Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
28 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
2.Vonnis waarvan beroep
- de in hoger beroep gevoerde verweren van de verdediging (voor zover niet reeds of onvoldoende in het vonnis besproken) zal bespreken en daarbij de bewijsmiddelen zal aanpassen en aanvullen in nadere bewijsoverwegingen;
- een nadere overweging zal opnemen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
- een beslissing zal nemen ten aanzien van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
3.Nadere bewijsoverwegingen
- op pagina 5 van het vonnis is de tekst opgenomen:
- het gedeelte van de tekst die op pagina 7 van het vonnis met voetnoot 5 is opgenomen en die luidt:
- ten aanzien van het in hoger beroep gevoerde verweer omtrent de vrijwilligheid van de (ondergane) seksuele handelingen van de aangeefster overweegt het hof aanvullend dat uit het dossier weliswaar zou kunnen worden opgemaakt dat de aangeefster voorafgaand aan de tenlastegelegde feiten bereid was om seksuele handelingen te verrichten in ruil voor verdovende middelen, maar dat allerminst is gebleken dat de aangeefster dit ook daadwerkelijk om die reden heeft gedaan. Dit is voor de bewezenverklaring ook niet relevant, nu op basis van de bewijsmiddelen is gebleken dat de aangeefster zich heeft verzet tegen de seksuele handelingen die bij haar zijn verricht en er geweld op haar is toegepast, zodat van enige vrijwilligheid tijdens de seksuele handelingen geen sprake was;
- het hof overweegt tot slot dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep uiterst wisselend heeft verklaard en dat zijn verklaringen op punten onderling tegenstrijdig en in strijd met andere bewijsmiddelen zijn, met name betreffende de vraag of en waar de verdachte en de aangeefster elkaar hebben aangeraakt – tegenover de aangetroffen biologische sporen –, zodat het hof de verklaringen van de verdachte betreffende de gang van zaken op 21 september 2019 in de woning op de [adres01] als ongeloofwaardig terzijde schuift.
stillsvan de camerabeelden in het dossier en de onvoldoende duidelijke en zekere beschrijving van zijn herkenning door verbalisant [verbalisant01] . Het DNA op het glas dat in de tas van aangeefster zou zijn aangetroffen betreft een mengprofiel; bovendien is een glas een verplaatsbaar voorwerp zodat, mede gezien het tijdsverloop voordat het glas werd veiliggesteld, niet zonder meer van een daderspoor sprake is. Subsidiair is aangevoerd dat het dossier onvoldoende steunbewijs biedt voor de verklaringen van de aangeefster.
- het bewijsmiddel dat in het vonnis met voetnoot 20 is opgenomen en de daarbij horende tekst worden uit de overweging van de rechtbank geschrapt;
- aan de overweging die op pagina 15 van het vonnis ten aanzien van de herkenning van de verdachte is opgenomen, voegt het hof het volgende toe:
- aan de overweging die op pagina 15 van het vonnis ten aanzien van de herkenning van de verdachte is opgenomen, voegt het hof het volgende toe:
stillsin het dossier slecht van kwaliteit zijn, zodat de herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant01] onbetrouwbaar is. Het hof verwerpt het verweer en overweegt dat verbalisant [verbalisant01] in zijn aanvullende proces-verbaal van bevindingen – in het vonnis opgenomen met voetnoot 22 – heeft gerelateerd dat hij de camerabeelden heeft bekeken dat hij daarvan vier
stillsheeft gemaakt, die hij in het eerdere proces-verbaal van bevindingen – in het vonnis opgenomen met voetnoot 21 – heeft opgenomen. Verbalisant [verbalisant01] heeft in zijn processen-verbaal voldoende specifiek aangegeven op welke aspecten hij de herkenning baseerde. Daarbij is van belang dat [verbalisant01] heeft verklaard de verdachte te hebben aangesproken ter controle op een moment voorafgaand aan zijn waarneming en bestudering van de (bewegende) camerabeelden. Wat er zij van de kwaliteit van de
stillsdie uiteindelijk in het dossier zijn opgenomen, op basis van hetgeen de verbalisant over de herkenning op de camerabeelden heeft gerelateerd ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze herkenning.’
3.Oplegging van straf
1 februari 2013 voor onder andere zeer ernstig geweldsdelicten (namelijk poging tot doodslag en poging tot doodslag, meermalen gepleegd) onherroepelijk veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf. Dit weegt het hof in het nadeel van de verdachte mee.
6.Beslissing over de voorlopige hechtenis
gevangenisstrafvoor de duur van
51 (eenenvijftig) maanden.
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 juli 2023.