ECLI:NL:GHAMS:2023:1774

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
23-000881-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van hennep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 718 hennepplanten in zijn woning. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 29 oktober 2020. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 27 januari 2022 en 6 juli 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte het telen en aanwezig hebben van hennepplanten, waarbij de verdachte werd beschuldigd van medeplegen. Het hof oordeelde dat er geen onherstelbaar vormverzuim was, omdat de machtiging tot binnentreden was verleend op basis van een redelijk vermoeden van schuld. Het hof concludeerde dat de hennepplanten zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden, wat leidde tot de bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De verdachte werd vrijgesproken van het telen en bewerken van de hennep, maar het hof achtte de verdachte wel strafbaar voor het aanwezig hebben van de hennepplanten. De opgelegde straf bestond uit een taakstraf van 160 uren, met een voorwaardelijk deel, en de verdachte kreeg geen gevangenisstraf opgelegd, mede vanwege persoonlijke omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000881-21
datum uitspraak: 20 juli 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 oktober 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-023958-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1971,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 januari 2022 en 6 juli 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres02] ), 718 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 24 januari 2020 te Amsterdam met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres02] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 718 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 24 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van een gevoerd verweer over de rechtmatigheid binnentreding woning

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de startinformatie zo summier was dat op basis daarvan niet redelijkerwijs objectief vermoed kon worden dat een overtreding van de Opiumwet werd gepleegd. De hulpofficier van Justitie had op basis daarvan de machtiging tot binnentreden niet mogen verlenen. Het gevolg daarvan moet zijn dat het resultaat dat uit het binnentreden voortvloeit (het aantreffen van de hennepkwekerij) van het bewijs moet worden uitgesloten. Dan resteert slechts de bekennende verklaring van de verdachte en daarmee wordt niet voldaan aan het bewijsminimum. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Ten tijde van het binnentreden van de woning was er, anders dan de verdediging stelt, sprake van een redelijk vermoeden van schuld. Daarvoor zijn de volgende omstandigheden van belang. Op 24 januari 2020 heeft de fraudespecialist van netbeheerder Liander de politie gebeld met de mededeling dat bij een netmeting aan de [adres02] te Amsterdam, de toenmalige woning van de verdachte, is gebleken dat die woning een verhoogd stroomgebruik had. Het stroomgebruik is normaliter 3 à 4 ampère en de woning van de verdachte verbruikte 60 ampère. De verbalisant zag in de politiesystemen dat de ex-partner van de verdachte eerder had verklaard dat de verdachte in de oude (gezamenlijke) woning goederen aanwezig had die gebruikt kunnen worden bij een hennepkwekerij. Vervolgens is verbalisant [verbalisant01] samen met de fraudespecialist van Liander naar de flat gegaan om te kijken in de (afzonderlijk) bij de betreffende woning behorende meterkast. Bij inspectie van de meter constateerde de fraudespecialist dat sprake was van diefstal van stroom. Ondanks dat meerdere keren op de deur van de woning is geklopt werd er niet opengedaan. Drie dagen later, op 27 januari 2020, is de politie binnengetreden in de woning op basis van een machtiging en troffen zij een in werking zijnde hennepkwekerij aan.

Medeplegen

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid, omdat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking voor wat betreft het telen, bereiden, verwerken of bewerken van de hennep. De verdediging heeft zich subsidiair bij dit standpunt aangesloten.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het telen, bereiden, verwerken of bewerken van de hennep of het medeplegen daarvan. Aan de verdachte wordt onder primair echter ook impliciet subsidiair (voor het geval voor het telen, bereiden, verwerken of bewerken geen veroordeling volgt) ten laste gelegd dat de verdachte de hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het hof is van oordeel dat sprake is van het medeplegen van aanwezig hebben, omdat de hennepplanten zich in de machtssfeer bevonden van de verdachte. Dit betekent dat het hof bewezen vindt dat de verdachte de hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad. Onder deze omstandigheden komt het hof niet toe aan een beoordeling van het subsidiair tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
primairtenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 januari 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderenopzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres02] , 718 hennepplanten.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden weergegeven in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, waarvan 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest.
De verdediging heeft verzocht – onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – om bij een bewezenverklaring geen gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het, samen met ander(en), opzettelijk aanwezig hebben van 718 hennepplanten in zijn woning. Door aldus te handelen heeft de verdachte de handel in hennep in stand gehouden. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de gebruikers en het gebruik hiervan is bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande andere vormen van criminaliteit.
Het hof heeft gelet op de straf die in soortgelijke gevallen vaak worden opgelegd en die zijn beschreven in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt een taakstraf voor de duur van 180 uren genoemd en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Het hof heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Inforsa van 22 juni 2023 en van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting zijn toegelicht. Daaruit blijkt dat de verdachte doende is zijn leven opnieuw op te bouwen en dat hij zijn drugsgebruik onder controle lijkt te hebben. Daarnaast houdt het hof rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. In deze procedure heeft de verdachte op 7 april 2021 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst op 20 juli 2023 arrest. Daarmee is de redelijke termijn bij de behandeling in hoger beroep met 2,5 maanden overschreden.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat afgeweken moet worden van de oriëntatiepunten. Vanwege de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal de straf gematigd worden en gelet op de overschrijding van de redelijke termijn komt het hof tot een andere strafsoort en -modaliteit, in die zin dat er geen voorwaardelijk gevangenisstraf opgelegd zal worden, maar uitsluitend een taakstraf waarvan een deel voorwaardelijk.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. R.P. den Otter en mr. D. Radder, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch en B. Appelman, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juli 2023.
mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.