde 2] en
- het (met kracht) slaan van die [benadeelde 2] en
en waarbij voornoemde: “enige handeling” heeft bestaan uit:
- het onderbrengen van die [benadeelde 2] in de woning aan [adres] en
- het regelen van prostitutieafspraken en
- ( een deel van) het geld dat die [benadeelde 2] verdiende met haar prostitutiewerkzaamheden te ontvangen.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage bij dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Mensenhandel, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en dagbesteding en een proeftijd van drie jaren.
De raadsman heeft verzocht bij oplegging van een straf rekening te houden met de persoon van de verdachte. De verdachte is licht verstandelijk beperkt en is zodoende net als het slachtoffer iemand met psychische problematiek en geen typische loverboy. Bij een veroordeling voor het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman verzocht om een gevangenisstraf van een maand op te leggen gelet op het eenmalige karakter van het feit en de omstandigheid dat niet is vast komen te staan dat sprake is geweest van enige verdienste.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het uitbuiten van een kwetsbare vrouw. De verdachte wist bij de ontmoeting dat het slachtoffer veel problemen had en in plaats van haar bescherming te bieden, heeft hij haar naar de woning van [medeverdachte 1] gebracht waar zij seksuele diensten tegen betaling moest verrichten en dwong hij haar het geld aan hem af te staan. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het kwetsbare slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten in het algemeen een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeurde kunnen ondervinden. De verdachte heeft er op geen enkele wijze blijk van gegeven zich bewust te zijn van de ernst van zijn gedragingen en de gevolgen daarvan.
Uit het reclasseringsrapport en de PJ-rapportage volgt dat de verdachte diverse problemen heeft, waaronder een licht verstandelijke beperking. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor reclasseringscontact, omdat de verdachte daar in het verleden niet aan heeft willen meewerken. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte eveneens gesteld geen inmenging in zijn leven te willen van de reclassering.
Het hof heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor seksuele uitbuiting, als bedoeld in art. 273f, lid 1 sub 4, Sr, onder categorie II een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden genoemd. Het hof acht deze categorie van toepassing, omdat sprake is van licht geweld. In beginsel zou een dergelijke straf passend en geboden zijn. Het hof houdt echter in strafmatigende zin rekening met de omstandigheid dat sprake is van een korte pleegperiode en een beperkte opbrengst. Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden passend en geboden. Het hof ziet geen aanleiding de straf in (deels) voorwaardelijke vorm op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

In de woning van de moeder van de verdachte is een telefoon van het merk Huawei en € 1.130,00 in beslag genomen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat deze voorwerpen hem toebehoren. Blijkens mededeling van de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep is ten aanzien van de telefoon reeds een last tot teruggave gegeven, zodat ten aanzien van dit voorwerp niet langer een te nemen beslissing voorligt.
Het hof zal de teruggave van het geldbedrag aan de verdachte gelasten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 39.960,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 23.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak en subsidiair om matiging van de vordering.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks
immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk
Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding
van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit
geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarbij is sprake van meer dan een enkel psychisch
onbehagen of een zich gekwetst voelen. Namens de benadeelde partij is omschreven welke
psychische gevolgen het handelen van de verdachte voor haar heeft gehad. Dat zij dit niet met
concrete gegevens heeft onderbouwd staat in dit geval niet aan toewijzing van de vordering
in de weg. Immers, het behoeft geen uitleg dat de seksuele uitbuiting, gelet op de aard van het delict en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, een traumatische periode voor haar moet zijn geweest, zodat er evident sprake is van een aantasting in de persoon.
Aldus is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van € 1.130,00.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 5 juli 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. R.M. Steinhaus en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van
mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 juli 2023.
mrs. Mijnsberge en Bordenga zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.