ECLI:NL:GHAMS:2023:1743

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
200.326.381/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van drie kinderen in het kader van de Jeugdwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de uithuisplaatsing van drie kinderen, [kind 1], [kind 2] en [kind 3]. De moeder van de kinderen, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, verzocht om de kinderen weer bij haar te laten wonen. De kinderrechter had op 6 maart 2023 de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verlengd tot 21 september 2023, wat de moeder niet kon accepteren. De GI, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, was van mening dat de kinderen niet bij de moeder konden wonen en dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk was.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juni 2023, waarbij de moeder via videoverbinding deelnam, werd de situatie van de kinderen besproken. De moeder had de zorg voor de kinderen, maar er waren ernstige zorgen over haar opvoedvaardigheden en de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie. De kinderen hadden trauma's en gedragsproblemen, en de GI en de Raad voor de Kinderbescherming adviseerden om de uithuisplaatsing te verlengen. Het hof oordeelde dat de kinderen nu niet terug naar de moeder konden, gezien de ernst van de situatie en de noodzaak voor stabiliteit in hun behandeling.

Het hof bekrachtigde de beslissing van de kinderrechter en verlengde de uithuisplaatsing van de kinderen, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De beslissing werd genomen in het kader van de Jeugdwet, waarbij de rechter de mogelijkheid heeft om de uithuisplaatsing te verlengen indien dit noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.326.381/01
zaaknummer rechtbank: C/15/335539 / JU RK 23-46
beschikking van de meervoudige kamer van 18 juli 2023 in de zaak van
[de moeder],
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D.E. Post te Heerhugowaard,
en
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te [plaats B] , locatie [gemeente] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Het hof heeft als belanghebbenden aangemerkt:
- [kind 1] , geboren [in] 2012 op [plaats C] (hierna: [kind 1] ),
- [kind 2] , geboren [in] 2014 op [plaats C] (hierna: [kind 2] ), en
- [kind 3] , geboren [in] 2017 te [plaats D ] (hierna: [kind 3] ).
In de procedure had een adviserende rol:
Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over de verlenging van de uithuisplaatsing van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] (hierna: de kinderen).
1.2
De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft op 6 maart 2023 de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verlengd tot 21 september 2023 (hierna: de bestreden beschikking). De moeder is het daar niet mee eens. Zij wil dat de kinderen, en in elk geval [kind 3] , weer bij haar komen wonen. De GI is het wel eens met de verlenging, omdat de GI vindt dat de kinderen niet meer bij de moeder kunnen wonen en moeten opgroeien op de plekken waar ze nu wonen. Het hof oordeelt dat de verlenging noodzakelijk is en legt hierna uit waarom.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 25 april 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 6 maart 2023.
2.2
De GI heeft op 23 mei 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3.
Het hof heeft daarnaast het volgende stuk ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 1 juni 2023 met bijlage,
- een e-mail van de zijde van de GI van 2 juni 2023 met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 5 juni 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de moeder,
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsvoogd en een gedragswetenschapper;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk.
De moeder nam via een videoverbinding deel aan de zitting.

3.De feiten

3.1
De moeder heeft het gezag over de kinderen.
De vader van [kind 1] en [kind 2] is overleden. [kind 3] heeft geen (fysiek) contact met haar vader.
3.2
Op 21 april 2017 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI. Dit heeft tot 2020 geduurd. [kind 1] en [kind 2] zijn in die periode ook tweeëneenhalf jaar uit huis geplaatst geweest.
3.3
De kinderen zijn op 16 december 2021 opnieuw (voorlopig) onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is (voor het laatst) verlengd tot 7 maart 2024 in de beschikking van 6 maart 2023. De moeder heeft geen hoger beroep ingesteld tegen dat deel van de beschikking.
3.4
De kinderrechter heeft op 30 december 2021 een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een 24-uurs crisisopvang verleend. De kinderrechter heeft vervolgens op 7 maart 2022 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 7 maart 2023.
3.5
[kind 1] is sinds 15 april 2023 woonachtig op een kleinschalige woonvoorziening van [gezinshuis 1] . [kind 2] en [kind 3] wonen sinds december 2021 binnen het gezinshuis van [gezinshuis 2] .

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 21 september 2023. De GI had verzocht om een verlenging voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de beslissing met betrekking tot het overige deel van het verzochte aangehouden tot een zitting in september 2023.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing af te wijzen, zodat de kinderen per direct worden teruggeplaatst bij de moeder.
4.3
De GI heeft mondeling ter zitting verzocht om de besteden beschikking te bekrachtigen en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te verlengen, zoals de kinderrechter heeft gedaan.

5.De motivering van de beslissing

Juridisch kader
5.1
Uit artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de kinderrechter de gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek kan machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Uit artikel 1:265b, tweede lid, BW volgt dat de kinderrechter de duur telkens met ten hoogste een jaar kan verlengen op verzoek van de gecertificeerde instelling.
Standpunten en advies
5.2
De moeder wil dat de kinderen bij haar worden geplaatst, omdat zij – met de ondersteuning van Komunazorg – een veilige opvoedsituatie aan de kinderen kan bieden. De reden voor de uithuisplaatsing van de kinderen was dat er onduidelijkheid zou zijn over de draagkracht, leerbaarheid en opvoedvaardigheden van de moeder. Inmiddels heeft Komunazorg vanaf november 2022 de omgang tussen de moeder en de kinderen begeleid. Uit de omgangsverslagen blijkt dat de moeder liefdevol met de kinderen omgaat, dat zij goed op hen reageert, dat zij groei laat zien en gemotiveerd is om te leren. De door de GI gestelde onduidelijkheid rechtvaardigt de uithuisplaatsing niet meer, zeker niet wat [kind 3] betreft, aldus de moeder.
5.3
De GI wil dat de uithuisplaatsing wordt verlengd. Vanwege de lange hulpverleningsgeschiedenis, de persoonlijke problematiek van de moeder, de trauma’s bij de kinderen, de complexe opvoedvraag voor de kinderen, de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen op lange termijn en de beperkte opvoedvaardigheden van de moeder kunnen de kinderen niet bij de moeder wonen. De GI heeft al met de moeder en de kinderen besproken dat de kinderen niet bij de moeder zullen opgroeien. Na de eerdere terugplaatsing van [kind 1] en [kind 2] ging het niet goed met de kinderen. Een nieuwe terugplaatsing zou voor de kinderen erg stressvol zijn en hun gedragsproblemen verergeren, aldus de GI.
5.4
De raad adviseert de uithuisplaatsing te verlengen. De kinderen hebben trauma’s en specifieke opvoedvragen. Het is nog niet duidelijk in hoeverre de moeder kan bieden wat de kinderen nodig hebben. De kinderen lijken op de plek waar ze nu wonen wel te krijgen wat ze nodig hebben.
Beoordeling door het hof
5.5
De kinderen zijn eind 2021 met spoed uit huis geplaatst vanwege ernstige zorgen over hun veiligheid in de thuissituatie bij de moeder. De moeder gebruikte fysiek geweld en bij de kinderen werd letsel geconstateerd. Het lukte de moeder niet om goed emotioneel aan te sluiten bij de kinderen en de moeder was overgegaan tot lijfstraffen. [kind 1] en [kind 2] zijn in 2019 al eerder uit huis geplaatst, omdat het toen ook niet veilig was bij de moeder.
5.6
Nadat de kinderen uit huis waren geplaatst, bleken zij elk eigen gedragsproblemen te hebben. [kind 1] kon niet in het gezinshuis van [gezinshuis 2] blijven, onder meer omdat zij agressief was naar andere kinderen. Daarna is [kind 1] vaak overgeplaatst en is lang gezocht naar een passende plek voor haar. Op verschillende plekken was zij agressief naar andere kinderen en naar de volwassenen die voor haar moesten zorgen. Inmiddels gaat het beter met haar, maar er blijven veel zorgen over haar gedrag. [kind 1] kan moeilijk omgaan met autoriteit. Ook laat [kind 1] seksueel overschrijdend gedrag zien. Haar behandelaars zien tekenen van trauma- en hechtingsproblematiek en dissociatie gedrag.
[kind 2] kan ook erg boos worden en fysiek agressief worden. Haar behandelaars hebben een post-traumatische stressstoornis vastgesteld: ze heeft last van herbelevingen en dissociatief gedrag, laat veel vermijding zien, is verhoogd prikkelbaar en is voortdurend op haar hoede. Ook [kind 2] heeft seksueel overschrijdend gedrag laten zien.
[kind 3] raakt bij spanning extreem in zichzelf gekeerd. Bij grote spanning kan [kind 3] last krijgen van braken. Als zij boos is, kan ze agressief gedrag laten zien door bijvoorbeeld een begeleider te schoppen. Ook bij [kind 3] is de diagnose post-traumatische stressstoornis gesteld.
5.7
[kind 1] krijgt sinds november 2022 speltherapie, als voorloper op traumabehandeling. [kind 2] en [kind 3] ontvangen sinds januari 2023 traumabehandeling. Om de behandeling te laten slagen is het belangrijk dat er momenteel zo min mogelijk verandert voor de kinderen. Daardoor wordt de omgang met de moeder op dit moment niet uitgebreid.
5.8
De kinderen hebben begeleide omgang met de moeder. Uit de verslagen van de begeleide omgang blijkt dat de moeder liefdevol met de kinderen omgaat en dat de kinderen het fijn lijken te vinden om bij de moeder te zijn en bijvoorbeeld dichtbij haar te zitten. De moeder laat ook vooruitgang zien in de omgang met de kinderen door bijvoorbeeld meer structuur te bieden. Er zijn echter ook nog punten die beter kunnen: de moeder vindt het lastig om in te gaan op dingen die de kinderen vertellen en praat niet over emoties, gevoelens of gedachten. Ook kan de moeder wel grenzen consequent handhaven, maar nog niet goed uitleggen waarom iets niet mag.
5.9
Het hof komt tot de conclusie dat de kinderen nu niet terug naar de moeder kunnen. De kinderen hebben veel meegemaakt, waaronder fysieke mishandeling door de moeder. Zij vertonen alle drie gedragsproblemen en kampen met trauma’s. Deze problemen vragen veel van een opvoeder. Zij hebben opvoeders nodig die daar goed mee om kunnen gaan. De moeder was in het verleden niet goed in staat om de kinderen op te voeden en in de omgang met de kinderen vindt zij sommige dingen nog steeds erg lastig. Bovendien is het vanwege de (trauma)behandeling van de kinderen belangrijk dat er op dit moment zo min mogelijk verandert. Een terugplaatsing naar de moeder zou daarom negatieve gevolgen hebben voor de behandeling, terwijl de kinderen die behandeling wel hard nodig hebben. Het hof is daarom net als de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing voor alle drie de kinderen moet worden verlengd.

6.De beslissing

Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. M.T. Hoogland en mr. M. Groenleer, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 18 juli 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.