In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 30 juni 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1990, werd beschuldigd van diefstal in vereniging van 676,1 kilogram metaal- en koperwaren, die toebehoorden aan een benadeelde partij. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van de politierechter. Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 juli 2023 heeft het hof de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. De verdachte was op 20 juni 2021 samen met een medeverdachte in een auto aangetroffen, die mogelijk betrokken was bij mobiel banditisme. De verbalisanten hebben de auto gecontroleerd en zagen in de kofferbak verschillende puinzakken met vermoedelijk gestolen goederen. Het hof oordeelde dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig was en dat er voldoende bewijs was voor de diefstal. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.