ECLI:NL:GHAMS:2023:1770

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
23-002018-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal in vereniging met onrechtmatige aanhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 30 juni 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1990, werd beschuldigd van diefstal in vereniging van 676,1 kilogram metaal- en koperwaren, die toebehoorden aan een benadeelde partij. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van de politierechter. Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 juli 2023 heeft het hof de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. De verdachte was op 20 juni 2021 samen met een medeverdachte in een auto aangetroffen, die mogelijk betrokken was bij mobiel banditisme. De verbalisanten hebben de auto gecontroleerd en zagen in de kofferbak verschillende puinzakken met vermoedelijk gestolen goederen. Het hof oordeelde dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig was en dat er voldoende bewijs was voor de diefstal. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002018-21
datum uitspraak: 20 juli 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-162937-21 tegen:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1990,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juli 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw
naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 20 juni 2021 te Tubbergen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 676,1 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid, metaal- en/of koperwaren (koppelstukken, kranen en/of buizen), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof – anders dan de politierechter – komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Bewijsoverweging
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier blijkt dat de verbalisanten de puinzakken onrechtmatig hebben doorzocht. Hetgeen is opgeschreven in het aanvullende proces-verbaal kan niet kloppen. De verdachte is onrechtmatig aangehouden en dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting. De verdachte dient bij gebrek aan resterend bewijs te worden vrijgesproken.
Het hof stelt op basis van de dossierstukken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op zondag 20 juni 2021 omstreeks 6.05 uur zien verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] een doorgezakte Kia Sorento rijden. Op het moment dat de verbalisanten de Kia passeren krijgen zij een melding van de Automatic Number Plate Recognition, waarin staat dat dit voertuig mogelijk betrokken is bij mobiel banditisme en dat de identiteit van de inzittenden dient te worden vastgesteld. De verbalisanten hebben de auto een stopteken gegeven ‘ter controle’. Het hof vat deze controle op als de uitoefening van de controlebevoegdheid uit artikel 160, eerste en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, op basis waarvan de verbalisanten bevoegd waren het stopteken te geven en aan de verdachte, die als bijrijder in de auto zat, en de medeverdachte, de bestuurder van de auto, een identificatiebewijs te vragen. Tijdens het gesprek met de medeverdachte ziet één van de verbalisanten diverse witte zakken achterin het voertuig liggen. Desgevraagd krijgt de verbalisant toestemming om in de kofferbak te kijken. Hier ziet hij dat er meerdere witte puinzakken in de laadruimte liggen en dat in deze puinzakken metaal en koper zit. Uit het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 14 juli 2021 blijkt dat de verbalisanten de Kia niet hebben doorzocht om vast te stellen wat er in de witte zakken zat, maar dat er uit één van de puinzakken een voorwerp steekt dat door de verbalisanten wordt herkend als een koperen leiding. De verbalisanten concluderen op basis hiervan dat er in de witte puinzakken vermoedelijk een grote hoeveelheid metaal en koper zit. Niet is aannemelijk geworden dat een doorzoeking heeft plaatsgevonden. De verbalisanten nemen verder waar dat de kleding van de verdachte en de medeverdachte zeiknat is en dat de schoenen en broek van de verdachte onder de modder zitten. Het hof is van oordeel dat de verbalisanten op basis van deze feiten en omstandigheden tot een redelijk vermoeden van schuld konden komen en dat daarom sprake is geweest van een rechtmatige aanhouding. Het hof heeft geen aanknopingspunten om te twijfelen aan hetgeen de verbalisanten in de processen-verbaal hebben gerelateerd.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en zijn medeverdachte 676,1 kilogram aan metaal- en koperwaren hebben weggenomen van het terrein van [benadeelde01] te Tubbergen. Het hof acht het tenlastegelegde daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Het hof zal de verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde braak en verbreking. Het hof vindt dat hier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor is.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 20 juni 2021 te Tubbergen tezamen en in vereniging met een ander 676,1 kilogram metaal- en koperwaren (koppelstukken, kranen en buizen) die aan [benadeelde01] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden weergegeven in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal door met zijn mededader in te sluipen op een bedrijventerrein en daar vervolgens ruim 676 kilogram metalen en koperen koppelstukken, kranen en buizen weg te nemen, ter waarde van ruim 3800 euro. Diefstal is een ergerlijk feit. Met zijn handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar van het koper en metaal en overlast berokkend aan de eigenaar.
Het hof heeft bij de strafoplegging verder gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij het hof ook de straffen in aanmerking heeft genomen die worden opgelegd voor diefstallen uit een bedrijfspand en ladingdiefstal.
Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 mei 2023 blijkt verder dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten. Het hof weegt dit bij de strafoplegging mee in het nadeel van de verdachte.
Het hof is onder deze omstandigheden van oordeel dat de straf die de advocaat-generaal heeft geëist onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01] B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 30.000,00. De vordering is door de politierechter niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is – overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de verdediging – van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 stuk bestelauto (Omschrijving: G6017358, [kenteken01] , merk: Kia, chassisnr: [nummer01] ).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01] B.V.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde01] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Jansen en B. Appelman, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juli 2023.
mr. Van Asperen de Boer-Delescen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]