ECLI:NL:GHAMS:2023:164

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
200.315.301/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om omgang op grond van artikel 1:377e BW in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek om omgang tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder een omgangsregeling die door de rechtbank was vastgesteld, maar deze was beëindigd na een eerdere beschikking van 12 mei 2021. De rechtbank had toen geoordeeld dat de vader, die gediagnosticeerd is met paranoïde schizofrenie, niet in staat was om een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden. De vader verzocht het hof om de eerdere beschikking te vernietigen en een nieuwe omgangsregeling vast te stellen, waarbij hij één keer per veertien dagen omgang met de kinderen zou hebben.

De vrouw, verweerster in hoger beroep, verzet zich tegen het verzoek van de vader en stelt dat contact met de vader schadelijk is voor de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in het verleden geadviseerd om geen omgangsregeling vast te stellen, gezien de psychische problemen van de vader en de weerstand van de kinderen tegen contact met hem. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de standpunten van beide partijen gehoord, evenals de adviezen van de Raad.

Het hof heeft geconcludeerd dat de omstandigheden ten opzichte van de eerdere beschikking niet zodanig zijn gewijzigd dat een omgangsregeling kan worden vastgesteld. De vader heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zijn psychische toestand is verbeterd. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het verzoek van de vader om omgang is afgewezen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die momenteel beter functioneren zonder contact met de vader.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.315.301/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/324542 / FA RK 22-349
Beschikking van de meervoudige kamer van 31 januari 2023 inzake
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M.J. Meijer te Haarlem,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. L.H.M. van Rosendaal te Eindhoven.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank), van 29 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij het hof zijn de volgende stukken ingekomen:
- het beroepschrift van de man, op 20 juli 2022;
- het verweerschrift van de vrouw, op 15 november 2022.
2.2
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met [minderjarige 1] gesproken. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven. De aanwezigen hebben gelegenheid gehad daarop te reageren.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 19 december 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de advocaat van de man;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld door de heer F. Sayid, tolk in de Koerdische taal;
- de man en de raad zijn, hoewel correct opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de man en de vrouw zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2009 te [plaats B] ;
- [minderjarige 2] , [in] 2015 te [plaats B] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).
3.2
Bij beschikking van 26 juli 2017 heeft de rechtbank een omgangsregeling bepaald waarbij [minderjarige 1] elke woensdag van 13:00 uur tot 17:00 uur en [minderjarige 2] elke woensdag van 13:00 uur tot 15:00 uur bij de man verblijft.
3.3
Bij beschikking van 12 mei 2021 van de rechtbank is het gezamenlijk gezag van partijen beëindigd en bepaald dat de vrouw alleen het gezag over de kinderen toekomt. Bij deze beschikking is de omgangsregeling waarbij de kinderen elke woensdagmiddag bij de man verbleven beëindigd. De raad heeft in die procedure onderzoek verricht en op 10 november 2020 schriftelijk gerapporteerd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de man een omgangsregeling te bepalen waarbij hij één keer per veertien dagen van zaterdag 10:00 uur tot zondag 18:00 uur voor het avondeten omgang heeft met de kinderen, afgewezen.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, in goede justitie een omgangsregeling te bepalen tussen de man en de kinderen.
4.3
De vrouw verzoekt het hoger beroep van de man ongegrond te verklaren en, naar het hof begrijpt, de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Standpunten van partijen
5.2
De man betoogt dat zijn verzoek tot het treffen van een omgangregeling door de rechtbank ten onrechte is afgewezen. Hoewel hij van 2016 tot en met juni 2021 meerdere psychoses heeft gehad, is hij momenteel stabieler. De man heeft hulp gevonden voor zijn psychoses en er is een crisissignaleringsplan opgesteld waar de man op kan terugvallen. Daarnaast staat de man open voor medicatie als dat nodig is. Uit de overgelegde verklaringen van zijn psychiater blijkt dat hij nu geen psychose heeft en goed samenwerkt met het FACT team.
De man betwist dat hij zich niet om zijn kinderen bekommert of dat hij een gevaar voor hen vormt. Het klopt dat de man in het verleden een langere periode niets van zich liet horen, maar dat was in de tijd dat hij geen behandeling kreeg en geen medicatie nam. Die situatie is nu anders. De man en de kinderen lijden onder het feit dat zij elkaar niet zien. Het doet hem pijn om de kinderen niet te mogen zien of niet te mogen groeten op straat. Het is schadelijk voor hun ontwikkeling dat zij geen omgang hebben met hem. De kans op ouderonthechting wordt daarmee met de dag groter. Het is in het belang van de kinderen om stapsgewijs begeleide omgang op te starten.
5.3
De vrouw betoogt dat geen omgangregeling tussen de man en de kinderen moet worden bepaald. De vrouw vindt contact tussen de kinderen en de man belangrijk, mits dit in het belang van de kinderen is. De raad heeft in november 2020 geadviseerd het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling af te wijzen. De man is bekend met psychiatrische problematiek. Uit het raadsrapport blijkt dat de man in Duitsland in 2017 en 2019 in een kliniek is opgenomen alwaar de diagnose waanstoornis en paranoïde schizofrenie zou zijn gesteld. In maart 2020 heeft de man de huisarts bezocht wegens psychische problemen. Daarnaast is sprake geweest van fysiek en verbaal geweld van de man tegen de vrouw en de kinderen. De kinderen hebben enorme weerstand tegen contact met de man. Zij willen geen omgang of contact met hem. Sinds zij geen contact meer hebben ontwikkelen zij zich beter en ervaren zij meer rust. Het ontbreekt de man aan zelfinzicht. Door de rechtbank is terecht overwogen dat er geen sprake is van een structurele, positieve verandering. Het is onduidelijk of de man op dit moment medicatie gebruikt en de man erkent bovendien dat de stappen die hij zet klein zijn. Contactherstel zal de kinderen op dit moment alleen maar schaden. De man heeft in het verleden meerdere psychoses gehad. Er kan niet zomaar van worden uitgegaan dat de man geen psychoses meer krijgt. De risico’s voor het welzijn en de ontwikkeling van de kinderen is te groot op het moment dat het contact met de man wordt hersteld. De vrouw begrijpt dat de man eronder lijdt dat hij geen contact heeft met de kinderen maar het uitgangspunt bij de beoordeling is het belang van de kinderen, aldus de vrouw.
Beoordeling hof
5.4
Aan het hof ligt voor de vraag of de situatie ten opzichte van de beschikking van 12 mei 2021, waarbij de omgang tussen de man en de kinderen beëindigd is, dusdanig is gewijzigd dat de omgang tussen de man en de kinderen hervat kan worden. De rechtbank oordeelde in r.o. 5.6 van voormelde beschikking als volgt:
“De rechtbank neemt over de conclusies en het deskundigenadvies van de Raad van 10 november 2020. Uit dat Raadsrapport blijkt dat de kinderen door gebeurtenissen in het verleden en de onvoorspelbaarheid van de vader geen veilige hechtingsrelatie met hem hebben kunnen opbouwen. De vader – die gediagnosticeerd is met paranoïde schizofrenie – lijkt onvoldoende inzicht en inlevingsvermogen te hebben om af te stemmen op hun behoeftes. Onduidelijk is verder in hoeverre dit gelet op zijn psychische gesteldheid van hem verwacht kan worden. De vader kan de kinderen, vanwege zijn pedagogische onmacht en onvermogen bij hen aan te sluiten, op dit moment niet voorzien van een veilige, stabiele opvoedomgeving. Hij is daarnaast niet bereid de zorgen te bespreken, te reflecteren op zijn handelen en dit in het belang van de kinderen aan te passen. De kinderen voelen zich bij hem onveilig en geven aan geen contact of omgang met hem te willen. Met de Raad ziet de rechtbank daarom nu geen mogelijkheid voor omgang. De verwachting is dat contactherstel op dit moment de relatie tussen vader en kinderen nog verder zou beschadigen, waarmee dit ernstig nadeel zou opleveren voor de ontwikkeling van de kinderen.”
5.5
De man heeft in de onderhavige procedure gesteld dat zijn psychische situatie gestabiliseerd is ten opzichte van de periode voorafgaand aan de beschikking van 12 mei 2021, waardoor hij thans wel in staat is om voor de kinderen te zorgen.
Het hof oordeelt dat de man deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. De man heeft geen recente objectieve gegevens overgelegd van (behandelend) artsen of andere behandelaars waaruit dit volgt. Uit de door de man overgelegde stukken, die het hof hierna zal bespreken, blijkt naar het oordeel van het hof dat de psychische gesteldheid van de man zeer wisselend is. De man is gediagnosticeerd met paranoïde schizofrenie. Uit het door de man overgelegde tussentijds bericht van de behandelaars ( [X] en [Y] ) van de man van het FACT Castricum (Parnassia Noord Holland B.V.) aan de huisarts van 16 september 2021 blijkt dat de man tussen 2016 en juni 2021 vier keer is opgenomen in Duitsland in verband met een psychotisch toestandsbeeld met achterdocht en vergiftigingswanen. Zijn eerste psychose duurde langer dan zes maanden. Uit dit bericht volgt ook dat de man in 2021 langdurige periodes had waarin hij zich afzonderde en niets van zich liet horen. Tevens wordt beschreven dat de man waarschijnlijk geen ziektebesef meer heeft zodra een psychose begint.
Uit de e-mail van 5 januari 2022 van [Y] voornoemd volgt dat de man er toen voor koos om geen medicatie te gebruiken in verband met de bijwerkingen. Hij maakte een stabiele indruk. De man had wel medicatie in huis die hij kon gebruiken, aldus [Y] . Uit een eerder bericht van 16 september 2021, blijkt dat de voorgeschreven medicatie echter te laag was om een psychose te voorkomen. De man heeft een brief van 18 maart 2022 van zijn psychiater [X] en casemanager [Y] overgelegd waarin een citaat is opgenomen uit een rapportage over een gesprek tussen Parnassia en de man van 18 februari 2022, waaruit blijkt dat een psychose op dat moment niet aan te tonen was, maar ook niet volledig viel uit te sluiten.
De meest recente brief van zijn psychiater dateert van 31 mei 2022. Hierin staat het navolgende vermeld ‘… Er is nu geen sprake van een psychose en [de man] is goed in de samenwerking met het FACT team. Hij staat open voor medicatie mocht dit nodig zijn in de toekomst. (…) Dhr. laat weten dat hij destijds (toen beoordeeld werd dat hij geen contact meer met zijn kinderen mocht hebben) niet in goede doen was, en dat hij kort daarna opgenomen werd vanwege een psychose.(...)’ Deze informatie is inmiddels gedateerd nu dit de situatie van ruim zes maanden geleden betreft en niets zegt over de toestand waarin de man thans verkeert. Uit de overgelegde hiervoor besproken verklaringen van de behandelaars is gebleken dat het psychische toestandsbeeld van de man in de afgelopen jaren niet stabiel en zeer wisselend was, waarbij betere periodes werden afgewisseld met periodes waarin psychoses voorkwamen.
Het hof is gelet op het voorgaande, met de vrouw van oordeel dat uit deze stukken geen structurele, positieve verandering in de (psychische) gesteldheid van de man blijkt. Het hof betrekt daarbij tevens de omstandigheid dat ter zitting is gebleken dat de advocaat van de man al twee maanden geen contact met de man kan krijgen, terwijl hij wel over zijn contactgegevens beschikt, de man niet ter zitting is verschenen en dat de man [minderjarige 1] op straat naroept terwijl [minderjarige 1] dit vervelend vindt. Hieruit blijkt dat de man zich niet realiseert en niet invoelt wat het voor de kinderen betekent als hij onverwacht buiten luidkeels contact met hen zoekt. Dat hij nu wel in staat zou zijn om tegemoet te komen aan hun ontwikkelingsbelangen en kan aansluiten bij hun behoeftes is gelet op het voorgaande dan ook niet gebleken.
5.6
De man heeft om een nieuw raadsonderzoek verzocht. Het hof ziet naar aanleiding van de door de man aangevoerde feiten en omstandigheden onvoldoende redenen om een nieuw raadsonderzoek te gelasten en betrekt daarbij ook de onrust die dat bij de kinderen zou veroorzaken.
Gelet op het voorgaande concludeert het hof dat de omstandigheden met betrekking tot de man niet zodanig zijn gewijzigd, dat een omgangsregeling vastgesteld zou kunnen worden. De bestreden beschikking zal daarom worden bekrachtigd.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Jonkers, mr. M.T. Hoogland en mr. G.W. Brands-Bottema, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 31 januari 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.