ECLI:NL:GHAMS:2023:164
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om omgang op grond van artikel 1:377e BW in een familiezakenprocedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek om omgang tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder een omgangsregeling die door de rechtbank was vastgesteld, maar deze was beëindigd na een eerdere beschikking van 12 mei 2021. De rechtbank had toen geoordeeld dat de vader, die gediagnosticeerd is met paranoïde schizofrenie, niet in staat was om een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden. De vader verzocht het hof om de eerdere beschikking te vernietigen en een nieuwe omgangsregeling vast te stellen, waarbij hij één keer per veertien dagen omgang met de kinderen zou hebben.
De vrouw, verweerster in hoger beroep, verzet zich tegen het verzoek van de vader en stelt dat contact met de vader schadelijk is voor de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in het verleden geadviseerd om geen omgangsregeling vast te stellen, gezien de psychische problemen van de vader en de weerstand van de kinderen tegen contact met hem. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de standpunten van beide partijen gehoord, evenals de adviezen van de Raad.
Het hof heeft geconcludeerd dat de omstandigheden ten opzichte van de eerdere beschikking niet zodanig zijn gewijzigd dat een omgangsregeling kan worden vastgesteld. De vader heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zijn psychische toestand is verbeterd. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het verzoek van de vader om omgang is afgewezen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die momenteel beter functioneren zonder contact met de vader.