ECLI:NL:GHAMS:2023:1746
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Herstel van gezag en omgangsregeling in een familiezakenprocedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om haar gezag over haar minderjarige dochter [minderjarige 1] te herstellen en om de omgangsregeling te wijzigen. De moeder, die in eerste aanleg haar verzoek tot herstel van gezag had ingediend, stelde dat zij nu in staat is om [minderjarige 1] te verzorgen en op te voeden, en dat de redenen voor de eerdere gezagsbeëindiging niet meer van toepassing zijn. De moeder heeft in de afgelopen jaren hard gewerkt aan haar persoonlijke ontwikkeling en heeft hulp geaccepteerd. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats] en de Raad voor de Kinderbescherming hebben echter betoogd dat herstel van het gezag niet in het belang van [minderjarige 1] is, die sinds haar uithuisplaatsing in 2016 bij pleegouders woont en daar goed gedijt.
Het hof heeft vastgesteld dat [minderjarige 1] sinds haar uithuisplaatsing veel heeft meegemaakt en dat het in haar belang is om stabiliteit en continuïteit in haar opvoedsituatie te waarborgen. Het hof heeft de verzoeken van de moeder tot herstel van het gezag en het verzoek om een proefplaatsing van [minderjarige 1] bij haar afgewezen. De moeder had ook verzocht om een onderzoek door de Raad naar de gezagskwestie, maar het hof oordeelde dat het voldoende voorgelicht was en geen aanleiding zag voor een dergelijk onderzoek.
Daarnaast heeft het hof in incidenteel hoger beroep de omgangsregeling tussen de moeder en [minderjarige 1] gewijzigd, waarbij is bepaald dat de omgang plaatsvindt in de regio [plaats B]. Het hof heeft de verzoeken van Jeugdbescherming om de omgangsfrequentie te wijzigen en om te bepalen dat een omgangsmoment bij annulering niet hoeft te worden ingehaald, afgewezen. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.